192 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1910. 801, 1035 en 1036, toebehoorende als boven is om schreven, met last om bedoelde woningen te doen ontruimen binnen zes maanden, te rekenen van den dag waarop de tijd tot voorziening is verstreken of het besluit tot onbewoonbaar-verklaring is gehand haafd. De beraadslaging wordt geopend. De heer Fransen wijst er op dat omtrent dit voorstel van Burgemeester en Wethouders door de Gezondheidscommissie is gezegd, dat niet alle door den Inspecteur voor het Woningtoezicht voor onbe woonbaarverklaring voorgedragen woningen daarvoor in aanmerking komen, omdat verscheidene voor ver betering vatbaar zijn. Bij het maken van de scheiding echter, welke woningen wel en welke niet in aan merking komen, heeft de Gezondheidscommissie vooral wat betreft de woningen aan de Stokers- steeg zeker eene vergissing begaan. Toon de Gezondheidscommissie de bewuste wo ningen bezag, is het niet onmogelijk, dat deze door den toenmaligen bewoner dermate vervuild waren, dat zij een ongunstigen indruk kreeg. Thans echter zijn ze netjes in orde, ze zijn niet te klein, niet te laag, worden zeer zindelijk bewoond door eene alleen wonende vrouw en zijn keurig in de verf. Spreker wil deze woningen dan ook niet onbewoonbaar ver klaren, maar den eigenaars de gelegenheid geven om, wanneer de Gezondheidscommissie tenminste kans ziet om gebreken aan die woningen te vinden, de dan nog noodig geachte verbeteringen aan te brengen. De heer Feddema is een voorstander van het op heffen van misstanden op woninggebied en geeft toe dat het juist gezien geweest is van den wetgever, die aan de slechte woningtoestanden een einde wenscht te zien gemaakt. Wijl echter de Raad moet besluiten tot onbewoonbaarverklaring op voordracht van an deren, is hij verplicht zich van den toestand der voor onbewoonbaarverklaring voorgedragen woningen op de hoogte te stellen. Spreker heeft dan ook o. a. de woningen aan de Stokerssteeg gezien en den indruk gekregen dat deze geen woningen zijn, die onbewoonbaar moeten worden verklaard. De motieven, voor de onbewoonbaarverklaring aangevoerd, zijnde ligging aan een steeg en het vóór de woningen aan wezig zijn van een open goot. Gebrek aan ruimte is niet als motief aangevoerd. Het hoofdmotief is wel de ligging aan een steeg, tengevolge waarvan licht en lucht niet voldoende kunnen toetreden. De bewuste steeg evenwel is bemuurd door lage gebouwen en zelfs op donkere dagen spreker was er op een donkeren dag kunnen licht en lucht voldoende toetreden. In elk der woningen woont bovendien slechts ééne vrouw, welke vrouwen er gaarne willen blijven. De Gezondheidscommissie nu heeft, o. a. ook nog blijkens in ditzelfde rapport omschreven gevallen, in tegenstelling met het advies van den Inspecteur voor het Woningtoezicht, geadviseerd om sommige wonin gen niet onbewoonbaar te verklaren, omdat de bewoners er gaarne wilden blijven wonen. Zij heeft echter gemeend in dit geval niet een dergelijke tegemoet komende houding te moeten aannemen, terwijl naar sprekers oordeel de woningen aan de Blokhuissteeg, te wier opzichte wèl eene zoodanige conciliante houding is aangenomen, in lang zulk een gunstige conditie niet verkeeren als deze woningen. Om den Raad de gelegenheid te geven zich van den toestand der woningen op de hoogte te stellen, stelt spreker voor de behandeling van dit punt uit te stellen tot de volgende vergadering. De heer Baart de la Faille deelt mede, dat hij de bezwaren van de heeren Feddema en Fransen tegen de onbewoonbaarverklaring der woningen aan de Stokerssteeg tot op zekere hoogte deelt. De woningen op zich zelf waren zoo slecht niet, alleen de omstan digheid dat door de ligging van een steeg licht en lucht niet voldoende kunnen toetreden, heeft de Gezondheidscommissie aanleiding gegeven met het advies van den Inspecteur voor het Woningtoezicht mee te gaan. Spreker doet nog opmerken, dat de Gezondheids commissie overigens dikwijls genoeg aanleiding heeft gevonden niet mee te gaan met de strenge eischen van den Inspecteur voor het Woningtoezicht. Zij neemt dan ook dikwijls de omstandigheden, als b.v. het bewoond zijn der betrokken woningen door een oud vrouwtje dat er gaarne wil blijven, in aan merking bij de beoordeeling. Spreker heeft er niets tegen om de behandeling aan te houden, opdat de Raad zich van den toestand der betrokken woningen op de hoogte kan stellen. De heer ds Jong heeft de twee woningen in de Stokerssteeg ook bezocht. Spreker is het eens met de heeren Fransen en Feddema dat deze woningen niet tot de slechtste behooren. Dit is echter geen reden om ze niet onbewoonbaar te verklaren. Wol zijn ze netjes geverfd en behangen, maar omdat ze aan een nauwe steeg staan, hebben ze te weinig licht en lucht en daarom is er alle reden om ze af te keuren. De toestand wordt alleen goed als alle woningen staande aan dergelijke nauwe stegen worden afge keurd. De heer Feddema hoort den heer de Jong zeggen, dat deze woningen niet tot de slechtste behooren. Spreker zou in staat zijn wel 200 slechtere aan te wijzen. Het wil hem dan ook voorkomen dat er regelmaat moet worden betracht bij de onbewoonbaar verklaring en dat men met de allerminste woningen moet beginnen. Deze woningen, dit erkent spreker, staan in een niet breede steeg. Het is echter geen gewone steeg waar ieder door loopt en waarin allerlei ongerechtigheden gebeuren. Het is een doodloopende steeg, waarin eenige per- ceelen achteruitgang hebben. Een lid der gezond heidscommissie heeft zelf jaren lang in een huis ge woond dat uitgang aan die steeg had. De bezwaren tegen de steeg kunnen, daar het een particuliere steeg is, niet groot zijn; het nevenbezwaar van de open goot latende gelden, zou men heel Leeuwarden wel onbewoonbaar kunnen verklaren, omdat alle straatgoten uitteraard open goten zijn. Het gaat niet aan deze woningen onbewoonbaar te verklaren, waar de voorzitter der gezondheidscommissie zelf verklaart dat ze nog zoo slecht niet zijn. Bovendien zal het niet gemakkelijk zijn om de bewoonsters voor hetzelfde geld 1.per week het maximum wat zij kunnen verwonen onder dak te brengen. Alleen wanneer zulke woningen een centrum zijn van besmetting, moet onbewoonbaar verklaring volgen. Deze woningen echter worden netjes bewoond en zien er ook netjes uit. Na het gesprokene door den heer Baart de la Faille kan spreker de beslissing met gerustheid aan den Raad overlaten en neemt daarom zijn voorstel tot uitstel terug. De heer Tijsma zal zich tegen onbewoonbaar verklaring der huizen in de Stokerssteeg verzetten. Hij was indertijd op een verkooping van perceelen in Menaldumadeel toen de notaris een briefje ont ving van het gemeentebestuur waarin hem werd mede gedeeld, dat het plan bestond een van die perceelen onbewoonbaar te verklaren. Verleden jaar nu zijn deze perceelen publiek ver Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1910. 193 kocht. De woningwet werkt al eenige jaren en nu meent spreker dat Burgemeester en Wethouders bij dien verkoop een dergelijk bericht hadden kunnen geven. De koopers hebben nu aan de woningen gedaan wat goede verhuurders past te doen en zij hadden ze wellicht niet gekocht als zij hadden ge weten, dat de woningen aan onbewoonbaarverklaring toe waren. De Voorzitter doet opmerken dat, hetgeen door den heer Tijsma is gezegd, ook vroeger reeds ter sprake is gebracht. Waar het voor Burgemeester en Wethouders niet mogelijk is met onbewoonbaarverklaring te dreigen, daar de Raad hierover heeft te beslissen, kan het geen zin hebben aan een notaris mede te deelen dat te verkoopen perceelen voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking komen. De belanghebbenden doen beter de perceelen door een deskundige te laten onderzoeken en na te gaan of ze voldoen aan de eischen der bouwverordening. In twijfelachtige ge vallen kan nadere inlichting worden ingewonnen aan het bureau van den Woninginspecteur. Wanneer èn de Gezondheidcommissie èn de Inspecteur voor het Woningtoezicht het over de onbewoonbaarverklaring eens zijn, gaan Burgemeester en Wethouders in den regel mee. Zoo is het ook in het onderhavige geval. Hoe deze woningen ook worden verbeterd, zij blijven staan aan een steeg van 1.25 M. Dat is geen steeg waaraan woningen behooren te staan en, waar deze perceelen gemakkelijk voor een ander doel kunnen worden gebezigd, komt het spreker voor dat ze onbewoon baar moeten worden verklaard. Het motief, dat acht geslagen wordt op de bewoners, is geen motief aan de wet ontleend en daarop moet de Raad dan ook niet te veel ingaan. De heer Fransen stelt voor de woningen Stokers steeg nos. 131 en 133 niet onbewoonbaar te verklaren, maar gelegenheid te geven, indien er gebreken mochten zijn, daarin verbetering aan te brengen. De heer Tijsma meent dat een waarschuwing als door hem bedoeld wel zal kunnen geschieden, omdat de Raad in den regel meegaat met het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onbewoonbaarver klaring. Wanneer toch de koopers gewaarschuwd zijn, loopen zij er niet in. De heer G. W. Koopmans is van oordeel, dat het moeielijk gaat den weg op te gaan, dien de heer Tijsma wil. Burgemeester en Wethouders kunnen niet iets definitiefs zeggen vóórdat de Raad heeft beslist. Veronderstel dat Burgemeester en Wethouders aan een notaris een boodschap zonden en het publiek lieten weten, dat eenige te verkoopen perceelen mis schien onbewoonbaar zullen worden verklaard, en de Raad niet tot die onbewoonbaarverklaring besluit, dan zal de eigenaar, wiens eigendom tengevolge van de mededeeling minder heeft opgebracht, toch zeker met recht kunnen zeggen, dat hij onbillijk behandeld en tengevolge van die mededeeling benadeeld is. Spreker acht het denkbeeld van den heer Tijsma dan ook niet uitvoerbaar. De heer Fransen zegt dat de Woningwet in het leven is geroepen allereerst ter bevordering van de volksgezondheid. Wanneer nu woningen als deze worden afgekeurd en de allerslechtste niet er zijn immers, gelijk ook de heer Feddema zooeven reeds mededeelde, minstens nog wel een paar honderd woningen die veel slechter zijn dan deze dan zal het geval zich kunnen voordoen, dat de menschen, die deze woningen moeten ontruimen, in de nog slechtere terechtkomen, omdat zij niet meer kunnen verwonen. Men moet beginnen met de allerslechtste af te keuren en telkens van de overblijvende wederom de slechtste, maar niet, zooals hier, betere afkeuren en slechtere, voorloopig althans, bewoond laten blijven. De Voorzitter wijst er op dat men bij onbewoon baarverklaring ook het oog heeft op toestanden, die niet verbeterd kunnen worden. Woningen toch, die aan een steeg staan van 1.25 M. breedte, worden nooit goed. Er zijn misschien wel minder woningen, maar die staan dan aan breeder stegen en zijn door vertimmering te verbeteren. Wat de minste woningen zijn is eene appreciatie van persoonlijken aard. Burgemeester en Wethouders houden zich dan ook alleen bezig met de vraag of do ter onbewoonbaarverklaring voor te dragen wo ningen voldoen aan de eischen van de bouwverorde ning. Wanneer dan de Inspecteur voor het Woning toezicht en de gezondheidscommissie verklaren, dat zulks niet het geval is, kan de Raad gerust dat advies volgen. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen worden achtereenvolgens onbewoonbaar verklaard de woningen Blokhuissteeg nos. 33, 35, 37, 41 en 43. Met 14 tegen 6 stemmen worden onbewoonbaar verklaard de woningen Stokerssteeg nos. 131 en 133. Vóór stemmen de heeren de Jong, Schoondermark, Oosterhoff, G. W. Koopmans. Wilhelmij, Haverschmidt, Lautenbach, Zandstra, Komter, Beekhuis, Hartelust, Menalda, J. Koopmans en Baart de la Faille. Tegen de heerenBerghuis, Feddema, Fransen, Burger, Tijsma en Feitz. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders a. tot vaststelling eener verordening op het beheer der gemeentelijke gasfabriek b. tot intrekking van het raadsbesluit d.d. 8 Juli 1902 betreffende de regeling van de finantieele verhouding tusschen de gemeente en de gasfabriek (Bijlage no. 13). De beraadslaging wordt geopend. De heer Baart de la Faille stelt voor eerst de andere op de agenda geplaatste punten af te doen, daar over deze kwestie wel wat uitvoerig zal worden gediscussieerd, zoodat die andere punten dan onaf gedaan blijven. Dat zou spreker spijten, vooral om punt 7. De Voorzitter antwoordt dat het gewenscht is dat dit voorstel wordt afgedaan. Met opzet is daarom dit punt niet het laatst op de agenda geplaatst. Spreker hoopt dat na afdoening dezer verordening nog tijd over is om de meest pressante punten te behandelen. Spreker opent de algemeene beraad slagingen. De heer Zandstra moet beginnen met te verklaren, dat hij en zijne partijgenooten niet kunnen aanvaarden een beginsel van bedrijfsuitvoering, dat gelijk staat met een particulier bedrijf. Het particulier bedrijf toch is gericht op de grootst mogelijke winst voor den ondernemer, terwijl het gemeentelijk bedrijf moet zijn gericht op het grootst mogelijk gerief voor de ingezetenen, in wier behoefte het voorziet. De werkelijkheid is op het oogenblik anders, zoodat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 3