196 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1910.
gemeente-financiën gescheiden. Wanneer men nu eene
goede verhouding wil krijgen tusschen de fabriek en
de gemeente, dan moet de fabriek als op zichzelf
staand worden behandeld. Was het een particuliere
gasfabriek dan zou de gemeente ook een retributie
heffen voor het recht om buizen in gemeentegrond
te mogen leggen. De gemeente daarentegen betaalt
het gas, voor straatverlichting noodig en zoo is de
toestand volkomen gezond.
De heer de Jong vraagt het woord om hetgeen de
heer Zandstra heeft gezegd nog wat aan te dikken,
zooals spreker den heer Burger hoort zeggen. Het
kan daarbij gebeuren dat spreker in herhalingen ver
valt maar spreker gelooft dat de meerderheid van
den Raad zoo hardleersch is op dit punt, dat zij het
zelfde wel tweemaal mag hoorcn.
De heer Zandstra heeft medegedeeld dat spreker
en dat raadslid een vijftal amendementen zullen in
dienen, om te maken dat de verordening in hunnen
geest wordt veranderd. Het is goed daarbij even
uitvoerig stil te staan opdat de burgerij goed wete
welke kwestie feitelijk aan de orde is.
Onder den naam retributie voor buizenleidiug ont
vangt de gemeente van de gasfabriek 35,000.—.
Die som wordt aan de fabriek onttrokken, in de ge
meentekas gestort en dus door de gasverbruikers be
taald. Het is dus een belasting op het gasgebruik.
Deze wordt hier geheven, terwijl de liberalen er prat
op gaan de accijnzen te hebben afgeschaft. Tot nu
toe kwam f 35,000.aan de gemeente. Volgens het
ontwerp zal daar nog bij komen 60 van de netto
winst of f 18,000.dus in totaal 53,000.
Spreker heeft de winst maar gerekend op f 30,000.
om zelfs den schijn van overdrijving te vermijden.
Wanneer het reservefonds vol is, d. w. z. tot f 100,000.
is gestegen, komt de volle winst van 30,000.
ten bate der gemeentekas, zoodat er dan f 65,000.
a 70,000.- aan de fabriek wordt onttrokken en in
de gemeentekas gestort.
Dit is volgens de meening van spreker en zijne
partijgenooten iets ongeoorloofds. Het is toch eene
belasting die drukt op de verbruikers.
Ieder zal toch moeten voelen dat dit in beginsel
verkeerd is. Wanneer aan de gasfabriek winst wordt
gemaakt, moet die ten nutte komen aan de verbrui
kers en moet dus de gasprijs worden verlaagd.
Wanneer het voorstel van Burgemeester Wethou
ders wordt aangenomen, wordt een gasprijsverlaging
onmogelijk gemaakt.
Spreker wil hierbij dan ook constateeren, dat de
liberalen hun trots over het afschaffen der accijnzen
wel mogen afleggen.
Niet alleen zal de gasprijs niet worden verlaagd,
het zal ook het gebruik van gas door de arbeiders
tegenhouden.
Bij verlaging van den gasprijs toch zullen ver
scheidene arbeiders tot gasverbruik kunnen overgaan.
Wanneer de f 53,000 niet in de gomeentekas
werd gestort zou, zooals de heer Zandstra reeds
heeft gezegd, de gasprijs direct met 1 cent per M8.
kunnen worden verlaagd en later gebracht kunnen
worden op 4J/2 Dan zou er een tekort ontstaan
in de gemeentekas, welk tekort door verhooging van
den Hoofdelijken Omslag moet worden aangevuld.
Spreker is van oordeel dat dit de juiste weg is.
Niet de gasverbruikers alleen, maar alle aangeslagenen
en vooral die met de groote inkomens, moeten het
tekort dekken.
De Hoofdelijke Omslag moet daarvoor worden
verhoogd met 0.67 °/0, zoodat iemand met f 500.
inkomen 17 ct., met f 1000.— 3.98, met ƒ2000.
14.78, met f 100,000 f 1203.66 meer betaalt. Men
zal dan zeggen maar nu betalen de arbeiders toch
ook mee. Ja, dat is zoo, maar tegenover dit betalen
staat dat zij van 3.7.voordeel hebben van
de gasprijsverlaging, terwijl de middenstand daarvan
van f 15.f 33.profiteert.
De arbeiders, de kleine middenstand en nering
doenden krijgen dus dubbel en dwars terug wat zij
aan Hoofdelijken Omslag meer betalen, alleen de
rijken betalen meer. Dit zal wel niemand kunnen
betreuren. Alleen de gefortuneerden zullen het gelag
betalen en dit is juist wat men noodig heeft.
Door aanneming der voorstellen van den hoer
Zandstra en spreker wordt dit bereikt
1°. de winst blijft aan de fabriek tengevolge
waarvan de gasprijs kan worden verlaagd,
2°. de Hoofdelijken Omslag moet worden ver
hoogd, waarvan alleen de rijken den druk zullen
voelen.
De arbeiders en kleine middenstand toch krijgen
dubbel en dwars terug hetgeen zij moeten betalen.
Spreker dringt er dus ernstig bij den Raad op aan
de in te dienen voorstellen te accepteeren. De groote
meerderheid der ingezetenen is er mee gebaat, omdat
de roof op de gasverbruikers een einde zal nemen.
De heer J. Koopmans wenscht, naar aanleiding van
het gesprokene door de heeren Zandstra en de Jong,
ook zijne inzichten in het midden te brengen.
Deze heeren achten het onbillijk dat de gemeente
winst uit het bedrijf trekt en meenen dat voor het
gas niet meer dan de kostende prijs mag worden
berekend. In zeker opzicht is hij dit met hen eens.
Vooral omdat het hier geldt een monopolistisch bedrijf,
waar men de prijzen kan vaststellen, welke prijzen, in
tegenstelling met het concurrente bedrijf, niet door
mededinging worden gebreideld.
Maar dan dient men er ook voor te zorgen, dat
alle kosten en lasten, welke op het bedrijf rusten, in
rekening worden gebracht. Zulks gebeurt hier nu
niet eens. Over de waarde van den grond, waarop
de fabriek staat, wordt niet gerept en hiervan zou
wel degelijk pacht moeten worden berekend. Wel
worden berekend rente van de schuld naar 4 °/0, de
retributie voor de buizenleiding in gemeentegrond en
de verdere exploitatiekosten, waarna men komt tot
het zuivere winst-saldo.
Hiervan zal 60 in de gemeentekas vloeien. Deze
60 vertegenwoordigt, getoetst aan de winst van
het vorige jaar, ad 30,000.—, 18,000.— of slechts
circa 2 °/0 van het bedrijfskapitaal. Deze 2 °/o maë'
worden beschouwd als bedrijfswinst voor de be
moeiingen, die de gemeente heeft en de risico die ze
draagt. En deze risico, die op ieder bedrijf rust, is
waarlijk niet gering en moet worden omgezet in een
zeker percentage van de winst, die hier zeer bescheiden
mag worden genoemd.
Maar ook de retributie voor de buizenleiding mag
niet worden gehevenmeenen genoemde heeren.
Spreker denkt hierover anders. Hij meent, dat men
over het bedrag dezer retributie van meening kan
verschillen, doch het recht om haar te heffen denkt
hij zich onaanvechtbaar. Een gasfabriek is zonder
buizennet niet volledig. Deze leiding dient om pro
ducent en consument tot elkander te brengen. Het
is dan ook alleszins te verklaren, dat, waar deze buizen
gelegd zijn in gemeentegrond, de gemeente daarvoor
eene vergoeding heft en spreker kan zich niet be
grijpen dat men met voorstellen komt om deze posten
te bestrijden, die zeer billijk zijn en terecht als
bedrijfslasten moeten worden aangemerkt. Deed men
zulks niet, dan zou de kostende prijs van het product
niet zuiver zijn berekend en zou het bedrijf alleen
ten voordeele van een onderdeel der burgerij blijken
te zijn.
De heer Oosterhoff zegt, dat de heer de Jong beloofd
heeft in herhalingen te zullen treden omdat zulks
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1910. 197
voor den Raad wenschelijk zoude zijn. Hij heeft woord
gehouden en precies hetzelfde gezegd als de heer
Zandstra.
De heer de Jong heeft beweerd dat de arbeiders,
bij verlaging van den gasprijs, meer gasverbruikers
zouden worden. Spreker meent dat hiervoor geen
prijsverlaging noodig is, want er worden jaarlijke 4
a 500 muntgasmeters aangesloten. Er valt dus niet
te klagen over het gebruik, dat door de arbeiders van
het gas wordt gemaakt.
De heer Zandstra meent, dat het natuurlijk is dat
hij en zijne partijgenooten met de andere heeren in
opvatting verschillen. Spreker staat op het standpunt
dat de fabriek is voor de verbruikers. De gemeente
exploiteert de fabriek en wat aan de gemeente behoort,
behoort aan de verbruikers. Wij behooren nu hier
de belangen van allen, hoogen zoowel als lagen te
behartigen, zegt spreker.
De heer J. Koopmans zegt dat de fabriek niet
volledig zoude zijn zonder buizenleiding. Dat spreekt
als een boek. Ook zegt dat raadslid, dat er geen
rekening is gehouden met de waarde van den grond.
Spreker en zijne partijgenooten zouden het zeer
onrechtvaardig vinden als ook daarvoor retributie
werd geheven. Zij meenen dat het bedrijf zich zelf
moet bedruipen. Men spreekt verder van risico. Dat
die bestaat is natuurlijk en wat de toekomst zal geven
weet spreker niet. Toch meent hij, is die toekomst
niet onrooskleurig. De winsten stijgen elk jaar, zoodat
ook elk jaar aan verbetering kan worden gedacht.
De heer Oosterhoff beweert dat er jaarlijks 4
a 500 muntgasmeters worden aangesloten. Spreker
noemt dit een verblijdend verschijnsel, minder ver
blijdend echter is het dat muntgas 1 cent per M8.
meer kost. De gemeente kan echter veel meer doen
er zijn plaatsen waar de gemeente bovendien nog
voorziet in gaskachels tegen eene vergoeding van 5
cents per week voor onderhoud.
Spreker en zijne partijgenooten zijn van oordeel,
dat de winst beter kan worden besteed dan door ze
in de gemeentekas te storten.
De heer de Jong wil nog eene opmerking maken
naar aanleiding van het door den heer Oosterhoff
gesprokene over het toenemend gasverbruik, waar
door volgens den wethouder bewezen wordt dat de
arbeiders er gebruik van kunnen maken. Spreker
meent dat het argument van den heer Oosterhoff niet
veel zegt. Men zou ook moeten weten hoeveel aan
sluitingen er zouden komen bij verlaging van den
gasprijs. Dan zouden er per jaar misschien wel 1500
bijkomen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
De artikelen 12 worden onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is artikel 3.
De heer Beekhuis zegt dat in alinea 3 van dit
artikel sprake is van deze opname. Uit het 2e lid
blijkt dat verschillende personen de kas kunnen op
nemen en de boeken kunnen inzien. Hier zal echter
zijn bedoeld de opname door Burgemeester en Wet
houders. Dat komt niet duidelijk uit. Spreker wil
lezen: „de opname door Burgemeester en Wethouders
geschiedt ten minste enz."
De Voorzitter antwoordt dat zulks niet is bedoeld.
Wanneer Burgemeester en Wethouders van oordeel
zijn dat de opname dor kas kan geschieden b.v. door
de gascommissie, dan hebben zij gelegenheid zulks
te laten doen.
De heer Beekhuis meent dat toch niet kan zijn
bedoeld, dat de officieele kasopneming zal kunnen
geschieden door een lid van de Commissie van
O
bijstand.
De heer Oosterhoff antwoordt dat het de bedoeling
is geweest de opname van de kas en de boeken te
kunnen doen plaats hebben door de genoemde per
sonen, terwijl van deze opname aan den Raad me-
dedeeling zal worden gedaan.
Ook de gewone kwartaalsopneming zal kunnen
geschieden door de in alinea 2 genoemde personen.
De redactie is gekozen om niet in herhalingen te
vervallen.
De heer G- W. Koopmans meent dat de derde alinea
alleen de verplichting schept voor Burgemeester en
Wethouders om er voor te zorgen, dat de kasopname
minstens viermaal per jaar geschiedt.
De heer Beekhuis meent dat hetgeen de heer
Oosterhoff heeft opgemerkt, niet in het 2e lid staat.
Daar staat
„Zoo dikwijls dit gevorderd wordt, geeft hij aan
Burgemeester en Wethouders, de Raadscommissie
van Bijstand voor de fabriek, een daartoe aangewezen
lid van Burgemeester en Wethouders of der Com
missie, of een daartoe aangewezen ambtenaar, die
door een deskundige kunnen worden bijgestaan,
inzage in de boeken en gelegenheid tot opneming
der kas".
Er staat dus niet dat een dier personen gemach
tigd moet zijn door Burgemeester en Wethouders.
Wanneer het de bedoeling is dat het in het derde
lid bedoelde officieele rapport over de boeken en de
kas ook kan worden uitgebracht door een lid der
Commissie, dan kan spreker zich met de redactie
vereenigen.
De heer J. Koopmans wijs er op dat in alinea 3
staatdeze opneming geschiedt tenminste eenmaal
in elk kwartaal van het kalenderjaar.
Het is niet de bedoeling dat alleen kasopname zal
plaats hebben, maar dat de geheele boekhouding zal
worden gecontroleerd. Daarom wordt de gelegenheid
gegeven bijstand te vragen van een accountant. Deze
controle zal dan ook tenminste éénmaal in ieder
kwartaal plaats hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
Do artikelen 310 worden met algemeene stemmen
vastgesteld.
Aan de orde is artikel 11.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Hartelust zegt dat er alleen sprake is van
schorsing of overlijden van den boekhouder. Wat
zal er bij langdurige ziekte gebeuren?
De heer Oosterhoff antwoordt dat in dit geval is
voorzien door art. 4 laatste alinea, luidende
Op den boekhouder is toepasselijk wat bij het 2e
en het 3e lid van artikel 2 ten aanzien van den
Directeur is bepaald.
De beraadslaging wordt gesloten.
De artikelen 1116 worden onveranderd vastge
steld.