116 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Mei 1910.
De werklieden, waarvoor dit reglement wordt ge
maakt, hebben zich vrijwillig in dienst der gemeente
gesteld. Zij hebben om hunne betrekkingen gesol
liciteerd. Nu is de Raad bezig hen tegenover de
gemeente te beschermen. Verder kan hij dan ook
niet gaan. Werkstaking in algemeene bewoordingen
te omschrijven is niet mogelijk. Ieder concreet geval
moet op zich zelf worden beschouwd. Waarom
omschrijven de geachte voorstellers niet wat zij
bedoelen Willen zij iedere staking door de ge
meentewerklieden gesteund zien door medestaking
Zoo algemeen als het in het amendement staat,
kan z. i. niemand het steunen. Deze gedachte zal
ook wel ingang vinden in andere kringen dan die
waarin spreker gewoon is te verkeeren. Spreker is
overtuigd dat menige werkstaking gelijkt op de wilde
ren van een jong paard. De leiders schrijven voor
hun schrijftafel in bonte pantoffels gestoken gloeiende
artikelen en als de brand uitbreekt is het niet moeielijk
te zeggen waar de blaren komen. Spreker heeft er
dikwijls met don heer de Jong over gesproken dat
hij die tot werkstaking aanspoort eene zware ver
antwoordelijkheid op zich laadt. Het heet kerelswerk
om iemand het hoofd heet te redeneeren, spreker
noemt het kerelachtig de menschen tot matigheid
aan te sporen. Hij zal tegen het amendement stemmen.
De heer OosterhofF doet opmerken dat het amen-
dement-Zandstra feitelijk uit twee gedeelten bestaat.
Het eerste gedeelte bevat voorschriften voor de
Directeuren betreffende de regeling der zaken, het
tweede betreft de staking. Spreker behoeft daarbij
niet lang stil te staan. Bij de stakingswetton toch is
het staken bij oen publiekrechtelijk lichaam straf baai-
gesteld. Hiermede is deze kwestie dus afgedaan.
Spreker noemt het de zaken op den kop zetten
om, als er verandering in de regeling der werkzaam
heden moet plaats hebben, overleg te plegen met de
werklieden. Bij alle werk toch is leiding noodig en
die leiding kan alleen uitgaan van de Directeuren
of hunne plaatsvervangers. Waar die Directeuren de
geheele verantwoordelijkheid dragen, moet aan hen
ook zoo groot mogelijke vrijheid worden gelaten.
De heer Zandstra had wel gedacht, dat er een
storm op zou steken. Stakingen, waarvan de heer
Lautenbach zeide, dat zij geleken op de wilde ren
van een jong paard, behooren bij de sociaal-demo
cratische arbeiders niet thuis. Vóórdat tot staking:
f o
wordt overgegaan is er al heel wat gebeurd. Men
kan van meening verschillen over de schandelijkheid
van het feit om bij staking niet te doen wat gelast
wordt. Spreker vindt het schandelijk te weigeren,
als iets wordt gevraagd. Wanneer het gelast wordt
is het iets anders.
Hier in dit reglement wordt van den arbeider
gevraagd om, als hij zijn kracht aan de gemeente
heeft verkocht, te doen wat hem gezegd wordt
zonder meer. Spreker en zijne partijgenooten vragen
in de eerste plaats een werkliedenreglement, omdat
de arbeider economisch zwak is. Zij willen dat hij
bestaanszekerheid heeft zonder de kans te loopen aan
den dijk te worden gezet. Het is werkelijk nood
zakelijk, dat de rechten en plichten van de werk
lieden worden omschreven. Zij dienen te worden
beschermd tegen elk misbruik dat tegen hen zou
kunnen worden gepleegd. Wanneer dus niet te voor
ziene omstandigheden in het spel komen, moet er
onderling overleg worden gepleegd. Spreker en zijne
partijgenooten hebben zooveel geloof in de goede
trouw der gemeentewerklieden, dat zij overtuigd zijn,
dat zij de werklieden niet lichtvaardig zullen
staken, omdat zij een groot verantwoordelijkheids
gevoel bezitten. De arbeider is zedelijk verplicht
zijn arbeidskracht te geven gedurende den tijd die daar
voor is gesteld niet alleen, maar zelfs zoo noodig ook in
omstandigheden welke niet te voorzien zijn. Zij kunnen
echter niet dulden, dat gemeentewerklieden, zoo er
werkstaking is in een particulier bedrijf, gelast zouden
kunnen worden dien arbeid op te vatten, zooals wel
eens is geschied, om zoo hun medearbeiders in den
rug aan te vallen.
Ontzeg toch aan de gemeentewerklieden, die heel
hun leven in arbeid moeten doorbrengen, wier brood
winning het is, wier leven er mee gemoeid, wier
gezondheidstoestand er door beïnvloed wordt, het
recht niet, om in de regeling van den arbeid en de
veiligheidsmaatregelen, in alles wat den arbeid zelf
aangaat een woord mee te spreken. Dit is niet alleen
in het belang van den arbeider, maar ook wel degelijk
een gemeenschapsbelang.
De heer Lautenbach wijst er op dat men, de heeren
de Jong en Zandstra hoorende, zou denken dat deze
het monopolie bezitten van de liefde voor den werk
man. Laat do werklieden en zij die er over kunnen
oordeelen er den staf over breken. Spreker had aan
zijn rede nog kunnen toevoegen dat menige werk
staking veel heeft van een anarchistisch avontuurtje;
hij heeft dit echter nagelaten. Hij heeft menige ver
gadering meegemaakt en hoorde dan stelselmatig
de uitdrukkingwij waren niet goed genoeg geor
ganiseerd.
De heer Zandstra meent, dat de heer Lautenbach
de tegenwoordige leiding der gemeentewerklieden op
het oog heeft. De Bond van gemeentewerklieden heeft
wel eene groote verantwoordelijkheid, maar bedoelt
niet door eene krachtige organisatie de boel in het
honderd te jagen, wel om den arbeiders hun bestaan
te verzekeren en dit zoo goed mogelijk te maken. Wij
weten zeer goed als eenmaal het werkliedenreglement
er is en door de werklieden onderteekend, zij aan
de daarin gestelde voorschriften moeten voldoen,
maar juist omdat wij dat weten wenschen wij aan
de gemeentewerklieden eenige vrijheid van beweging
te laten, opdat zij door de onderteekening geen lijf
eigenen van de gemeente zullen worden.
De heer de Jong heeft den heer Lautenbach hooren
zeggen, dat spreker en de heer Zandstra het monopolie
van liefde voor den werkman meenen te bezitten.
Spreker zou echter willen opmerken, dat als men
zoo den heer Lautenbach hoort spreken over het
verantwoordelijkheidsgevoel, dat men moet hebben
enz., er meer reden is om van den heer Lautenbach
te veronderstellen, dat hij meent het monopolie van
arbeidersliefde en verantwoordelijkheidsgevoel te be
zitten. De heer Zandstra en spreker en ook de man
nen van de moderne vakbeweging wenschen echter
in verantwoordelijkheidsgevoel voor den heer Lauten
bach niet onder te doen.
Wij zeggon echter, gij zult de arbeiders niet
dwingen als onderkruiper op te treden, omdat ieder
georganiseerd arbeider een onderkruiper beschouwt
als een sujet. Tot het vervullen van een dergelijke
rol heeft niemand het recht een arbeider te dwingen.
Do moderne arbeidersbeweging wikt en weegt en
tracht steeds zonder werkstaking, waar dit maar
eenigszins mogelijk is, haar eischen door te voeren.
Tot overleg is de Nederlandsche arbeidersbeweging
altijd bereid en tracht die van de patroons te ver
krijgen. Maar als het ten slotte niet anders kan, als
men niet wenscht te onderhandelen en de rechten
der arbeiders vertrapt, moet hun het recht worden
gelaten hun handen in de zakken te steken. Wat
het staken in de ziekenhuizen betreft en dergelijke,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Mei 1910. 117
het is gebleken, dat de Nederlandsche vakbeweging
dit weet te voorkomen.
Nu wil de heer Lautenbach blijkbaar, dat de
arbeider in dienst der overheid zich alles maar moet
laten welgevallen. Dit gaat te ver. Ieder mensch
heeft het recht, als zijn rechten worden vertrapt,
zich te verzetten, ook door middel van de werkstaking.
Wat de arbeiders doen of de meergegoeden, wordt
altijd door de bezitters zoo verschillend beoordeeld.
Als b.v. een handelaar waren in zijn bezit heeft,
die noodzakelijk voor het levensonderhoud der massa
moeten worden gebruikt en hij houdt deze in om
een groot voordeel te behalen, dan is hij in de oogen
der meergegoeden een kranige vent, die zijn slag
weet te slaan en men stoort er zich niet aan, dat
hij dit deed ten koste van het geluk van duizenden.
Maar als een arbeider, wiens rechten worden vertrapt,
naar het laatste middel, de werkstaking, grijpt om
zich te verdedigen, wordt dit afgekeurd. Dat is de
moraal van de bezittende klasse. Spreker blijft het
amendement aanbevelen.
De heer Lautenbach protesteert er tegen dat de
gemeentewerklieden alles voor zoete koek moeten
opeten. Dan was het reglement overbodig. Spreker
wil net zoo goed als de geachte vorige spreker de rech
ten. maar ook de plichten der werklieden omschrijven,
en z. i. is alléén bij een goed reglement eene goede
verhouding mogelijk.
De heer de Jong zegt wel dat gemeentewerklieden
niet gemakkelijk tot staking overgaan. Maar waar is
de grens?
Als de gemeente óók met zulk eene formule de
werklieden ontslag kon geven, zouden wij als één
man daartegen opkomen.
Wanneer iemand naar eene betrekking heeft ge
solliciteerd bij de gemeente en de rechten zijn in
1 een reglement omschreven, moet hij zich daaraan
I houden. Wanneer spreker eene levering heeft aange
nomen en het blijkt dat hem dit geld kost, moet hij
de leverantie toch doen.
Spreker blijft er bij dat hij tot slotvuurwerk op
eene vergadering dikwijls gehoord heeftwij waren
niet sterk genoeg. Het applaus dat spreker daar hoorde,
schreef hij deels toe aan koude voeten der hoorders.
Het gaat hier echter niet om het monopolie van
arbeidersliefde, maar om het recht van den werkman.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Zandstra op het le gedeelte van
artikel 17 wordt verworpen met 14 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren de Jong, Zandstra en
G. W. Koopmans.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Oosterhoff,
Fransen, Lautenbach, Burger, Feitz, Tijsma, Schoon-
dermark, v. Messel, Hartelust, Feddema, Haverschmidt,
Komter en Menalda.
Het amendement-Zandstra op het 2o deel van
artikel 17 wordt verworpen met 15 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren de Jong en Zandstra.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Oosterhoff,
Fransen, G. W. Koopmans, Lautenbach, Burger, Feitz,
Tijsma, Schoondermark, v. Messel, Hartelust, Feddema,
Haverschmidt, Komter en Menalda.
Het amendement-Zandstra op het 3e deel wordt
verworpen met 15 tegen 2 stemmen.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Oosterhofi,
Fransen, G. W. Koopmans, Lautenbach, Burger, Feitz,
Tijsma, Schoondermark, v. Messel, Hartelust, Feddema,
Haverschmidt, Komter en Menalda.
Daar verscheidene leden hiertoe den wensch te
kennen geven, wordt de beraadslaging geschorst en
de vergadering door den Voorzitter gesloten.
VERBETERING.
In het verslag van 10 Mei 1910 moet in het ge
sprokene door den heer de Jong op bladzijde 90,
2e kolom, regel 24 van boven, tusschen de woorden
„aantal" en „verlofdagen" gevoegd worden buiten
gewone".