pa
i y
V
218 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909.
13. De ontwerp-gemeentebegrooting, dienst 1910
(bijlagen nos. 1 van 1910 en 27 en 29 van 1909).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De lieer De Jong wil beginnen met te doen op
merken, dat er in het sectierapport eene onjuistheid
voorkomt. Er staat n.l.„een lid der eerste sectio
„deelde mede dat bij een bezoek door hem gebracht
„aan het Stads-Armenhuis, hem de gelegenheid niet
„was aangeboden inzage te krijgen van de lijst der
„vaste bedeelden."
Spreker heeft echter gezegd dat hij in den loop
van den zomer aan Burgemeester en Wethouders
heeft verzocht het Armenhuis te mogen bezien en
bovendien om hunne medewerking te willen verleenen,
dat hem een afschrift werd ter hand gesteld van de
lijst der vaste bedeelden. Verder heeft spreker medege
deeld, dat het eerste verzoek hem is toegestaan, maar
dat Burgemeester en Wethouders, die anders altijd
bereidwillig meewerken tot het verkrijgen van in
lichtingen, hem hebben medegedeeld, hunne mede
werking inzake het tweede verzoek niet te willen
verleenen
le. omdat een raadslid geen belang kan hebben
bij inzage der bedeeldenlijst, omdat op de bedeeling
door het gemeentebestuur niet kan worden geïnfluen
ceerd daar dit is overgelaten aan het burgerlijk arm
bestuur, in casu de Stads-Armenkamer
2e. omdat mededeeling der namen van de vaste
bedeelden voor velen hunner onaangenaam zou kunnen
zijn en door hen niet gewenscht wordt.
Alvorens de argumenten van Burgemeester en Wet
houders te bespreken wijst spreker er op dat de zaak
feitelijk zoo staat
De begrooting der Stads-Armenkamer is onder
worpen aan de goedkeuring van den Baad. In de
gemeentebegrooting komt een post voorsubsidie
aan de Stads-Armenkamer 37,000.Nu meent
spreker dat het van het grootste belang, ja noodza
kelijk is, dat de Baad voldoende gegevens heeft om
over dezen post te kunnen oordeelen, want de Baad
moet kunnen controleeren hoe het subsidie wordt
besteed. Hij moet desnoods een onderzoek kunnen
instellen bij de bedeelden, om te kunnen zien wat
zij krijgen en noodig hebbeu, om te kunnen beoor-
deelen of misschien verhooging of verlaging van dezen
post noodig is. Zonder inzage der bedeeldenlijst gaat
dat niet. Al mag het waar zijn wat in de sectie
is opgemerkt dat niemand de voogden kan dwingen
bedoelde lijsten over te leggen, spreker is van oordeel,
dat de billijkheid meebrengt, dat zij den wensch van
den Baad eerbiedigen, wanneer iuzage van de lijsten
wordt gevraagd.
Wat de argumenten van Burgemeester en Wet
houders aangaat, het is waar dat volgens artikel 22
der Armenwet de burgerlijke armbesturen op de aan
vragen om bedeeliDg beschikken, zonder dat er beroep
is. Direct kan hierop dus door don Baad niet worden
geïufluenceerd. Indirect echter kan hij dit wel degelijk,
omdat aan hem is de benoeming der voogden. Het
wil er bij spreker niet in dat, als b.v. de Baad van
oordeel was, dat de bedeeling moest worden verhoogd
en het benoodigde bedrag toestond, de voogden dezen
wensch van don Baad eenvoudig naast zich zouden
neerleggen. Al was dit echter zoo dan nog heeft de
Baad invloed op do benoeming der voogden en daar
door indirect op do bedeeling.
Wat nu het tweede argument van Burgemeester en
Wethouders betreft, dat n.l. mededeeling van de
namen der bedeelden aan derden niet door hen wordt
gewenscht, dit argument snijdt geen hout.
Ten eerste is die gevoeligheid ten opzichte der
bedeelden wol wat vreemd, waar wij kunnen zien in
de IJpe Brouwerssteeg, dat de stakkers die bedeeld
worden, daar staan opeengehoopt, voor ieders gezicht,
niet ongelijk aan een kudde vee die op het voederen
wacht.
Ten tweede wordt zelfs in het gemeenteverslag
bladz. 238 in het verslag der Armenkamer, geteekend
door den Voorzitter en den Secretaris dezer instelling,
den naam van een bedeelde genoemd, terwijl er bij
wordt gemeld dat de man schuld had, welke hij door
de Armenkamer wenschte betaald te zien enz. Boven
dien worden bij de rekening der Armenkamer eenige
namen genoemd van personen, die bedeeling ont
vingen in den vorm van reisgeld. Waar dus zelfs in
het openbaar namen worden genoemd door de voogden
zelf, kan het tweede argument van Burgemeester en
Wethouders gerust gezocht worden genoemd.
Spreker concludeert dat de Baad voor eene goede
beoordeeling van den post„subsidie aan de Stads-
Armenkamer" inzage van de bedoelde lijst noodig
heeft en dat er geen practische bezwaren zijn. Spreker
heeft daarom de eer het volgende voorstel te doen
„De Baad verzoekt het college van Voogden der
Stads-Armenkamer in het vervolg bij de rekening
der Stads-Armenkamer de bedeeldenlijsten over te
leggen."
Spreker wil het aan de beoordeeling van den Voor
zitter overlaten of het nu de tijd hiervoor is of bij
den betrekkelijken post
De Voorzitter interrumpeert den heer de Jong en
doet hem opmerken dat hij zijn voorstel morgen kan
indienen als een voorstel vreemd aan de orde van
den dag, waarna de Baad kan beslissen of hij het
in overweging wenscht te nemen. Spreker zou echter
liever zien dat de heer de Jong, zoodra er eene reke
ning en verantwoording van de Voogden ter goed
keuring aan den Baad werd aangeboden, te dezer
zake een uitspraak uitlokte. Met de begrooting heeft
deze zaak niets uitstaande.
De heer de Jong antwoordt dat de Baad dan toch
nu wel de wenschelijkheid kan uitspreken, dat de
lijsten zullen worden overlegd.
De Voorzitter wil het voorstel van den heer de
Jong behandelen als een voorstel, vreemd aan
de orde van den dag. Dan kan de Baad, overeen
komstig het Beglement van Orde, beslissen of bij het
in overweging wenscht te nemen, waarna het, hetzij
direct hetzij later, kan worden behandeld. Het voor
stel blijft buiten de begrooting.
De heer do Jong herinnert zich thans niet precies
wat het Beglement van Orde voorschrijft, maar meent
dat een voorstel, door een raadslid bij algemeene
beschouwingen gedaan, moet worden behandeld.
Spreker vervolgt, dat hij, waar hij nu de Armen
zorg in onze gemeente gaat bespreken, voorop stelt,
dat de behandeling hier niet zooveel slechter is dan
elders. Er zijn echter enkele euvelen, waarop spre
ker de aandacht wenscht te vestigen en die z. i. zoo
spoedig mogelijk moeten verdwijnen.
Die euvelen zijn
1°. dat het den verpleegden in het Armenhuis
slechts is toegestaan, uit te gaan op Donderdag- en
Zondagnamiddag.
Dit keurt spreker af. Vooral in den zomer moesten
die menschen veel meer in de gelegenheid worden
gesteld om te genieten van de vrije natuur en van
de gezelligheid der stad. De verpleging in het Armen
huis gaat tengevolge van deze bepaling gelijken op het
gevangenisleven, dat op misdadigers wordt toegepast;
2°. dat op de uren, dat de bedeeling plaats vindt,
de armen in de buurt voor of in het lokaal elkander
verdringen en gelijk een kudde vee moeten staan
wachten op hunne portie. Dit is voor tal van hen
T WSSt. A
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1909. 219
eene zeer onaangename positie. Deze manier van
bedeeling is zoo hard en vernederend, dat men wel
bijna verhongerd moet zijn om dit te willen onder
gaan. Het doel van de armenzorg moet zijn de armen
op te heffen uit de misère. Op deze manier echter
wordt alle eergevoel er uitgehaald en worden zij nog
meer terneergedrukt in hun ellende. Spreker acht
het noodig dat zooals b.v. te Amsterdam ge
schiedt de bedeeling thuis wordt bezorgd;
3°. dat de gehuwde lieden, als zij in het Armhuis
komen, worden gescheiden.
Toen verleden jaar de rekening der Stads-Armen
kamer werd behandeld heeft de heer G. W. Koop-
mans, met een beroep op het bekende alle minsken
bin myn broaren, gezegd dat aan dezen toestand een
einde moest komen, en dat het niet opgaat die men
schen van elkander te scheiden. Spreker heeft toen
de opmerking van den heer Koopmans ondersteund.
Wat wil toch die scheiding zeggen Twee oude
menschen melden zich noodgedwongen aan om te
worden opgenomen in het Armenhuis. Zij komen
binnen en worden gescheiden. Hij komt in de man
nen-, zij in de vrouwenafdeeling. Welk een grievend
leed moet dat voor die oude stakkers zijn. Zoo ooit,
dan blijkt hieruit, hoe laag in de kringen, die deze
bepaling in het leven riepen, wordt neergezien op
de arme, waar men zelfs de meening is toegedaan
dat armoede deze zware straf verdient. Dit is trou
wens niets nieuws. Maar al te vaak wordt de arme
beschouwd als een lastpost, die men wel niet moet
laten verhongeren, doch die toch in diepe vernede
ring zijn schamele bete broods moet eten. De arme
wordt gewoonlijk in de kringen der meergegoeden
beschouwd als een schuldige, die zelf de oorzaak is
van zijne ellende.
Deze opvatting, even wreed als onjuist, bestond
bij hen die de armenhuizen hebben opgericht en der
gelijke bepalingen maakten. Zooals blijkt uit de
behandeling der armen bestaat die meening ook bij
verschillende gemeenteraden en burgerlijke armbe
sturen De sociaal-democraten stellen daartegenover,
dat het groote leger der armen wordt gevormd door
de inrichting der maatschappij, waar enkelen leven
in verfijnde weelde terwijl anderen, die de groote
meerderheid vormen, veelal ellende lijden, waarbij aan
den eenen kant millioenen worden opgestapeld, terwijl
bij de groote schare van het volk zoo dikwijls gebrek
is aan het allernoodigste. Dit stelsel, dat tengevolge
heeft, dat het grootste deel te kampen heeft met
lange werkdagen, lage loonen, slechto woningtoestan
den enz., maakt dat zij, die het minste weerstands
vermogen hebben, die het slechtst zijn toegerust in
den strijd om het bestaan, de weduwen en weezen,
de gebrekkigen, de invaliden, in zulk een toestand
vervallen, dat zij armlastig worden. Niet een schul
dige is dus in het algemeen de arme, maar een on
gelukkige, een slachtoffer van een wreed stelsel. De
armen moeten dan ook worden behandeld als onge
lukkige medemenschon. Bepalingen als deze, waar
door de gehuwden worden gescheiden, noemt spreker
een schande.
In de Memorie van Antwoord leest spreker, dat
Burgemeester en Wethouders indertijd den wensch,
geuit in de raadsvergadering, overbrachten aan de
voogden der Stads-Armenkamer. Het antwoord van
dit college is thans bij do stukken overgelegd en dit
heeft Burgemeester en Wethouders geen aanleiding
gegeven alsnog nadere stappen te doen. Met belang
stelling heeft spreker kennis genomen van dit ant
woord en hij zal er een enkele aanhaling uit doen
De voogden zeggen
„hoe sympathiek ons zijn denkbeeld om gehuwde
„lieden niet te scheiden ook is, meenen wij toch dat
„dit voor het Armenhuis te Leeuwarden practische
„bezwaren moet hebben, daar het een geheele ver
andering in den bestaanden toestand zou teweeg
„brengen.
„Het Armenhuis is niet op eene dusdanige verple
nging ingericht, de geheele bouw is berekend op eene
„gezamenlijke huisvesting en verpleging van mannen
„en vrouwen in groote zalen, beiden geheel van elkan-
„der gescheiden. Voor verpleging van gehuwde
„lieden is geen plaats. Werd hiertoe overgegaan dan
„zouden afzonderlijke vertrekken voor' hen moeten
„worden gebouwd, waarvan de mogelijkheid, als van
„technischen aard, buiten onze beoordeeling ligt.
„Wij betwijfelen echter of de aard der bevolking
„van het Armenhuis eene zoodanige wijziging wel
„wenschelijk zou maken. Zij, die hierin worden opge
komen, zullen voor het meerendeel behooren tot de
„laagste klasse der maatschappij, wier moreel gevoel
„is verstompt en waarvan enkelen dit misschien nooit
„hebben gekend. Voor hen zal eene scheiding niet
„van overwegende beteekenis zijn."
Spreker constateert dat de voogden geen practische
bezwaren opperen. Zij kunnen er niet over oordeelen,
zeggen zij. Het ware te wenschen, dat de heeren
dit eerst eens hadden onderzocht, alvorens te ant
woorden.
Maar, al zou eene verbouwing van het armenhuis
practische bezwaren ondervinden, dan nog meent
spreker, moet er aan deze misstand een einde worden
gemaakt. De gemeente heeft huizen genoeg en om
een beetje geld mag een dergelijke toestand niet
worden bestendigd. Elders kan het toch ook ge
schieden. In het diaconiehuis der Ned. Hervormde
Gemeente alhier blijven de oudjes bij elkaar.
De laatste uitlating van heeren voogden doet zien,
hoe laag wordt neergezien op diegenen, die zij ter
liefderijke verzorging krijgen. Spreker zal zich er
niet aan wagen om die uitdrukking betreffende het
geheel ontbreken en verstompt zijn van moreel gevoel
naar waarde te kwalificeeren, hij mocht het dan eens
met den voorzittershamer te kwaad krijgen.
Na kennisneming dezer uitlating is het voor spreker
ernstig de vraag of de belangen der armen wel veilig
zijn in handen van dit college van voogden. Ook
werd hij er door bevestigd in zijno overtuiging, dat
het hoog noodig is, dat een paar flinke arbeiders
zitting nemen in het college van voogden der stads
armenkamer.
Wat nu de verdere beweringen van heeren voogden
aangaat, er wordt gezegd als brave edele menschen
tot armoede vervallen buiten hun schuld, krijgen zij
eene verhoogde bedeeling en wordt door de aandacht
van particulieren op hen te vestigen, opneming in het
armenhuis voorkomen.
Wie zal beoordeelen of die menschen braaf en edel
en buiten hun schuld arm zijn De deur voor de
grootst mogelijke willekeur wordt hierdoor open gozet.
Een enkel voorbeeld. Een sociaal-democraat wordt
door sommigen aangezien als een soort barbaar. Deze
zouden dus wel eens niet onder de rubriek braaf en
edel vallen volgens het oordeel dergenen die het
hebben te zeggen. De eenige oplossing is laat alle
gehuwden samenwonen, tenzij zij zelf hiertegen be
zwaren mochten hebben.
Volgens de voogden deugen de gehuwde paren,
die thans in het armenhuis zijn, niet voor samenwonen,
want zij maakten vroeger misbruik van sterkon drank.
Een mooie maatstaf. Als die eens werd toegepast
in de wereld, wat zouden er dan een huwelijken
moeten worden ontbonden, ook bij de meergegoeden.
Spreker is een verklaard tegenstander van mis- ja
zelfs van gebruik van sterkon drank. Hij aarzelt
echter niet om de redeneering, dat menschen, omdat
zij vroeger dronken, niet meer mogen samenwonen,
er eene te noemen, die kant nog wal raakt. Boven
dien, in de inrichting mag immers niet worden ge
dronken. Maar al was dat zoo, zou men in ernst
!i m
SM D'
IJl:
P'!
W 'ID
'8;
a#
JL
'iv -
.y, I
■iTyy
'i
L,
ïi'fc
HIM
$üj