162 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Juni 1910.
boven zijn bier geraakt. Daarvoor moet men hem dan
geen vernederende straffen opleggen. Eerst iemand
de gelegenheid bieden en hem straffen als hij er
gebruik van maakt, is zeker niet zooals het behoort.
En waar in artikel 45 de feiten of overtredingen
worden genoemd, waartegen straf wordt bedreigd,
achten spreker en de heer de Jong het niet noodig
in dit artikel een omschrijving te geven. Daarom
stellen zij voor het artikel te schrappen.
De heer Oosterhoff wil allereerst den heer Zandstra
antwoorden. Dit raadslid heeft gezegd dat deze
bepaling niet noodig is omdat het van zelf spreekt
dat iemand die onbekwaam is verwijderd moet worden.
De quintessens dezer zaak echter schuilt niet in het
verwijderen, maar in de inhouding van het loon. De
bepaling is noodig als maatregel van orde. Wanneer
een werkman door eigen schuld in een toestand is,
dat hij zijn werk niet kan verrichten gedurende
eenigen tijd, is het billijk dat hij voor dien tijd ook
geen loon krijgt.
Door de Wethouders is overgenomen het voorstel
van de Commissie om het woordje en" in te lasschen.
Spreker doet echter opmerken dat, om een zuivere
redactie te verkrijgen, het woordje „die" in den 3en
regel moet vervallen.
Den heer Lautenbach is dit onderwerp ook niet
sympathiek. Het geval doet zich nog al eens voor
dat de man drinkt, waardoor het voor de vrouw nog
moeielijker is om rond te komen. Wordt nu voor
misbruik van sterken drank nog loon ingehouden,
dan wordt zoo'n gezin dubbel gestraft.
Waarom kan een beschonken persoon niet worden
verwijderd en gestraft met overwerk, waardoor hij
zijn verzuim, wat den werktijd betreft, kan herstellen.
Niet ieder geval toch is chronisch en voor dezulken
is ten slotte maar één middel n.l. ontslag-.
De heer Oosterhoff voelt wel iets voor het door
den heer Lautenbach te berde gebrachte. Wanneer
men echter een werkman overwerk laat verrichten,
moet er al weer een opzichter bij worden geplaatst
voor de controle. Die man wordt dan ook gestraft.
Spreker weet geen anderen weg te vinden, hoe gaarne
hij ook wil. Per slot van rekening acht spreker den
man aansprakelijk voor de gevolgen die zijn verkeerd
gedrag voor zijn gezin heeft.
De heer Zandstra verklaart zich nogmaals tegen
elke loonsverlaging en vooral tegen de in dit artikel
bedoelde.
Men is al zeer arm, wanneer men niet weet den
werkman te straffen zonder het gezin te treffen.
Het spreekt van zelf, dat men iemand, die onbe
kwaam is moet verwijderen. Het is hard, wanneer
het gezin met den betrokkene wordt gestraft en j
spreker, die de oorzaken van drankmisbruik kent,
kan zich dan ook niet met het artikel vereenigen. I
Men zou spreker kunnen toevoegen dat hij het drank
misbruik in bescherming neemt. Spreker doet dit
niet, maar hij wil maatregelen nemen om er een eind
aan te maken. De arbeider moet worden opgeheven,
maar niet neergedrukt.
Daarom en omdat artikel 45 voldoende in de zaak j
van strafoplegging voorziet, hebben spreker en de
heer de Jong voorgesteld het artikel te schrappen.
De heer J. Koopmans voelt veel voor het door den
heer Zandstra gesprokene. Het artikel is ook hem
niet sympathiek. Men kan den arbeider wel op een
andere wijze straffen dan met inhouding van loon.
Wanneer men enkel schorsing toepast met behoud
van loon, acht spreker den werkman genoeg verne
derd. Wat de verwijdering van een werkman die
onbekwaam op zijn werk komt betreft, dit moet ge
beuren. Spreker acht het echter beter het artikel te
schrappen.
De heer Feddema begrijpt niet hoe de heer J. Koop-
mans een arbeider, die dronken op zijn werk komt,
j in bescherming kan nemen. Ieder patroon zal zoo
iemand verwijderen en evenmin loon uitbetalen. Het
hoofd van het gezin is zelf verantwoordelijk voor de
schade aan dat gezin veroorzaakt. Spreker meent dat
het strijdig is met het begrip patroon, om een werk
man die dronken is te dulden. Spreker begrijpt dan
ook niet dat zoo iemand toch loon moet worden
uitbetaald. Hij zelf zou zoo iemand op staanden voet
ontslaan. Spreker meent dat inhouding van loon een
billijke maatregel is.
De heer de Jong zegt dat men niet moet vergeten
dat straf zonder inhouding van loon een grooten
moreelen invloed heeft. Spreker heeft den heer Fed
dema hooren zeggen toen de heer J. Koopmans sprak
van zoo'n wijze van straffen dat zal hun een zorg
zijn. Spreker kent echter groote zaken met tal van
arbeiders waar duidelijk is gebleken, dat schorsing
met behoud van loon voldoende is.
Zoo de heeren soms mochten meenen, dat de in
houding van loon het drankmisbruik zal tegengaan,
is spreker zoo vrij op te merken, dat de oorzaken
van het alcoholisme dieper liggen.
Bij de maatregelen door den heer Zandstra aan
bevolen zou spreker willen voegenvermindering
van het aantal vergunningen, moreele en financieële
steun aan de drankbestrijdersvereenigingen en tevens
persoonlijke steun met woord en daad. En als men
nog krachtiger het drankgebruik wil tegengaan, zou
men bij de indienstneming van werklieden de voor
keur kunnen geven aan geheelonthouders.
De heer Oosterhoff wijst er op dat de heeren
Zandstra en J. Koopmans gepleit hebben tegen in
houding van loon, in hoofdzaak om het gezin. Spreker
vraagt of de sprekers de consequentie van dat stelsel
aandurven. Wanneer toch iemand een ernstig ver
grijp pleegt en daarvoor achter slot en grendel wordt
gezet, wordt ook diens gezin gestraft. Er wordt
beweerd dat er wel een andere manier van straffen
is. Spreker zal dit voor den goeden werkman niet
ontkennen; de niet goede, en daarvoor geldt immers
deze bepaling, vinden schorsing alleen zonder meer
niet zoo erg.
De heer Tijsma is voor het behoud van artikel 36.
Een arbeider krijgt loon, omdat hij arbeid verricht.
Dit is een der elementen van de arbeidswetgeving.
Wanneer een werkman dus niet kan werken als ge
volg van onbekwaamheid door dronkenschap, is er
geen reden om loon uit te keeren. Voor dien tijd
is geen loon verschuldigd en daarom kan men feitelijk
niet spreken van inhouding van loon. Schorsing met
behoud van loon weegt bij de arbeiders niet zoo zwaar.
Het kan gebeuren dat zij verwijdering met behoud
van loon als een buitenkansje gaan beschouwen.
De heer Zandstra heeft den heer Oosterhoff hooren
zeggen dat voor de goede werklui schorsing vol
doende is. Spreker gelooft nu niet, dat alle gemeente
arbeiders slecht zijn, want dan zou het er treurig
uitzien voor de gemeente. Spreker en de heer de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Juni 1910. 163
Jong nemen dronkenschap niet in bescherming, zij
vinden het zelf afschuwelijk, van daar dat zij alle
middelen willen aanwenden om dat kwaad te beteugelen.
Wat de heer Tijsma zegt komt hierop neer dat zoo'n
dronken arbeider de gemeente schade berokkent.
Die is er wel weer uit te halen, want men kan hem
overwerk laten verrichten. De gemeente-werkman
kan zich ook niet zooals vele anderen verdekt op
stellen. Hij moet kennis geven van zijn wegblijven
van het werk. Velen die dit niet behoeven te doen,
blijven weg zonder dat er iets van bekend wordt
of zij dronken zijn of niet.
Bij de militairen geeft men de manschappen kwar
tier- en de officieren kamer-arrest. Pas dit op de
gemeente-werklieden toe, maar houd geen loon in.
De heer J. Koopmans wijst er op, dat na het ge
sprokene van den heer Feddema de indruk kon worden
gevestigd, dat spreker een dronkaard dulden zou. Dit
ligt hem verre. Maar wanneer een werkman voor de
eerste maal aangeschoten op zijn werk komt en dus
onbekwaam is, moet hij worden verwijderd, dat spreekt
van zelf, doch daarom behoeft nog niet het loon te
worden ingehouden. Het is voor hem al vernederend
om die reden geschorst te worden. Komt zoo iets
weer voor dan ontsla men hem.
De heer Tijsma zegt dat er geen loon verschuldigd
is wanneer er geen arbeid wordt verricht en dat dit
een der elementaire regels is van het arbeidscontract.
Dat is waar, doch het arbeidscontract kent ook tal
van uitzonderingen.
In het inhouden van loon schuilt ook nog dit gevaar,
dat de betrokkene daarmede deuken kan zijn mis
slag te hebben geboet, zijne overtreding te hebben
betaald. Dit zou een verkeerde uitwerking hebben.
Beter is het hem als 't ware vurige kolen op het
hoofd te stapelen. Hij zal het dan te meer voelen
en zich voor herhaling wachten.
De Voorzifter deelt mede dat de Wethouders hun
amendement op het le lid hebben ingetrokken. Het
maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging
meer uit.
Het amendement-de Jong-Zandstra wordt verworpen
met 13 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: de Jong, Zandstra, J.
Koopmans, Lautenbach en G. W. Koopmans.
Tegen de heeren Schoondermark, Oosterhoff,
Haverschmidt, Tijsma, van Messel, Berghuis, Hartelust,
Feitz, Fransen, Feddema, Menalda, Burger en Baart
de la Faille.
Artikel 36, le lid, wordt met algemeene stemmen
vastgesteld.
Aan de orde is artikel 36, 2e lid, met het amen
dement der Wethouders om de woorden: „door eigen
schuld" te schrappen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Oosterhoff zegt dat de Wethouders de
woorden „door eigen schuld" willen schrappen omdat
zij opzien tegen den last van dit bewijs. Telkens
toch zal moeten worden bewezen of er eigen schuld
in het spel is en dat lijkt spreker onmogelijk. Bij
de toepassing van het artikel zal er natuurlijk rekening
mee worden gehouden of er van force majeure sprake
is en het moet aan Burgemeester en Wethouders
worden overgelaten om in een éclatant geval geen
straf toe te passen,
De heer Berghuis vraagt of de Wethouders genegen
zijn het woord „wordt" te vervangen door „kan
worden", zulks omdat hij voor zich het bezwaar
begrijpt van telkens het bewijs te moeten leveren
van de eigen schuld. Burgemeester en Wethouders
zullen echter moeten toegeven, dat het imperatieve
van het artikel een eigenaardigen indruk naar buiten
geeft.
De heer OosterhofF verklaart dat daartegen geen
bezwaar bestaat.
De Commissie neemt het amendement van de Wet
houders over, dat nu derhalve geen onderwerp van
beraadslaging meer uitmaakt.
Den heer Menalda is iets niet duidelijk. Er staat:
„de werkman, die tengevolge van verzuim van een
„half uur tot ten hoogste een haiven dag in zijn
„dienst moet worden vervangen".
Beteekent dit verzuim van een half uur tot een
halven dag of slaat het op vervangen.
De heer Oosterhoff antwoordt dat het op den ver-
vangingstijd slaat.
De heer Menalda kan die bedoeling van den heer
Oosterhoff er niet duidelijk in lezen.
Het artikel kan ook gelezen worden zoo dat het
slaat op verzuim.
De heer Oosterhoff meent dat door het plaatsen
van een komma achter verzuim de zaak volkomen
duidelijk is.
De heer Feddema wijst er op dat er staatwanneer
een werkman van l/2 uur tot hoogstens lfa dag moet
worden vervangen. Wat geschiedt er als hij langer
vervangen moet worden. Heeft hij dan verlof?
De heer Oosterhoff antwoordt dat Burgemeester en
Wethouders zijn uitgegaan van de veronderstelling,
dat kennis zal worden gegeven als de afwezigheid
langer duurt dan een halve dag, dat dus verzuim,
dat is wegblijven zonder kennisgeving wel nimmer
langer dan een halven dag zal duren.
De heer Feddema meent, dat de werklui verstandig
zullen doen niet te berichten voor de halve dag om
is. Dan krijgen zij geen inhouding van loon.
De heer J. Koopmans vraagt of het geen overweging
verdient de woorden 1/2 uur te schrappen en te lezen
„tot een halven dag". Het heeft nu den schijn alsof
het geoorloofd is een half uur te laat te verschijnen.
De heer Oosterhoff antwoordt dat Burgemeester en
Wethouders deze zaak nader zullen overwegen. Er
bestaat reden voor de bepaling. Door omstandigheden
kan een werkman te laat komen en om dan direct
straf toe te passen achten Burgemeester en Wethou
ders te kras. Zij hebben eenige speelruimte willen
laten met het oog op toevallige omstandigheden.
Met algemeene stemmen wordt art. 36, 2e lid,
vastgesteld.
Aan de orde is art. 36, 3e lid, met het amendement
van de Wethouders.