148 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Juni 1910.
verlof en geen vast werk hebben. Daardoor staat de
gemeente, als werkgever hooger.
De beraadslaging wordt gesloten.
Onderdeel a van de motie van de heeren de Jong
en Zandstra wordt verworpen met 14 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: de Jong, Zandstra en
Lautenbach.
Tegen de heerenFransen, J. Koopmans, Berg
huis, Wilhelmij, Oosterhoff, Menalda, van Messel,
Hartelust, G. W. Koopmans, Komter, Burger, Beucker
Andreae, Schoondermark en Baart de la Faille.
Onderdeel b van de motie wordt verworpen met
11 tegen 6 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Fransen, de Jong, Berg
huis, Zandstra, Lautenbach en G. W. Koopmans.
Tegen de heeren J. Koopmans, Wilhelmij, Ooster
hoff, Menalda, van Messel, Hartelust, Komter, Burger,
Beucker Andreae, Schoondermark en Baart de la
Faille.
Onderdeel c van de motie wordt verworpen met
14 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren de Jong, Zandstra en
G. W. Koopmans.
Tegen de heerenFransen, J. Koopmans, Berghuis,
Wilhelmij, Oosterhoff, Menalda, Lautenbach, van
Messel, Hartelust, Komter, Burger, Beucker Andreae,
Schoondermark en Baart de la Faille.
Onderdeel d van de motie wordt verworpen met
11 tegen 6 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Fransen, de Jong, Berg
huis, Zandstra, Lautenbach en G. W. Koopmans.
Tegen de heeren: J. Koopmans, Wilhelmij, Ooster
hoff, Menalda, van Messel, Hartelust, Komter, Burger,
Beucker Andreae, Schoondermark en Baart de la Faille.
De onderdeelen 15 van artikel 29 worden met
algemeene stemmen vastgesteld.
Aan de orde is een voorstel van de Wethouders
om tusschen het 5e en 6e lid een nieuw lid te
voegen, luidende
„6. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
voor eenig soort van werk een onveranderlijk loon
te bepalen."
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Berghuis zegt dat de Commissie gemeend
heeft deze woorden te moeten laten vervallen. In
het sectieverslag staat dat met onveranderlijk loon
is bedoeld loon zonder periodieke verhoogingen. Wan
neer deze clausule alzoo in hot reglement komt,
hinkt dit op twee gedachten, n.l. dan is er loon met
en loon zonder periodieke verhooging. De Commissie
is van oordeel dat er tusschen deze beide systemen
gekozen dient te worden.
Wanneer Burgemeester en Wethouders de bepaling
alleen van toepassing wenschen op de tijdelijke werk
lieden is het bezwaar niet zoo groot, maar als zij
geldt voor allen dan kan het geheele artikel 31 zijne
beteekenis verliezen. Waar Burgemeester en Wet
houders spreken van eene ingrijpende wijziging door
de schrapping van dit lid, ligt het voor de hand dat
Burgemeester en Wethouders meer gebruik zullen
maken van de bepaling dan naar het oordeel van de
Commissie wenschelijk zou zijn, en zou spreker gaarne
van de wethouderstafel eene verklaring ontvangen,
dat zulks alleen in zeer bijzondere gevallen zal ge
schieden.
De heer Fransen vraagt of het de bedoeling is de
bepaling alleen op volslagen en valide werklieden toe
te passen of geldt zij voor allen.
De heer Oosterhoff doet opmerken dat het uiterst
moeielijk is te zeggen of er geen personen onder de
werklieden zijn voor wie deze regeling zal moeten
gelden. Het kan bovendien in de toekomst gebeuren
dat er werklieden in dienst komen die men zonder
onbillijk te worden niet al de voordeelen van het
reglement kan laten genieten. De kettingtrekkers
hebben b.v. een vastgesteld loon, dat toch niet in
aanmerking komt voor periodieke verhooging.
De heer Berghuis stelt voor de door de Wet
houders voorgestelde zinsnede te lezenBurge
meester en Wethouders zijn bevoegd in bijzondere
gevallen enz.
Aldus gewijzigd wordt het voorstel van de Wet
houders met algemeene stemmen aangenomen.
Aan de orde is artikel 29, 6e lid, dat nu 7e lid
wordt.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra kan niet dulden dat een werkman
in loon wordt verlaagd. Hij kan fouten begaan, maar
dan moet hij op eene andere wijze worden gestraft
dan met loonsverlaging.
De heer Burger vraagt of het niet wenschelijk is
de behandeling van deze bepaling aan te houden tot
artikel 35.
Het komt den Voorzitter onnoodig voor de behan
deling aan te houden. De kwestie kan nu heel goed
worden uitgemaakt.
De heer Oosterhoff geeft te kennen dat de Wet
houders van oordeel zijn, dat het logisch is om,
waar voor getoonde toewijding eene verhooging in
loonklasse kan worden toegekend, daartegenover
eene verlaging in loonklasse te stellen bij gebleken
gebrek aan toewijding. Het eene is een noodzakelijk
gevolg van het andere.
De heer Zandstra moet deze wijze van straffen
sterk afkeuren. Hij heeft er niets tegen dat een
werkman verhoogd wordt in loonklasse als hij toe
wijding voor zijn dienst toont. Hij moet echter niet
met loonsverlaging worden gestraft wanneer hij door
nonchalance of door andere oorzaken in zijn plicht
te kort schiet. Wanneer hij geheel onwillig is moet
hij worden ontslagen, van zijn loon moet men af
blijven.
De heer J. Koopmans zegt dat het verlagen in loon-
klassen slechts in enkele gevallen zal plaats hebben.
Wanneer een werkman b.v. een ongeval heeft ge
kregen en hij geniet tengevolge daarvan een vaste
rente, dan zal hij, in dienst blijvende, in een andere
loonklasse worden geplaatst. Er staat wel in het
reglement dat de rente van het loon kan worden
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Juni 1910. 149
afgetrokken, maar spreker heeft daar geen vrede mee.
Spreker meent dat zoo iemand in een andere loon
klasse kan worden geplaatst met behoud van rente.
De tweede alinea van het volgende artikel schept
echter de mogelijkheid uitzonderingen te maken en
spreker zal hierop dan ook niet verder ingaan.
De heer Menalda zegt dat de heer Zandstra zich
tegen de verlaging in loonklasse verklaart en dat een
zware straf vindt. Spreker vindt dat ook, maar
zwaarder straf is toch ontslag uit den dienst en tus
schen een van tweeën zal in geval van artikel 35
wel gekozen moeten worden.
De gemeente kan er toch maar niet in berusten
dat het een werkman aan toewijding of geschiktheid
ontbreekt. Spreker meent dan ook dat de bepaling,
vooral in verband met het door den heer Oosterhoff
opgemerkte, logisch is en dat er niets tegen is in te
brengen.
De heer Zandstra met verlof der vergadering voor
de derde maal het woord erlangend, zou het voorstel
van den heer Burger willen steunen. Hij heeft bij
de artikelen 35 en 36 nog iets te zeggen over loons
verlaging.
Spreker is van oordeel dat ook, wanneer een werk
man een ongeluk treft, geen loonsverlaging mag
plaats hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
Artikel 29, 7e lid, wordt aangenomen met 14 tegen
3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Fransen, J. Koopmans,
Berghuis, Wilhelmij, Oosterhoff, Menalda, Lautenbach,
van Messel, Hartelust, Komter, Burger, Beucker
Andreae, Schoondermark en Baart de la Faille.
Tegen, de heeren: de Jong, Zandstra en G. W.
Koopmans.
Artikel 29, 8ste lid, wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
Aan de orde is een voorstel van de Wethouders
om aan het artikel een nieuw laatste (9e) lid toe
te voegen, luidende
„9. Bij verlof, als in het vorig hoofdstuk bedoeld,
heeft geen inhouding van loon plaats".
Met algemeene stemmen wordt dit voorstel aan
genomen.
Artikel 30 wordt met algemeene stemmen vastgesteld.
Aan de orde is artikel 31 met het daarop door
Burgemeester en Wethouders ingediend amendement,
luidende
1. De loonklassen, bedoeld in artikel 29, zijn de
volgende
le klasse, aanvangende met een weekloon van
9.en opklimmende tot 9.60, 10.20, 10.80
en 11.40 als maximum.
2e kl. alsboven van 9.60 tot/10.20, 10.80,/ll.40
en 12.als maximum.
3e /10.20 tot/10.80,/11.40,/12.—
en 12.60 als maximum.
4e /10.80 tot/11.40,/12.-,/12.60
en 13.20 als maximum.
5e 11.40 tot/12.-,/12.20,/13.20
en f 13.80 als maximum.
6e 12.-tot/12.60,/13.20,/13.80
en 14.40 als maximum.
7e kl. alsboven van12.60 tot/13.20,/13.80, 14.40
en 15.als maximum.
8e 13.20 tot/13.80,/14.40,/15.—
en 15.60 als maximum,
9e /13.80 tot/14.40,/15.—15.60
en 16.20 als maximum.
10e 14.40 tot15.—15.60,/16.20
en 16.80 als maximum.
2. Het overeenkomende uurloon bedraagt
le
klasse
15
ct.,
16
ct.,
17
ct.,
18
ct.,
19
ct.
2e
Tl
16
71
17
71
18
11
19
71
20
77
3e
r»
17
77
18
77
19
'A
20
71
21
77
4e
77
18
71
19
7?
20
71
21
71
22
77
5e
71
19
7*
20
77
21
71
22
77
23
71
6e
n
20
ri
21
71
22
11
23
>7
24
77
7e
77
21
77
22
11
23
17
24
77
25
77
8e
11
22
11
23
71
24
71
25
77
26
71
9e
11
23
7?
24
77
25
71
26
77
27
11
10e
i?
24
17
25
11
26
11
27
77
28
71
De Voorzitter geeft den leden in overweging geen
debat over dit artikel te voeren.
Het amendement van de Wethouders, om de eerste
loonklasse weer in te lasschen, wordt aangenomen
met 9 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Wilhelmij, Menalda,
van Mossel, Hartelust, Komter, Burger, Beucker
Andreae, Schoondermark en Baart de la Faille.
Tegen de heeren: Fransen, de Jong, J. Koopmans,
Berghuis, Oosterhoff, Zandstra, Lautenbach en G. W.
Koopmans.
Het amendement-Oosterhoff is hierdoor vervallen.
Art. 31 wordt hierna met algemeene stemmen
vastgesteld.
Aan de orde is artikel 32 le lid
Op dit artikel is door de heeren de Jong en
Zandstra een amendement ingediend, luidende
De vergoeding voor overwerk te bepalen als volgt
25 voor de eerste twee uren
50 voor het 3e en volgende uren.
2. Voor overuren gedurende den nacht en op
Zon- en feestdagen wordt 100 °/o boven het gewone
loon betaald.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Jong zegt dat de Commissie in haar
voorstel in beginsel erkent dat voor overuren buiten
gewone vergoeding moet worden gegeven. De heer
Zandstra en spreker meenen echter dat de voorge
stelde vergoeding te gering is, daar overwerk onaan
genaam is en meerdere onkosten meebrengt. Daarom
hebben spreker en de heer Zandstra hun voorstel
gedaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-de Jong-Zandstra op art. 32 le
lid, wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heerende Jong, Berghuis,
Zandstra, Lautenbach en G. W. Koopmans.
Tegen de heeren Fransen, J. Koopmans, Wilhel
mij, Oosterhoff, Menalda, van Messel, Hartelust,
Komter, Burger, Beucker Andreae, Schoondermark
en Baart de la Faille.