144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Juni 1910. De lieer G. W. Koopmans wenscht niet direct over de motie, wel over de loonregeling van artikel 31 het woord te voeren. Tot op dit oogenblik zullen de organisaties wel niet de vlag op den toren planten wegens het behaalde succes. Er is tot nu toe weinig besloten, dat in het voordeel van de arbeiders is. Dit hoeft spreker er toe gedreven soms tegen zijn zin te stemmen vóór voorstellen, die hem feitelijk te ver gingen. Wanneer men alles doet om iets te krijgen, en het valt telkens, dan gaat men wel eens wat verder in de contramine, dan men zelf wil. Het verwondert spreker dat Burgemeester en Wethouders, in weerwil van de voorstellen der Commissie en die der andere leden, nog een minimumloon van f 9. voorstellen. Het is nog niet zoo lang geleden, dat spreker oen staatje zag van een hoofdambtenaar, waarin berekend was, wat een arbeider noodig had om fatsoenlijk te kunnen leven. Wanneer hij zich wel herinnert was dit een bedrag van 13.Ook anderen dan werklieden zijn dus van oordeel, dat men niet minder dan f 10.loon moet geven. Spreker wil wijzen op de duurte der levensmiddelen en speciaal op het artikel melk, een artikel dat veel gebruikt wordt. Op dit oogenblik wordt daarvoor een prijs besteed, die in de laatste 30 jaren niet is betaald. In de vorige vergadering, toen het besluit is geno men betreffende den werktijd der plantsoenarbeiders, is door een lid gevraagd of bij den Wethouder van Openbare Werken van de werklieden ook klachten waren ingekomen over te langen werktijd. Spreker had toen willen zeggen dat het beste was zich eens een 14 dagen in het werk van die arbeiders te be geven. Dan kan men er over oordeelen. En zoo is het ook met een minimumloon. Spreker stemt de sociaal democraten mee, dat niet ieder over de ar beiderstoestanden kan oordeelen. Iemand, die nooit gebrek heeft geleden, die nooit een karig loon heeft gehad, die nooit werkeloos is geweest, kan er niet over oordeelen. Spreker neemt het die leden niet kwalijk wanneer zij tegen een minimumloon stemmen, want zij kunnen er geen oordeel over vellen. De Raad heeft besloten dat de gemeentewerklieden geen werk voor particu lieren mogen verrichten. Dit is tegen het financieel belang der arbeiders. Spreker wenscht in verband daarmede nog iets anders mede te deelen. Hij trof gisteren op straat een aschman aan. Nu was het de gewoonte, dat deze menschen zich den tijd dat zij wachtten op het brengen van de vuilnis, ten nutte maakten om de vodden en het papier er uit te zoeken. Die aschman stond te kijken, waarom spreker hem vroeg of hij niet aan het uitzoeken was. „Neen", antwoordde de man, „dat is streng verboden. De rommel enz. komt nu over het papier enz. heen en do bijverdienste is grootendeels vervallen". Spreker hoopt nu maar dat de Raad 's weeks ƒ2.50 moer loon zal geven, dan is dat weer in orde. Een andere aschman, die wel de traditioneele korf en vij- gemat aan de kar had, verklaarde eveneens dat de bijverdienste nu voor een gedeelte verloren was. Het bevreemdt spreker dat het hoofd van een tak van dienst, tijdens eene bestaande regeling, op deze wijze tegenover het personeel optreedt. Spreker, die het noodig acht dat de menschen meer verdienen, hoopt dat de Raad een hooger minimumloon zal geven dan 9. Do heer Burger wenscht naar aanleiding van het gehoorde een enkele opmerking te maken. Spreker j zou aan de staatjes, door den heer Zandstra meege deeld, een zeker gewicht niet willen ontzeggen. Voor j staathuishoudkunde zullen deze gegevens zeer nuttig kunnen zijn, maar, bij de politiek, die de gemeente tegenover hare werklieden heeft te voeren, treden andere argumenten op den voorgrond. Moest de gemeente een abnormaal hoog loon geven. Dit zou onbillijk zijn. Werd heden op grond van een staatje aangenomen, dat f 12.minimum-loon het juiste is, dan zouden de voorstellers morgen komen met een nieuw staatje, waarmee men zou willen be wijzen dat 15.nog niet voldoende is. De heeren de Jong en Zandstra zullen dit wel willen toegeven. Spreker meent, dat zij zelf niets aan die staatjes hechten en dat die dan ook alleen dienen om de leden van den Raad een oogenblik te verblinden. Het zou zeer onbillijk zijn dien weg op te gaan. Er bestaat armoede, er bestaan toestanden, die de gemeente, hoe gaarne zij zou willen, niet kan verbeteren. Wanneer de gemeente een abnormaal loon geeft stuurt zij de heele zaak in de war. Zij schept een klasse van gepriveligeerde menschen, die zich ver heffen boven huns gelijken. Een aanstelling als ge meentewerkman zou een buitengewone bevoorrechting zijn. De taak der gemeente zou dan ook ontzettend worden verzwaard, daar zij altijd veel duurder zoude werken dan de particulieren. Ieder bedrijf wordt dan onmogelijk en spreker zou, wanneer het dien weg op moest, ook gestemd hebben tegen de electrisclie centrale als gemeentebedrijf. Wat is dan het standpunt dat de gemeente moet aannemen ten aanzien van den loonstandaard In dezen tijd, waarin de werklieden streven naar ver betering en daarbij dikwijls succes behalen, is naar sprekers meening de taak der gemeente slechts deze, dat streven niet tegen te werken. En die taak vervultzij, als zij zorgt, met het loon op de hoogte te blijven van dat, hetwelk in hot particulier bedrijf wordt betaald. Dan drukt zij den loonstandaard niet. Doet zij dat, dan doet zij met al het goede dat een gemeente werkman boven zijn soortgenooten reeds voor heeft, alsverlof', ziekteverzekering, pensioenregeling, al heel veel. Het is gevaarlijk dat de gemeente hare werklieden stelt ver boven hunne soortgenooten en zij betracht voldoende haar plicht, als zij zorgt dat de loonen niet lager worden dan die welke in het vrije bedrijf worden verdiend. De heer Lautenbach wijst er op dat de heer Burger beweert dat de gemeentewerkman niet meer mag verdienen, dan het loon dat door vraag en aanbod wordt geacht te zijn het loon. Die arbeidsmarkt, zegt spreker, komt hier niet bij te pas. Arbeid is geen koopwaar, maar het is het middel om te voorzien in het onderhoud van zijn gezin. Wanneer men spreker toevoegt dat arbeid wel koopwaar is, dan wil hij toegeven, dat dit in den tegenwoordigen tijd veelal zoo beschouwd en toegepast wordt, dank zij de zoogenaamde vrije concurrentie. Sprekers stand punt is echter dat de arbeid het middel is om in het onderhoud van het gezin te kunnen voorzien. De heer Burger hoeft beweerd dat de gemeente met de loonen niet mag achterblijven bij die welke in het vrije bedrijf worden uitbetaald. Wanneer wij leefden in een tijd dat die arbeid goed werd betaald, was het zeer aardig. Dit is niet het geval, want in doorsnee zijn de loonen bij particulieren, tengevolge van ver schillende omstandigheden, te laag. Spreker wil dit echter laten rusten. Hij is van oordeel dat de ge meente moet voorgaan om meer dan een reden. De gemeentwerkman mag, zooals de Wethouder Oosterhoff de vorige keer heeft gezegd, niet staken, terwijl de arbeiders in het vrije bedrijf het recht om den arbeid neer te leggen, wol hebben. De gemeente moet een keurkorps van werklieden hebben. Wel moet zij geen philantropische inrichting zijn, maar zij verkeert in eene bijzondere conditie. Dezelfde maatstaf toch wordt gevolgd bij andere takken van dienst. Bij het aanstellen van ambtenaren wordt ook niet ge vraagd of de sollicitanten elders in den lande minder verdienen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Juni 1910. 145 Spreker heeft gedacht dat de heeren Zandstra en de Jong een gelukkig tijdstip hebben gekozen voor het indienen van hunne motie. Wij hebben van den Wethouder Komter in eene vorige vergadering toch niet gehoord dat de financiën het niet toelaten, nu er zooveel zal worden uitgegeven voor luxe volgens het oordeel van de deskundigen in den Raad voor school 6. Spreker stemt den heer Burger toe, dat het gemak kelijk is een lijstje op te maken, maar niet gemakkelijk om het te weerspreken. Hij weet echter zelf goed wat een klein loon beteekent. Wanneer er een huis vrouw aan het roer is, die de kunst verstaat om van oud, nieuw te maken, zooals men wel eens zegt, dan mag dat geen maatstaf zijn om te zeggen dat het wel mogelijk is met een klein loon rond te komen. Het komt spreker voor dat de gemeente niet mag achterblijven, maar moet voorgaan, te meer waar de arbeid, zooals spreker straks releveerde, geen koopwaar is maar het middel om te voorzien in het onderhoud van het gezin. Moeielijk ban men toch denken, dat de meerder heid van den Raad méér gevoelt voor de ziellooze stof, dan voor hen die ze bewerkt. De heer Oosterhoff is tot zijn leedwezen bij een deel der discussiën niet aanwezig geweest. Spreker heeft dan ook niet gehoord of de heer Zandstra iets heeft gezegd ter nadere verdediging der door hem en den heer de Jong voorgestelde loonregeling. Hij heeft wel over het bedrag, niet over de regeling hooren spreken. De motie-Zandstra bestaat uit vier stukken, waar van twee het principe niet raken, maar waar het een voudig een kwestie is van meer of minder. Het verschil zit dan ook alleen in de onderdeelen a en d. Spreker vraagt, waarom zal de Raad zich binden om de loonregeling om de 5 jaar te herzien. Hij is toch volkomen vrij ten allen tijde voorstellen te doen tot wijziging der regeling, want de gevallen zijn niet uitgesloten dat eene herziening binnen de 5 jaar noodig is. Het verschil tusschen sub a van de motie en het voorstel van Burgemeester en Wethouders is dit, dat volgens dit laatste Burgemeester en Wethouders de regeling maken en volgens de motie de Raad. Met alle respect voor den Raad is spreker van oordeel dat deze taak beter thuis is bij Burgemeester en Wethouders, die toch beter in de gelegenheid zijn over de arbeiders te oordeelen, dan de Raad. Verder stellen de heeren de Jong en Zandstra voor eene periodieke verhooging te geven van 50 ct. per week elk jaar. Zij hebben echter geen grens be paald. Moet die periodieke verhooging altijd blijven doorloopen. Spreker doet opmerken dat de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde opklimming aan billijke eischen voldoet. Een werkman zal dan na 12 dienstjaren het maximum hebben bereikt. De leeftijd, die zij dan hebben bereikt is in verband met die waarop zij worden aangenomen nog niet hoog. Verschillende sprekers hebben gezegd dat het loon verband moet houden met de behoeften van het ge zin en dat het dus niet moet zijn eene betaling in verhouding tot den verrichten arbeid. Tot zekere hoogte geeft spreker dit toe en het loon door hem voorgesteld voldoet aan dien eisch, vooral als men in aanmerking neemt dat de leeftijd bij aanneming betrekkelijk laag is. Van af 1905 toch werden geen werklieden aangesteld ouder dan 29 jaarhet meeren- deel was 2124, 25 en 26. Met 12 jaar, dus op 37 a 38-jarigen leeftijd, zullen deze menschen het maxi mum hebben bereikt, juist op het oogenblik dat de onderhoudskosten van het gezin het zwaarst zijn. Het laagste loon zal dan 12.60 bedragen. Dit kan niet te laag worden genoemd. Spreker zou nu gaarne verlof hebben van den Voorzitter om den heer G. W. Koopmans te beant woorden op diens vraag omtrent het verbod van het schiften van vodden en papier uit het huisvuil. De opmerking is juist. Het verbod is uitgevaardigd en het is een maatregel, die op zich zelf in elk ge val toejuiching verdient. Wanneer men toch in een nauwe straat een aschman passeert, bezig met het uitzoeken van vodden enz., is het niet doenlijk er langs te komen. De maatregel is genomen in het belang der hygiène. De opbrengst van die afval zal verminderen zegt de heer Koopmans. Dit zal in hoofdzaak het geval zijn met de waarde van het papier, het artikel, dat het minst opbrengt. Men moet nu echter niet uit het oog verliezen dat de aschlui nu f 8.25 hebben, terwijl, wanneer het voorstel van spreker of dat van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen dit f 9.60 of 9. zal zijn. Dit is dus reeds een klein equivalent voor de vermindering der bijverdienste. Spreker heeft zijn voorstel niet gedaan op theo retische gronden zooals de heeren de Jong en Zandstra. Het is zeer moeilijk om het bedrag vast te stellen, waarvan een arbeider zal kunnen bestaan, maar spreker heeft als grondslag genomen het minimum-loon door den Raad zelf vastgesteld voor de aannemers van gemeentewerk. Dit is voor een opperman 16 ct. per uur en is het gemiddelde loon dat in den loop van een jaar aan dat soort van werklieden in de gemeente is uitge keerd. Het wil spreker voorkomen dat de gemeente niet beneden de in die lijst vastgestelde loonen mag gaan, te meer daar de gemeente er prijs op moet stellen te kunnen uitzoeken, wie zij als gemeente werkman wil hebben. Dit kan niet als zij lager loonen uitkeert. En dat het inderdaad van belang is aan gemeente-werklieden hoogere eischen te kunnen stellen, blijkt wel bij de tonnenlui, die in alle huizen komen en van wie dus netheid en eerlijkheid gevraagd moeten worden. De gemeente moet daarom aan die mensehen, en in het algemeen aan alle gemeente werklieden eenigszins hoogere eischen kunnen stellen dan een particulier en dit moet zich in het loon afspiegelen. De heer G. W. Koopmans zou den heer Oosterhoff gaarne willen antwoorden op de zaak van het uit zoeken der vodden enz. op straat. De Voorzitter verzoekt den heer Koopmans niet te diep op deze kwestie in te gaan, daar zij feitelijk buiten de orde is. De heer Oosterhoff heeft hem ge antwoord omdat de heer Koopmans de zaak te berde heeft gebracht, maar veel moet er nu niet meer over worden geredeneerd. De heer G. W. Koopmans, hoewel de maatregel op zich zelf niet verkeerd achtend, noemt het invoeren ervan onder de bestaande loonregeling eene bena deeling van den werkman. Spreker constateert dat de heer Oosterhoff zulks heeft toegegeven, maar dit is spreker niet voldoende en het verwondert hem dan ook van den Wethouder te hooren, dat deze zulk een maatregel goedkeurt. De heer Burger verklaart, dat men niet op de ge geven staatjes kan afgaan. Gesteld al had de heer Burger nog zoo'n lief vrouwtje en hij gaf haar het staatje van 13.zij zou er niets van kunnen afdingen, 't Is niet een kunst het staatje te ver- hoogen, maar het staatje te „verlagen". De heer Burger heeft verder gezegd dat de ge meente geen abnormaal hoog loon mag geven. Zij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 6