112 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Mei 1910.
„d. ten minste 52 weken onafgebroken in tijde-
lijken dienst enz."
b. om aan het le lid toe te voegen
lichamelijk geschikt zijn in den zin der ver
ordening, regelende het geneeskundig onderzoek van
personen, die in aanmerking komen voor aanstelling
in den dienst der gemeente en van hare instellingen."
c. om in het 2e lid te voegen tusschen „na" en
„52" het woord „onafgebroken", en tusschen „hij" en
„geacht" de woorden: „behoudens het bepaalde sub
van het eerste lid".
2°. van de heeren de Jong en Zandstra
a. om in het le lid sub c in plaats van 32 te
lezen 35 jaar
b. om in het 2e lid te schrappen de woorden
„indien hij geacht kan worden voor de aan hem
opgedragen werkzaamheden bij voortduring noodig
te zijn"
c. om het 3e lid te schrappen van af „Met af
wijking enz."
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Burger deelt mede namens rapporteurs
mede dat de commissie het amendement van de
Wethouders overneemt.
De Voorzitter deelt mede dat de Commissie het
amendement der Wethouders heeft overgenomen. Het
maakt alzoo geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Sub a en van het le lid worden met algemeene
stemmen vastgesteld.
Aan de orde is sub c, met het amendement-de
Jong-Zandstra.
De heer de Jong wil den leeftijd tot 35 jaar ver
hoogd zien. Dit is in het voordeel der arbeiders.
Spreker acht het noodig een grens te stellen, maar
acht die van 32 jaar te laag, want de kans om te
worden aangesteld als vast werkman wordt er door
verminderd voor een groot aantal arbeiders. Hierdoor
kunnen geschikte arbeiders worden buitengesloten, iets
wat niet in het belang der gemeente is.
De heer Burger deelt mede, dat de commissie zich
op het standpunt heeft geplaatst, dat het nader voor
stel, hoewel formeel een voorstel der commissie,
feitelijk niets is dan het geamendeerde voorstel van
Burgemeester en Wethouders. Zij zal de bestrijding
der amendementen-de Jong-Zandstra dan ook aan
het Dagelijksch Bestuur overlaten.
Het amendement-de Jong-Zandstra wordt verworpen
met 11 tegen 6 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: de Jong, Zandstra, G.
W. Koopmans, Lautenbach, Tijsma en van Messel.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Oosterhoff,
Fransen, Burger, Feitz, Schoondermark, Hartelust,
Feddema, Haverschmidt, Komter en Menalda.
Sub ce van het le lid worden met algemeene
stemmen vastgesteld.
Aan de orde is artikel 9 sub 2 met het daarop
door de heeren de Jong en Zandstra ingediend amen
dement.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Jong wijst er op dat het de bedoeling
is van de voorstellers van het amendement, om te
voorkomen dat een werkman, die 52 weken onafge-
broken in dienst der gemeente is geweest, kan worden
ontslagen. Wanneer een arbeider zoo lang los in
gemeentedienst is, heeft hij recht op de voordeelen
van eene vaste aanstelling. Er is dan ook duidelijk
genoeg gebleken, dat hij bij voortduring noodig is.
Spreker wenscht de exploitatie van werklieden als
los werkman te voorkomen.
De heer Oosterhoff wijst er op dat, Burgemeester
en Wethouders, ofschoon zij zich niet kunnen stellen
op het standpunt der commissie, die de bestrijding
der amendementen de Jong en Zandstra niet wenscht
op zich te nemendan zelfindien hun zulks
wenschelijk voorkomt, die bestrijding op zich zullen
nemen. In het voorstel der commissie staat, dat
een werkman eene vaste aanstelling krijgt als hij
geacht wordt voor de aan hem opgedragen werk
zaamheden bij voortduring noodig te zijn.
Deze bepaling willen de heeren de Jong en Zandstra
schrappen. Burgemeester en Wethouders zouden dan
een werkman, die na de 52 weken nog 4 weken
noodig was, eene vaste aanstelling moeten geven.
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat Bur
gemeester en Wethouders een los werkman als zoo
danig zullen behouden als hij blijvend noodig is voor
den dienst. Spreker meent dat Burgemeester en Wet
houders de handen in deze niet moeten worden ge
bonden.
Het is den heer Lautenbach bekend, dat èn de
heeren de Jong en Zandstra èn Burgemeester en
Wethouders voor een moeielijk geval staan. Spreker
kent echter twee gevallen, waarin eene vaste aan
stelling respectievelijk na 7 en 5 jaar plaats vond.
Hierdoor kan het gebeuren dat de betrokken persoon
de leeftijdgrens gepasseerd is en nergens meer aan
kan komen. Overigens is spreker het met den heer
Oosterhoff eens, dat men iemand die nog 4 weken
langer noodig is, niet eene vaste aanstelling behoeft
te geven.
De heer Oosterhoff meent dat de voorgestelde bepa
ling juist voorkomt dat een werkman al te lang los
in dienst wordt gehouden. Hij moet immers worden
aangesteld, wanneer hij bij voortduring noodig blijkt
te zijn.
Het komt den heer Burger voor, dat de opmerking
van den heer Lautenbach door den heer Oosterhoff
afdoende is beantwoord. Wanneer de Raad als regel
vaststelt, dat Burgemeester en Wethouders tijdelijke
arbeiders niet jaren lang als zoodanig zullen behou
den, kan hij er op rekenen dat het gebeurt en zullen
de gevallen, door den heer Lautenbach genoemd,
niet meer voorkomen.
De bestrijding van den heer Lautenbach door den
heer Oosterhoff heeft spreker in zijne meening ver
sterkt, dat de bestrijding der amendementen-de Jong
en Zandstra beter thuis is bij Burgemeester en Wet
houders dan bij de commissie. Men kan toch eene
bestrijding die de techniek en het vak raakt niet
van de commissie verwachten.
De heer de Jong meent, dat, wanneer het voorstel
der commissie wordt aangenomen, het gebeuren kan
dat iemand lang wordt gehouden als los werkman.
Men kan wel zeggen de Raad kan dit gerust aan
Burgemeester en Wethouders overlaten, maar dan kan
hij alles wel aan dit college toevertrouwen en behoeft
het werkliedenreglement niet te worden gemaakt.
De heer Fransen kan zich niet vereenigen met het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Mei 1910. 113
amendement-de Jong-Zandstra. Het kan gebeuren dat
een werkman langer noodig is dan 52 weken, zonder
dat hij altijd noodig zal zijn. Spreker wijst op de
gasfabriek. Toen die klaar was kon de gemeente de
timmerlieden, die er gewerkt hebben, niet als vast
aanstellen.
Het kon gebeuren dat er direct weer een werk
kwam, b.v. een abattoir in eigen beheer, tengevolge
waarvoor zij weer een of twee jaar noodig waren.
Zulke werklieden kan de gemeente toch geen vaste
aanstelling geven.
De heer Lautenbach zou pertinent van den heer
Oosterhoff willen weten of iemand die voortdurend
noodig is, eene vaste aanstelling zal krijgen.
De heer Oosterhoff antwoordt dat het de bedoeling
is van Burgemeester en Wethouders om losse werk
lieden die voortdurend noodig zijn een vaste aan
stelling te geven. Het kan echter, zooals de heer
Fransen opmerkte, gebeuren dat een werkman, wanneer
de gemeente bijvoorbeeld groote bouwwerken moet
ondernemen, 2 of 3 jaar noodig is en daarna niet
meer. Zoo iemand krijgt na 52 weken natuurlijk
geen vaste aanstelling.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-de Jong-Zandstra wordt verworpen
met 15 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren de Jong en Zandstra.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Oosterhoff,
Fransen, G. W. Koopmans, Lautenbach, Burger, Feitz,
Tijsma, Schoondermark, van Messel, Hartelust, Fed
dema, Haverschmidt, Komter en Menalda.
Sub 2 van artikel 9 wordt hierna met algemeene
stemmen vastgesteld.
Aan de orde is sub 3.
Het hierop door de heeren de Jong en Zandstra
ingediende amendement wordt door de voorstellers
ingetrokken.
De Voorzitter deelt mede dat de heeren de Jong
en Zandstra hun amendement op sub 3 hebben inge
trokken. Het maakt derhalve geen onderwerp van
beslaging meer uit.
Sub 36 van artikel 9 worden met algemeene stern-
vastgesteld.
Het geheele artikel 9 wordt hierna met algemeene
stemmen vastgesteld.
Aan de orde is artikel 10.
Hierop is door de heeren de Jong en Zandstra
een amendement voorgesteld, luidende
1. 32 jaar te veranderen in 35 jaar.
2. 33e levensjaar in 36e.
De heer de Jong deelt mede dat do voorstellers in
verband met het bij artikel 9 genomen besluit, dit
amendement intrekken.
De Voorzitter deelt mede dat de heeren de Jong
en Zandstra hun amendement hebben ingetrokken,
zoodat het geen onderwerp van beraadslaging meer
uitmaakt.
Artikel 10 wordt met algemeene stemmen vastge
steld.
Aan de orde is artikel 11.
De onderdeelen A 1 en 2 worden met algemeene
stemmen vastgesteld.
Aan de orde is onderdeel A 3.
Hierop is door de heeren de Jong en Zandstra een
amendement ingediend, om aan dit onderdeel toe te
voegen
„de werkzaamheden, die hij moet verrichten."
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Jong is van oordeel dat het amendement
van den heer Zandstra en spreker moet worden aan
genomen ter voorkoming van oneenigheid en misver
stand. De arbeider weet dan precies wat werk hij
heeft te doen.
De heer Oosterhoff meent dat het doel dat door
de heeren de Jong en Zandstra wordt beoogd, reeds
bereikt wordt door het bij artikel 17 bepaalde, waar
staat
„De werkman is verplicht, de werkzaamheden
„welke hem door of namens het hoofd van den tak
„van dienst, waarbij hij werkzaam gesteld is, worden
„opgedragen, te goeder trouw en met nauwgezetheid
„te verrichten ten tijde waarop, op de plaats waar
„en op de wijze, zooals dit zal worden gelast."
Het is verkeerd de Directeuren aan banden te
leggen en voor te schrijven, dat de werklieden een
bepaald soort werk en niet anders hebben te ver
richten. Het zal toch wel kunnen gebeuren dat de
eene werkman voor de andere moet invallen.
De heer de Jong is het Diet met den heer Oosterhoff
eens dat de kwestie door artikel 17 wordt opgelost.
Spreker en de heer Zandstra hebben ook een amen
dement op dat artikel ingediend, welk amendement
verband houdt met het aan de orde zijnde.
De heer Feddema ondersteunt de redeneering van
den heer Oosterhoff. Wat de heeren de Jong en
Zandstra voorstellen is niet zoo onschuldig als hot
lijkt. De zaak heeft een achtergrond en wel deze,
dat men de werklieden een middel aan de hand wil
geven om bij staking in een tak van dienst, het
opgedragen werk bij dien tak te kunnen weigeren.
Zij zullen dan toch kunnen zeggendat is ons
werk niet. Een werkman in gemeentedienst moet
doen wat hem wordt opgedragen door zijn chef.
Spreker zal zich dan ook sterk tegen het amende
ment-de Jong-Zandstra verzetten.
De Voorzitter geeft den heeren de Jong en Zandstra
in overweging de redactie zoo te maken dat sub 3
luidt
„de tak van gemeentedienst waarbij hij werkzaam
„is gesteld en de werkzaamheden die hij moet ver
dichten."
De heeren de Jong en Zandstra nemen deze redac
tie over.
Het amendement wordt verworpen met 14 tegen
3 stemmen.
Yóór stemmen de heerende Jong, Zandstra en
G. W. Koopmans.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Oosterhoff,
Fransen, Lautenbach, Burger, Feitz, Tijsma, Schoon
dermark, v. Messel, Hartelust, Feddema, Haverschmidt,
Komter en Menalda.
Artikel 11A sub 36 wordt met algemeene stem
men vastgesteld.