34 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Februari 1910. nagenoeg gelijk werden. In de praktijk echter ver schillen de hoogste en laagste inschrijvers dikwijls 25 Spreker gelooft dat dit feit voldoende logen straft de bewering, dat de eenheidsprijzen invloed uitoefenen op de aannemingssom. En wat de grafische voorstelling betreft, waarbij eene vergelijking is ge maakt met de eenheidsprijzen van school 12 als basis tusschen de duurte van schoolbouw hier en elders, die voorstelling is spreker geen cent waard. Die voorstelling geeft geen betrouwbaren waarborg of de Directeur al of niet duurder bouwt dan elders. Immers bij gelijke eenheidsprijzen in de bestekken verschilt de schoolbouw in onze eigen stad bij den ge meentelijken en particulieren bouw per lokaal ƒ1600.—. Een dergelijke grafische voorstelling zou spreker willen betitelen met den naam van teekensport. De Directeur geeft goede eenheidsprijzen, maar al nemen de aannemers die over, dan nog kunnen zij niet een cent verdienen. Ook dit bewijst duidelijk dat die prijzen geen invloed hebben, óók niet, als de zaak wordt bezien van het standpunt des aannemers. Wanneer de Raad zich de goedkeuring van het bestek voorbehoudt, behoeft hij geen slag in de lucht te doen. En dat is wat spreker gaarne aangenomen zag. Spreker stelt daarom voor de Raad wenscht aan zich te houden de goed keuring van het bestek inzake de uitbreiding van en het doen van herstellingen aan gemeenteschool no. 6. De heer Fransen meent een klein antwoord te moeten geven. De heer Menalda zegt omtrent den invloed der eenheidsprijzen inlichtingen te hebben gevraagd aan den Directeur der Gemeentewerken. Toen spreker dit hoorde, wist hij het antwoord ook wel. Hij wijst er echter op, en heeft dit zooeven ook reeds uiteengezet, dat dit antwoord volkomen gelo genstraft wordt door het feit, dat bij twee scholen met gelijke eenheidsprijzen, het verschil in bouw kosten 1600.per lokaal bedraagt. Alleen wanneer de eenheidsprijzen laag zijn, hebben zij invloed in zooverre, dat er dan door den aannemer een post voor risico voor eventueel verlies op de begrooting wordt aangebracht. De heer Tijsma heeft met veel genoegen het rap port van den Directeur gelezen. Evenmin als de heer Menalda heeft ook spreker er berouw van dien amb tenaar uit zijn tent te hebben gelokt, door nadere inlichtingen te vragen. Toen spreker het rapport gelezen en nagegaan had, heeft hij een oogenblik voor den heer Fransen gehuiverd en gedachtdie zal een prettigen middag beleven. De heer Fransen nu heeft, voorzoover spreker kan beoordeelen, weer legd wat door den Directeur van hem is gezegd. De Raad echter is niet in de gelegenheid de dupliek van den Directeur te hooren. Spreker nu wenscht het hoor en wederhoor in den ruimsten zin te zien toe gepast. Het te voteeren bedrag is zeer groot, terwijl de gemeentefinanciën niet in zoo'n rooskleurigen toe stand verkeeren. Het voorstel van den heer Feddema lacht spreker dan ook toe. Spreker zou er echter aan willen zien toegevoegd, dat de Directeur in de ge legenheid werd gesteld de begrooting in den Raad te verdedigen. Hij kan zich toch zeer goed voorstel len, dat het niet aangenaam is voor den Directeur om in het raadsverslag te lezen, hoe hij is aange vallen en wat van hem is gezegd, zonder dat hij zich heeft kunnen verdedigen. De heer J. Koopmans heeft met de meeste belang stelling aangehoord, wat door de raadsleden-deskun- gen over deze zaak is gezegd en hij heeft eveneens met genoegen gelezen het door den Directeur der Gemeentewerken uitgebracht, rapport. Deze erkent, dat hij duur bouwt, doch verdedigt zulks met te zeggen dat hij dan ook goed werk levert, wat op den duur voordeeliger uitkomt. Spreker gevoelt hier veel voor, maar het is hem, evenals andere leden niet-des- kundigen, zeer moeilijk hierover een oordeel te vormen. Zij kunnen de cijfers van hetgeen besteed moet worden niet beoordeelen. Betrof het alleen nieuwbouw, dan zou men bij een zekeren norm vergelijkingen kunnen maken. Waar hier echter 3900.plus circa f 8000.wordt gevraagd voor herstellingen aan de oude school en voor noodzakelijke vernieuwin gen, wordt de beoordeeling moeilijker. Dit schijnt het voor heeren deskundigen ook nog al te zijn, te oordeelen naar de uitlatingen van den heer Feddema, als hij beweert, dat men met deze begrooting nog een gat in de lucht slaat. Bedoelt nu de lieer Feddema van den Directeur eerst nog een bestek te vragen en de beslissing tot zoolang uit te stellen, dan zou dit spreker wel toelachen, vooral ook door de toevoeging van den heer Tijsma om den Directeur dan in de gelegenheid te stellen in een besloten vergadering zijne opgaven nader te verdedigen. In dit geval zal de Raad beter op de hoogte komen en eene beslissing gemakkelijker zijn. De Voorzitter deelt mede dat bij hem drie voorstellen ter tafel liggen. Het eerste is van den heer Fransen en luidt „om aan Burgemeester en Wethouders voor de voorgestelde uitbreiding en het doen van enkele herstellingen aan gemeenteschool no. 6, een crediet te verleenen tot een bedrag van f 34400. Het tweede, dat van den heer Feddema, luidt „De Raad wenscht aan zich te houden de goed keuring van het bestek inzake do uitbreiding van en het doen van enkele herstellingen aan gemeenteschool no. 6", terwijl de heer Tijsma voorstelt dit laatste voorstel aan te vullen met „en den Directeur in de gelegenheid te stellen be stek en begrooting in den Raad te verdedigen". Wat het voorstel van den heer Fransen betreft, dit voorstel acht spreker niet aannemelijk, daar het beoogt het gevraagde crediet met f 5500.te verlagen. De heer Fransen is tot zijn voorstel gekomen door de redeneering school no. 12 kost per lokaal zooveel, die school is uitstekend, dus ik mag aannemen dat voor school 6 ook met dezelfde kosten kan worden volstaan. Deze redeneering is niet juist. Wanneer toch de heer Fransen niet aanwijst: dit of dat is ten onrechte uitgetrokken of tot te kostbaren prijs, kan de Raad niet meegaan met het voorstel van dat lid. De Raad zal zeer beslist een crediet moeten toestaan op grond van gedetailleerde begrootingen. Spreker kan niet toegeven dat de Raad thans over meer détails beschikt dan in October j.l., toen er, naar spreker meent, zeven begrootingen ter tafel lagen. De Raad kan dan ook niet zeggen ik geef minder voor de uitvoering van wat verlangd wordt, maar welik wil dit of dat niet uitgevoerd hebben. De heer Feddema zegt dat hij een bestek moet hebben, want dat hij zonder dat niet kan weten of de begrooting te hoog is. Nu stelt dit lid voor om het bestek door den Raad te laten goedkeuren. Spreker moet hem verzoeken dit woord „goedkeuren" te veranderen in „vaststellen". Hij blijft dan in de terminologie van art. 142 der gemeentewet. Het vast stellen van een bestek is 's Raads recht, de goed keuring van een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld bestek heeft geen zin en voert tot geen practisch resultaat. Naast dit voorstel van den heer Feddema heeft dat van den heer Fransen natuurlijk geen reden van bestaan meer. Wanneer toch de Raad beslist om zelf de voorwaarden van aanbesteding vast te stellen, is er van een crediet voor de uitvoering van het werk geen sprake meer. Naar die Raads- Verslag van de handelingen van don gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Februari 1910. 35 voorwaarden zal dan worden aanbesteed en eerst dan zal kunnen blijken voor welke bedragen naar die voorwaaiden het werk kan worden uitgevoerd. Eerst na de vaststelling der voorwaarden zal men dus eene begrooting van kosten kunnen opmaken. Het voorstel van den heer Feddema aangenomen wordende, zal dus te zijner tijd bij den Raad een ontwerp-bestek voor de verbouwing, uitbreiding en vernieuwing van school no. 6 ter tafel komen en mag worden verwacht, dat dan eindelijk zal worden aangeduid wat daarin als overbodig, wat als te kost baar is voorgedragen. Is daarmede de Raad echter wel erg geholpen? Hij hoort dan de meening van twee zijner medeleden, zooals hij die nu en in Octo ber j.l. ook reeds heeft gehoord: n.l. dat er op te kostbare wijze wordt gebouwd. Maar daartegenover staat zijn eigen Directeur van Gemeentewerken, die hem op zijn pertinente vraag van October, even pertinent antwoordt, dat hij geen lagere begrooting kan indienen, alzoo: dat al hetgeen hij voorstelt, door hem onverbiddelijk noodzakelijk wordt geacht, zal zijne aansprakelijkheid voor het uittevoeren werk gedekt zijn. Van dat antwoord zal die ambtenaar natuurlijk niets terugnemen en het eenige gevolg van 's Raads inmenging in het bestek moet dus worden het door den Raad overnemen van eene verantwoor delijkheid, die zijne technische ambtenaren niet dur ven dragen. Spreker zou als Raadslid buitengewoon huiverig zijn om in dien geest te werken. De heer Tijsma gevoelde dat blijkbaar ook, en wenscht daarom den Directeur in de gelegenheid te stellen de voorwaarden van aanbesteding in 's Raads vergadering te verdedigen tegenover de bemerkingen die daarop mochten worden gemaakt. Daar is onte genzeggelijk veel vóór en het zou in eene speciaal daarvoor te beleggen bijeenkomst kunnen geschieden, voorafgaande aan de Raadsvergadering, waarin de voorwaarden van aanbesteding dan zouden worden vastgesteld. Het valt slechts te betreuren, dat niet eerder een dergelijke wensch naar gemeenschappelijk overleg werd geuit. Want op het oogenblik, men houde het spreker ten goede, wordt toch eene zeer onvruchtbare discussie gevoerd en doet de Raad feitelijk niet veel anders dan een debat voeren met een afwezige. Aan spreker heeft deze loop van zaken niet verbaasd; toen de Raad in October aan den directeur speciale vragen stelde, was het toch te voorzien dat diens antwoord bezwaarlijk een onder werp van beraadslaging zou kunnen uitmaken, zoo men hem bij die beraadslaging afwezig liet; als men langs Burgemeester en Wethouders heen, d. i. buiten het verantwoordelijk bestuurscollege, rechtstreeks met de ambtenaren spreekt, krijgt men dergelijke toe standen. Spreker meent dat thans over het voorstel Fed demaTijsma kan worden gestemd. De heer Feddema verklaart zich bereid de door den voorzitter gegeven wenk te volgen en het amen dement van den heer Tijsma over te nemen. Echter wil spreker even terug komen op hetgeen door den voorzitter gesproken is over de verantwoordelijkheid, die noch Burgemeester en Wethouders, noch de Raad op zich kan nemen, als de hoofdambtenaar van de Gemeente die niet wil aanvaarden. Dit is een groot woord, dat hier meermalen gehoord is van de be stuurstafel, maar waaraan spreker weinig beteekenis hecht. Als lid van den Raad acht spreker zich voor een zuinig beheer der gemeentefinanciën even ver antwoordelijk als de Directeur zich dat voor zijn werk acht. De heer Tijsma heeft daar straks gezegd dat die financiën niet rooskleurig zijn. Dat zijn ze zeker niet, waar wij een hoofdelijk-omslag-procent hebben van blj2 Spreker acht zich dan ook niet verantwoord als hij een bouwplan goedkeurt en daar voor de gelden wil voteeren, dat z. i. goedkooper en misschien even goed kan worden uitgevoerd. Men kan toch de zaken overdrijven. Daaraan denke men, als men den Directeur hoort verklaren dat de tras raamspecie, gebruikt voor diverse scholen onder be heer van anderen gebouwd, niet waterdicht is. De trasraamspecie door den Directeur gebruikt is dit echter ook niet, geen enkele portlandspecie is wa terdicht. „Ten slotte dit, Mijnheer de Voorzitter, mijn voor stel sluit niet uit", zegt spreker, „dat ik mij, na de ver dediging door den Directeur te hebben gehoord en na mij ter plaatse van den toestand te hebben over tuigd, bij diens voorstel zal hebben neer te leggen." Spreker kan dit nu niet doen, want hij acht zich niet verantwoord als hij geld toestaat voor werken, die met minder kosten kunnen volstaan of waarvan hij de noodzakelijkheid niet heeft kunnen nagaan. De heer J. Koopmans, gelooft de heeren Feddema en Tijsma niet goed begrepen te hebben. Wenscht men het bestek om meer licht in deze zaak te krij gen of om dit door den Raad te doen vaststellen De heer Feddema antwoordt dat het natuurlijk de bedoeling van zijn voorstel is dat de Raad de vast stelling van het bestek aan zich zal houden, anders heeft het voorstel immers geen „zweck". De Voorzitter deelt mede dat het voorstel van den heer Feddema thans luidt „De Raad wenscht zich de vaststelling der plannen en voorwaarden voor aanbesteding inzake de uitbrei ding van en het doen van enkele herstellingen aan gemeenteschool no. 6 voor te behouden." Zeer beslist staat er dus in dat het de bedoeling is het bestek door den Raad te laten vaststellen. De heeren Burger en Beekhuis zijn inmiddels ter vergadering verschenen. Dit voorstel wordt aangenomen met 12 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen de heeren de Jong, Fransen, Berg huis, Tijsma, Lautenbach, Wilhelmij, Feddema, Har telust, Zandstra, v. Messel, Baart de la Faille en Menalda. Tegen de heeren J. Koopmans, Oosterhoff, Beek huis, Schoondermark, Komter en Burger. De heer Fransen trekt zijn voorstel in. Met algemeene stemmen wordt het voorstel van den heer Tijsma aangenomen. De behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt geschorst en de vergadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 6