114 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Mei 1910. Artikel 11B sub 13 wordt met algemeene stem men vastgesteld. De artikelen 12 en 13 worden met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is artikel 14. Op dit artikel is ingediend een amendement door de Wethouders om het te lezen als volgt „1. Een verloren of in't ongereede geraakt dienst- boekje wordt door het betrokken hoofd van den tak van dienst op aanvraag van den werkman tegen beta ling van f 0.50 aan de gemeente door een duplicaat vervangen. 2. Niet voldoende netjes onderhouden dienstboek- jes, ter beoordeeling van het hoofd bovengenoemd, worden niet meer bijgeschreven, maar, mede tegen f 0.50 vergoeding aan de gemeente, door nieuwe vervangen." De heer Burger zal niet met veel kracht het systeem der commissie verdedigen tegen dat van Burgemeester en Wethouders. Het betreft een kwestie van onder geschikt belang. De commissie meende door de bepaling te lezen als zij had voorgesteld, iets voor den werkman te besparen, omdat zij van oordeel was, dat de dienstboekjes geen 50 cent zouden kosten. Burgemeester en Wethouders zeggen dat de kos tende prijs moeielijk is te berekenen. Spreker meent dat dit wel wat meevalt en blijft van meening dat de boekjes geen 50 cent zullen kosten. Een groot bezwaar heeft spreker echter niet om, mochten zij iets duurder worden, den werkman den kostenden prijs te laten betalen. Het oorspronkelijke boekje wordt hem toch gratis verstrekt. De heer Oosterhoff antwoordt dat Burgemeester en Wethouders wel begrijpen wat het idee der Commissie is. Hij meent echter dat waar in het boekje worden opgenomen het werkliedenreglement, bijzondere voor schriften, de verordening omtrent het scheidsgerecht, de pensioenregeling, dit een heel boekdeel zal worden, dat allicht meer dan 50 cent kost. Burgemeester en Wethouders meenen dat het beter is een vasten prijs te nemen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van de Wethouders wordt aan genomen met 11 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Oos terhoff, Feitz, Tijsma, Schoondermark, v. Messel, Har telust, Feddema, Haverschmidt, Komter en Menalda. Tegen de heerende Jong, Zandstra, Fransen, G. W. Koopmans, Lautenbach en Burger. Het le lid van artikel 14 wordt met algemeene stemmen vastgesteld. De heer Burger deelt mede dat de commissie thans de redactie van de Wethouders voor het tweede lid overneemt. Het 2e lid van artikel 14 wordt met algemeene stemmen vastgesteld. De artikelen 15 en 16 worden met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is art. 17. Op dit artikel is door de heeren de Jong en Zandstra een amendement ingediend, luidende „Hij is echter niet verplicht werkzaamheden te verrichten in een tak van dienst, waarin werkstaking heerscht." De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra deelt mede dat de heer de Jong en spreker na de indiening van het amendement van gevoelen zijn veranderd. Zij trekken dit dan ook in, wat evenwel niet wil zeggen dat zij met artikel 17 meegaan zooals het is geschreven. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat het voorschriftde werkman is verplicht" tot en met het woord „verrichten" van zoo onschuldigen aard is, dat het feitelijk niet in het reglement behoefde te worden omschreven. Het is immers een vanzelf sprekend feit dat een werkman, die zijn arbeidskracht voor loon aan de gemeente verkoopt, verplicht is de taak te verrichten, die hem is aangewezen. Dat is hij als eerlijk arbei der verschuldigd. Wil hij dat niet doen, dan moet hij heengaan of de gemeente moet hem met een billijken opzeggingstermijn uit den dienst ontslaan. Het wil spreker dan ook voorkomen dat men dit artikel niet zou hebben geschreven als er niet deze woorden in voorkwamen„ten tijde waarop, op de plaats waar en op de wijze zooals dit zal worden gelast". Door deze zinsnede wordt de zoo onschul dige aanhef van het artikel geheel te niet gedaan. Het is bij de gemeente niet de gewoonte cursief te laten drukken. Ware dit het geval geweest dan had deze zinsnede moeten worden onderstreept. Nu leest men gewoon door zonder te merken dat het meer is dan een gewone formule. Het heeft er veel van dat men meent dat een arbeider naast rechten geen plichten -wenscht te aanvaarden en het is alsof men de arbeiders beschouwt als onwilligen, die slechts door militaire voorschriften tot het doen van hun plicht kunnen worden gebracht. Men moet arbeider zijn, zegt spreker, om te voelen wat daar staat. Hier wordt, om het kind bij zijn waren naam te noemen, de arbeider beschouwd als een hoorige of lijf eigene. In dit artikel is iemand aan het woord, die optreedt als alleenzegger, als alleenheerscher, als alleenregelaar. Hier spreekt de absolute heerschappij van den werkgever, spottend met menschwaardigheifl en burgerlijke vrijheid. Men eischt hier volkomen onderworpenheid en geestdoodende knechtschap. Alle democratie is uitgesloten, van gemeen overleg is geen sprake. Spreker is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat zulke strakke en dwingende be palingen noodig zijn om de wille van het bedrijf. Niemand heeft ooit beweerd of zelfs tegengesproken dat regeling, zelfs strakke regeling niet noodig kan zijn. Het gaat er echter niet om of de regeling strak of minder strak zal zijn, maar het is een feit dat alles wat de arbeid aangaat en wat daarmee in ver band kan worden gebracht, door de Directeuren wordt geregeld, verordend, afgekondigd, veranderd, verscherpt of verzacht en door niemand anders dan door hen alleen. Men bedenke echter dat het hier niet alleen geldt het stoffelijk belang van den arbeider, het geldt zijn levensbelang, dat van zijn gezinsleven, zijn vrijheid van beweging. Men bedenke dat het hier niet geldt een reglement voor een strafkolonie of voor menschen die den arbeid als een straf beschouwen, maar een reglement voor in burgerlijke vrijheid levende gemeentewerklieden, die den arbeid beschouwen als noodzakelijk voor de gemeenschap. Zulk een reglement moet meer zijn dan het sanctionneeren van absolute knechtschap van Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Mei 1910. 115 den arbeider, van een stuk werkkracht, meer dan het op schrift brengen van een gewoonterecht. Wil men conflicten en stoornis in de gemeente bedrijven voorkomen, dan moet men de arbeiders niet op cesaristische wijze behandelen als een passief willoos element, waarover en waar zonder wordt ge regeerd als over een onmondig kind, als niet mee tellende. Wil men een reglement in het belang der gemeenschap en in dat van den arbeider, dan be- j hoort daarvan een opvoedende kracht uit te gaan. Alles wat den werkman vernedert en hem den arbeid als een ewaren last doet beschouwen dient eruit vermeden, elke neerdrukkende geestdoodende bepaling dient eruit verwijderd. Daarom stelt spreker voor in plaats van de door hem gewraakte zinsnede te lezen deze woorden „Wanneer door niet te voorziene omstandigheden „onderbreking van den arbeid plaats heeft, of eene „andere arbeidsregeling noodzakelijk wordt geacht, „wordt zulks door onderling overleg tusschen directie „en arbeiders vastgesteld. Bij werkstaking is dit „artikel niet van bindende kracht". De Voorzitter deelt mede, dat de heeren de Jong en Zandstra hun amendement op artikel 17 hebben ingetrokken. Het maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging uit. Spreker deelt verder mede, dat door den heer Zandstra is ingediend een amen dement om de woorden: „ten tijde waarop, op „de plaats waar en op de wijze, zooals dit zal worden „gelast", te schrappen en daarvoor te lezen: „Wan- „neer door niet te voorziene omstandigheden onder breking van den arbeid plaats heeft of eene andere „arbeidsregeling noodzakelijk wordt geacht, wordt „zulks door onderling overleg tusschen directie en „werklieden vastgesteld. Bij werkstaking is dit artikel „niet van bindende kracht." Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het artikel een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Tijsma heeft met groote verbazing de bezwaren aangehoord, die de hoer Zandstra tegen artikel 17 heeft. Het spreekt van zelf, dat in dit reglement naast de rechten, ook de plichten worden geregeld. De gemeente, als werkgeefster, neemt tegen over de werklieden soms zeer ruime verplichtingen op zich, waartegenover echter de werkman ook ver plichtingen moet hebben. De uitdrukking, dat do werklieden in dit reglement worden beschouwd als hoorigen of lijfeigenen, is, op zijn zachtst uitgedrukt, schromelijk overdreven. Daarvan is spreker niets ge bleken. Spreker wil een enkel woord in het midden brengen over eventueele werkstakingen. De heer Zandstra stelt zich te dezen opzichte op een geheel verkeerd standpunt. Het gaat toch niet aan voor te schrijven dat een werkman, wanneer in een anderen tak van dienst staking uitbreekt, bij dien tak van dienst geen werk mag verrichten. De gemeente is voor allen één en dezelfde werk geefster, zoodat de werklieden uit een niet in staking zijnden tak van dienst moet kunnen worden opge dragen in den stakenden dienst te voorzien De Voorzitter wijst er den heer Tijsma op dat het amendement dat hierop betrekking heeft reeds is ingetrokken. De heer Tijsma meent dat er geen verschil bestaat, want er staatbij werkstaking is dit artikel niet van bindende kracht. Het gaat toch voor de gemeente niet aan te decreteeren dat de werklieden geen werk mogen verrichten in een tak van dienst waarin sta king heerscht. De Voorzitter wijst er den heer Zandstra op dat de redactie van diens amendement niet duidelijk is. Wanneer de heer Zandstra de andere arbeidsregeling als gevolg van het onderbreken van den arbeid daar aan vastkoppelt, kan het duidelijker worden. Het moet dan luiden Wanneer door niet te voorziene omstandigheden onderbreking van den arbeid plaats heeft en als gevolg daarvan eene andere arbeidsregeling noodzakelijk wordt geacht, wordt zulks enz. De heer Zandstra neemt de door den Voorzitter aangegeven redactie over. De heer Feddema staat geheel op het standpunt van Burgemeester en Wethouders en acht de redactie van artikel 17, door het Dagelijksch Bestuur voor gesteld, volkomen juist. De Raad heeft zooeven een uitvoerig betoog aangehoord, dat diende om aan te toonen dat de redactie van artikel 17 eene draconische maatregel zou insluiten. Spreker verschilt in dit opzicht geheel van meening met den heer Zandstra. Waar er zoolang reeds op is aangedrongen om de rechtspositie van de arbeiders te verzekeren, is het niet meer dan billijk dat dit ook geschiedt met de rechtspositie der gemeente. De gemeente dient te weten wat de arbeiders in bepaalde gevallen hebben te doen en te laten. De heer Zandstra heeft beweerd dat in dit reglement iemand aan het woord was, die de werklieden als lijfeigenen en hoorigen beschouwd. Dit is niet juist. De gemeente treedt als werkgeef ster op voor de gemeenschap. Alle gemeentewerklieden nu zijn in dienst dier gemeenschap. Wanneer er nu in een bepaalden tak van dienst staking uitbreekt, staat het de anderen niet vrij voor dien tak van dienst te weigeren. Spreker zou als gewoon werk gever niet dulden dat iemand zeidit doe ik niet en de gemeente mag het in geen geval dulden. Spreker heeft in eene vergadering met gemeente werklieden over het reglement gezegd een gemeentewerkman dient in de eerste plaats te doen wat hem geboden wordt. Alleen wanneer dit geschiedt kan de kwestie welke rechten hij kan doen gelden worden bezien. Een eerste eisch is voor een gemeentewerkman het nakomen van zijn plicht. Wanneer de gemeenschap dien eisch stelt kan echter niet worden gesproken van draconische maat regelen. De heer Lautenbach wenscht zijn standpunt in deze zaak duidelijk uiteen te zetten. Spreker is van oordeel dat een gemeentewerkman in dienst is der plaatselijke overheid, die voor de behartiging der verschillende belangen aan haar toevertrouwd, verschillende werklieden noodig heeft. In sommige gevallen kan staking een goed recht zijn van den arbeider, elke staking zou spreker niet gaarne aanbevelen. Wanneer er een staking uitbreekt bij een particulier en de gemeentewerklieden sluiten zich daarbij aan, zou spreker niet aarzelen dit schan delijk, treurig te noemen. Stel eens dat bij een besmettelijke ziekte de doctoren het visitegeld verdubbelden, niet kwamen en de patiënten lieten crepeeren, of dat wij in duister en zonder water moesten zitten. Dit gaat niet. Zij die dan ook iedere staking steunen, bewijzen de arbeiders een slechten dienst, want de staking is een mes dat aan beide kanten wondt en in de eerste plaats de arbeiders zelf.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 7