252 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1909.
vinden den Raad voor te stellen het adres van de
gemeente liet Bildt door eene adhaesie-betuiging te
steunen. Ook spreker kan niet meegaan met het
adres zooals het daar ligt, maar hij meent dat de
Raad wel iets kan en moet doen. Spreker is van
oordeel dat ieder wel met hem overtuigd zal zijn dat
de wijze, waarop de gemeente thans gronden tot
zich kan nemen, zeer duur is en veel tijd. kost en dat
het wenschelijk is dat daarin eens verandering komt.
De gronden, door de gemeente het Bildt aangegeven,
bevallen spreker echter niet, hij meent dat er beter
gronden te vinden zijn. Spreker wenscht daarom
een adres tot de Tweede Kamer te richten, luidende
Aan
de Tweede Kamer der Staten-
Generaal.
Geeft te kennen,
De Raad der gemeente Leeuwarden,
Kennis genomen hebbende van het adres der ge
meente het Bildt aan Uw college,
om tot een betere onteigeningswet te komen,
waarbij gronden aan de gemeente kunnen worden
gebracht
dat hij met de in genoemd adres ontwikkelde mo
tieven niet mee kan gaan
dat hij evengoed als de gemeente het Bildt over
tuigd is van de noodzakelijkheid van een beter
onteigeningsrecht dan waarover wij tot nog toe
beschikken
en neemt mitsdien de vrijheid Uwe vergadering
beleefd en ernstig in overweging te geven,
het initiatief te nemen tot het voorstellen van een
wet, waarbij het mogelijk wordt gemaakt dat gemeen
ten, omliggende gronden in bezit kunnen nemen door
een eenvoudig, goedkoop en snelwerkend onteige
ningsrecht met verbod aan de gemeenten om deze
gronden behoudens bij de wet te noemen uitzon
deringen weder te verkoopen.
De Voorzitter doet opmerken dat dit een voorstel
is, vreemd aan de orde van den dag. Spreker zal
den Raad eerst laten beslissen over het voorstel van
Burgemeester en Wethouders. Wordt dit aangenomen
dan is er plaats voor het voorstel van den heer
Zandstra als voorstel, vreemd aan de orde van den dag.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter deelt mede dat de heer Zandstra
een voorstel wenscht te doen om naar aanleiding van
het adres der gemeente het Bildt, een adres tot de
Tweede Kamer te richten.
Spreker vraagt of de Raad dit voorstel in over
weging wenscht te nemen.
Do heer Lautenbach heeft niet goed begrepen wat
de strekking van het adres is. Is het misschien deze,
om een adres tot de Tweede Kamer te richten, ver
zoekende een wet in het leven te roepen, waarbij
gronden binnen zekeren kring kunnen worden ont
eigend, ten einde die aan werklieden in erfpacht ter
bebouwing uit te geven
De heer Zandstra zou, als dat zijne bedoeling was,
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
kunnen stemmen. Hij kon juist daarom niet meegaan
om kleine stukken aan daartoe geschikte arbeiders in
erfpacht te geven. Spreker wenscht de regeering
vrij te latenhij is van oordeel dat de Raad geen
grondslag moet aannemen voor een nieuw te maken
wettig onteigeningsrecht.
De heer Lautenbach heeft nu de strekking begrepen.
Hij zal gaarne meegaan en verzekert dat art. 16 van
het sociaal program van Patrimonium vrijwel is
nageschreven.
Met 21 tegen 1 stem wordt besloten het voorstel
van den heer Zandstra in overweging te nemen.
Vóór stemmen de heerenFransen, de Jong, Lau
tenbach, Wilhelmij, Feitz, J. Koopmans, v. Messel,
Berghuis, G. W. Koopmans, Zandstra, Oosterhoff,
Feddema, Burger, Schoondermark, Menalda, Beucker
Andreae, Komter, Beekhuis, Tijsma, Haverschmidt en
Baart de la Faille.
Tegen de heer Hartelust.
Met 20 tegen 2 stemmen wordt besloten het voor
stel in handen te stellen van Burgemeester en Wet
houders ten fine van prae-advies.
Vóór stemmen de heeren Fransen, de Jong, Lau
tenbach, Wilhelmij, Feitz, J. Koopmans, v. Messel,
Berghuis, G. W. Koopmans, Zandstra, Oosterhoff,
Feddema, Burger, Schoondermark, Menalda, Beucker
Andreae, Komter, Beekhuis, Haverschmidt en Baart
de la Faille.
Tegen de heerenHartelust en Tijsma.
16. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van M. Meijer e. a., eigenaren van perceelen
aan de Landbuurt, om, zonder bijbetaling hunnerzijds,
de straten door de gemeente in eigendom en onderhoud
te doen overnemen, nadat zij van voldoende verharding,
rioleering enz. zullen zijn voorzien.
Dit prae-advies luidt als volgt
Nadat in den aanvang van dit jaar in verbinding met
het gemeenteriool Spanjaardslaan-Harlingersingel eene
rioleering in den Stienserweg is gelegd, die voorbij
de Landbuurt is doorgetrokken, hebben Burgemeester
en Wethouders, op grond van het bepaalde bij art.
52 der bouwverordening, de eigenaren van de straten
in die buurt en de Achterlandbuurt bij schrijven van
27 Maart 1909 uitgenoodigd deze van voldoende be
strating, rioleering en, wat de meest zuidelijk gelegen
aan de sloot grenzende straat aangaat, van voldoende
beschoeiing te voorzien, een en ander in overleg met
en naar genoegen van den Directeur der Gemeente
werken, onder mededeeling dat de gemeente, werd
aan do uitnoodiging niet voldaan, niet zou nalaten
dan de maatregelen te nemen, waartoe de wet haar
aanleiding geeft. Bij schrijven van 8 Maart te voren
had de Directeur opgegeven, welke eischen aan de
straten en riolen in die buurten zouden moeten wor
den gesteld, waaronder was opgenomen een behoor
lijke verharding van het pleintje aan den Stienserweg,
dat den toegang tot de Landbuurten vormt, en een
verbreeding der meest zuidelijke, reeds hierboven
aangeduide, straat tot 3 Meter, gelijk destijds (zie
Handelingen 1897 pag. 124) bij de vaststelling van
het stratenplan was geëischt, maar waaraan tot dusver
nimmer was voldaan. Voor het overige kan voorde
kennisneming der aan te brengen verbeteringen naar
het genoemde schrijven van den Directeur der Ge
meentewerken worden verwezen.
Gevolg van dit optreden van ons college jegens
betrokken eigenaren is geweest het aan Uwe Verga
dering den 6 Juli van dit jaar gericht adres, dat
vervolgens door haar in onze handen om prae-advies
is gesteld.
Bij dat adres bieden de meeste eigenaren (zij, voor
wie het adres per order is geteekend, moeten buiten
beschouwing worden gelaten) van de straten in het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1909. 253
voornaamste gedeelte der bebouwing aldaar, te weten
van die straten die gelegen zijn ten zuidwesten van
het evengenoemde pleintje, de Achter- of Stienser
Achter-Landbuurt, aan die straten in eigendom, zonder
de bijbetaling, die voor nieuw aan te leggen straten
bij de bouwverordening is voorgeschreven, onbezwaard
aan de gemeente over te dragen, nadat de bestrating
en de rioleering door hen zal zijn in orde gebracht
op de wijze, als in het adres is aangeduid en mits
met een verbreeding der meergenoemde, meest zuide
lijk gelegen, straat tot 2.50 M., en niet tot 3 M.,
worde genoegen genomen. Inmiddels deelden eige
naren van perceelen in de Landbuurt aan Burge
meester en Wethouders mede dat zij, hoewel bereid
aan de boven omschreven uitnoodiging gehoor te
geven, tot dusver, met het oog op de niet voldoening
daaraan van de eigenaren in de Achter Landbuurt,
met wie zij massale eigendommen hebben en dus
moesten samenwerken, nog niets hadden kunnen uit
richten.
Op advies van den Directeur der Gemeentewerken
belastten wij hem met de onderhandelingen, met
opdracht daarbij meer bepaald te zien te verkrijgen
de verbreeding van de meest zuidelijke straat
tot 3 M. en bijbetaling aan de gemeente als vergoe
ding voor het door haar over te nemen onderhoud van
een bedrag, berekend naar f 1.per strekkenden
Meter straat, zijnde circa f bil.dit laatste op het
voetspoor van de voorwaarde, gesteld bij de over
neming der Herman Coster- en omgevende straten,
die evenals de Landbuurtstraten in eene vroegere
periode zijn aangelegd, al blijft ons college in be
ginsel het standpunt innemen, uitgedrukt in het prae-
advies inzake het verzoek tot aankoop der Bisschop
straat (Handelingen 1909 pag. 120) en waarmede de
Raad zich heeft vereenigd, om bij overneming van
particuliere straten in 't algemeen en als regel de
bijbetaling der hoogere, in de bouwverordening ge
noemde, bedragen te eischen als equivalent voor de
lasten, die de gemeente daartegenover op hare schouders
neemt. Opgemerkt moet nog worden dat het cijfer
van 577.bij doorvoering van dit beginsel tot
2596.zou zijn gestegen, of 2855.als daarbij
nog gerekend wordt hetgeen wegens toezicht ver
schuldigd is.
De beide gestelde desiderata ontmoetten bij de
betrokkenen bezwaar, doch waar wij, om een zooveel
mogelijk tegemoetkomende houding aan te nemen,
ten slotte het eerste hebben laten vallen, hebben
wij, om geen voor de toekomst te ongewenscht pre
cedent te scheppen, gemeend bepaald aan het andere
te moeten vast houden.
Overeenstemming is er alzoo, en blijkens de door
den Directeur der Gemeentewerken bij zijn schrijven
van 16 October 1.1. nader overgelegde stukken, niet
verkregen, zoodat wij U thans in overweging meenen
te mogen geven te besluiten
aan adressant M. Meijer en andere onderteekenaren
in antwoord op hun adres van 6 Juli 1909 te doen
weten, dat daarop afwijzend wordt beschikt en dat
de gevolgen van het ten opzichte der bestrating,
rioleering enz. van de straten der Landbuurt, niet
nakomen van de voorschriften der bouwverordening
geheel blijven voor hunne rekening.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Feddema zegt, dat het allen bekend is,
dat de Landbuurt in onvoldoenden toestand van
waterlossing en bestrating verkeert. In deze verga
dering is te dier zake meermalen het woord gevoerd
door meerdere raadsleden en o. a. ook door de heeren
Besuijen en Krijgsmanook de gezondheidscommissie
heeft al dikwijls op den onhoudbaren toestand van
vervuiling gewezen. Deze is een gevolg van het
feit, dat de Landbuurt een particuliere straat is. Het
is dan ook juist gezien van Burgemeester en Wet
houders dat zij het aanbrengen van verbeteringen
hebben geëischt. Zij hebben eerst den minnelijken
weg trachten te bewandelen, totdat zij de schroef
sterker hebben aangezet en de eigenaren verantwoor
delijk hebben gesteld voor de gevolgen.
Het gevolg is geweest dat eigenaren van perceelen
aan de Spanjaardslaan hebben voldaan aan het voor
schrift, om hun menage- en spoelwater op het ge
meenteriool te loozen. Eigenaren van perceelen aan
de Landbuurt, de Achterlandbuurt en den Stienser
weg hebben nog niet aan dit voorschrift voldaan.
Men kan nu de eigenaren verdeelen in twee cate
gorieën, n.l. onwilligen en half-onwilligen. Tot deze
laatste categorie behooren de adressanten M. Meijer
c. s. Burgemeester en Wethouders zijn ten opzichte
van deze eigenaren van hun principe afgestapt en
hebben hun medegedeeld voor overdracht van straten
niet meer te zullen vragen dan ƒ1.per strekkenden
Meter straat. Dit is nu wel de meest tegemoet
komende houding, die Burgemeester en Wethouders
konden aannemen. Er wordt toch een beginsel
prijs gegeventengevolge waarvan een precedent
wordt geschapen, waarnaar elk volgend goval zal
moeten worden beoordeeld. Het spijt spreker om de
adressanten dat zij den eisch van Burgemeester en
Wethouders om f bil te betalen of x/5 deel van
wat de bouwverordening eischt, niet opvolgen. Ter-
wille van deze half-willigen zal spreker een amende
ment voorstellen, terwijl hij de anderen, die het van
de daken verkondigen„zij doen ons toch niets",
mores zou willen leeren.
De Landbuurt moet worden opgeknapt en het is
dan ook noodzakelijk dat de Raad het voorstel van
Burgemeester en Wethouders aanneemt. Spreker
wenscht er echter aan toe te voegen na „beschikt"
dat hem en de andere onderteekenaren alsnog tot
den 20 December 1909 de gelegenheid wordt gegeven
van hunne medewerking in den geest van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders te doen blijken en
dat overigens"
Spreker gelooft dat de eenige weg, om op de
Landbuurt den gewenschten toestand te krijgen, is
het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan
te nemen, gewijzigd als door spreker is voorgesteld,
en dat daarna de Raad Burgemeester en Wethouders
in hun verder pogen om de onwilligen op hun nummer
te zetten, krachtig zal steunen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Feddema wordt door Burgemees
ter en Wethouders overgenomen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt, zooals het door het amendement-Feddema is
gewijzigd, aangenomen met 21 tegen 1 stem.
Voor stemmen de heeren: Fransen, de Jong, Lau
tenbach, Wilhelmij, Feitz, J. Koopmans, van Messel,
G. W. Koopmans, Zandstra, Hartelust, Oosterhoff,
Feddema, Burger, Schoondermark, Menalda, Beucker'
Andreae, Komter, Beekhuis, Tijsma, Haverschmidt
en Baart de la Faille.
Tegen de heer Berghuis.
18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij concessie
te verleenen voor den aanleg en de exploitatie van een
stoomtramweg
a. van het station der staatsspoorwegen in directe
aansluiting met de tramlijn DrachtenVeemvouden, on
der toekenning van een renteloos voorschot ad f40,000.
b. van het station der staatsspoorwegen tot den
Harlingerstraatweg, met intrekking van de raadsbesluiten
d.d. 7 September 1897 en 9 Juli 1898 (Bijlage no. 28).