210 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag ld September 1910. werkt. Het Dagelijksch Bestuur is tot het voorstel gekomen, omdat uit do besprekingen bleek, dat de stellingen overbodig waren. Er zijn al pogingen in het werk gesteld om ze van de hand te doen maar die zijn afgestuit, naar spreker meent op het feit, dat men ze niet alle kon verkoopen. Vandaar nu het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Bij op ruiming der stellingon kan de ruimte, die vrij komt, voor andere doeleinden worden gebruikt. De heer Wilhelmij acht de ontvangen inlichtingen nog niet voldoende. Hij heeft niet gehoord dat de stellingen niet meer gebruikt worden. Spreker stelt zich voor dat ze, daar reeds gepoogd is ze van de hand te doen, voor elk aannemelijk bod verkocht zullen worden. Spreker zou er niet tegen zijn enkele stellingen weg te doen. De heer Komter wijst er op dat de kaasstellingen zijn ingericht voor Edammer en Goudsch model en dat zij daardoor overbodig zijn. Het is een sta in den weg, ze kosten jaarlijksch onderhoud en worden bovendien steeds slechter. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om voor het nemen van een proef met het invoeren voor den cursus 191011911 aan de herhalingsschool voor meisjes van een derde leerjaar, uitsluitend voor de beoefening van de nuttige handwerken, aan hen een crediet van f 125.beschikbaar te stellen. Dit voorstel luidt: Krachtens het bepaalde van art. 11 der verordening tot regeling van het openbaar onderwijs (gemeente blad no. 6 van 1904, gelijk zij nader is gewijzigd) hebben de gewone herhalingsscholen, die voor jongens en die voor meisjes, beide een tweejarigen cursus. Van de Commissie van Toezicht ontvangen wij thans het voorstel voor den aanstaanden winter bij wijze van proef aan die voor meisjes een derde leerjaar alleen voor de beoefening' der nuttige handwerken in te voeren. Met de Commissie en op de door haar ontwikkelde gronden zien wij hierin een belang. Voor rekening der gemeente komen dan de kosten van de onderwijskracht, voor al de acht wekelijksche lesuren, op grond van de verordening, f 125.— per jaar, waarvan de helft komt op het dienstjaar 1910 en de wederhelft op 1911. Blijkens nader ontvangen mondelinge toelichting is voor de vereischte leer middelen de betreffende begrootingspost toereikend. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten: voor het nemen van een proef met het invoeren voor den cursus 1910/11 aan de herhalingsschool voor meisjes van een derde leerjaar, uitsluitend voor de beoefening van do nuttige handwerken, aan Burge meester en Wethouders een crediet beschikbaar te stellen van 125.waarvan de helft wordt gebracht ten laste van volgno. 225 der loopende begrooting van uitgaven Kosten van het herhalingsonderwijs" en de andere helft ten laste van den gelijknamigen begrootingspost voor 1911 zal worden gebracht. De beraadslaging wordt geopend. De heer de Jong zou Burgemeester en Wethouders een vraag willen stellen. Bij de behandeling der begrooting is een adres van den Bond van Neder» landsche onderwijzers, waarbij verhooging van vergoe ding wordt gevraagd voor het herhalingsonderwijs en aparte bezoldiging voor dat in de nuttige hand werken, om prae-advies aan Burgemeester en Wet houders gezonden. Dit is nog niet uitgebracht en nu wordt voorgesteld 125.uit te trekken voor herhalingsonderwijs in nuttige handwerken. Kan het bewuste prae-advies spoedig worden togemoet gezien? De heer Schoondermark antwoordt dat Burgemeester en Wethouders deze toezegging gerust kunnen geven. Deze zaak is in onderzoek. Burgemeester en Wet houders hebben natuurlijk dit voorstel ingediend in verband met de vigeerende salarisregeling. Daarin ligt evenwel niet opgesloten dat er van het andere niets komt. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot hel nemen, zulks in verband met het bepaalde bij artikel llébis der Gemeentewet, van een besluit, waarbij de invordering van onderscheidene heffingen, die niet door den gemeente-ontvanger geschiedt, voorshands wordt be- stendigd (bijlage no. 15). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, 15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overneming van de onderscheidene eigenaren van strooken grond en water aan het Pietersciieivaltje en tot het aanvaarden van bijdragen in de kosten van demping en straataanleg aldaar; voorts om tot laatstgenoemde werken en tot straataanleg op- en exploitatie als bouwterrein van het gar denier sland aan Oldegalileën, sectie F no 2158 c. a., over te gaan en in verband daarmede tol het sluiten van enkele transactiën en het vaststellen ran de bepalingen van uitgifte, (bijlage no. 16). De onderdeelen IVIII worden met, algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is onderdeel IX. De heer Baart de la Faille zegt dat de gezond heidscommissie in haar advies heeft gewezen op het bezwaar dat zou kunnen bestaan om een bouwverbod te leggen op een terrein waar reeds woningen staan. Waar echter de vereeniging „Eigen brood bovenal'' geen bezwaar heeft gemaakt, wil spreker dit ook niet doen, maar laten uitkomen dat vooral de juridische leden der gezondheidscommissie van oordeel waren dat het leggen van een bouwverbod op terroinen waar woningen staan, een minder gewenscht, antece dent kan opleveren. De onderdeelen IX en X worden met algemeene stemmen vastgesteld, waarna het ontwerp-besluit met algemeene stemmen tot besluit wordt verheven. 16. Voorstel ran Burgemeester en Wethouders tol bestendiging der heffing ran hel kadegeld. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 September 1910. 211 Dit voorstel luidt als volgt De heffing van de bij Uw besluit van 28 September 1909 ingevoerde belasting onder den naam van kade- geld in deze gemeente is bij Koninklijk Besluit van 2 December 1909 no. 37 goedgekeurd tot 1 Januari 1911. Om met die heffing te kunnen doorgaan, dient der halve voor gemelden datum de verordening' opnieuw te worden vastgesteld. Waar, in verband met het bepaalde bij artikel 254 der Gemeentewet, ten vorigen jare bij de inzending der verordening aan Gedeputeerde Staten is mede gedeeld, dat aan de hier bedoelde belasting zou mogen worden ingevorderd ruim 6500.welk bedrag gebaseerd is op eene berekening van hetgeen in de 'jaren 1869 1894 voor het verbotoren van vaarten en kaden is uitgegeven, benevens de kosten van gewoon onderhoud over de jaren 19041908, terwijl de op brengst werd geraamd op 2000.— a f 2500. kunnen wij thans mededeelen, dat het totaal der tot boden voor 1910 opgemaakte lijsten bedraagt/2885.66B. Moeilijkheden hebben zich bij do heffing niet voor gedaan evenmin wordt wijziging in de bestaande verordening noodig geoordeeld, waarom wij U voor- stollen te besluiten, de verordening tot heffing van belasting onder den naam van kadegeld in de gemeente Leeuwarden en de daarbij behooronde verordening op de invordering op nieuw vast te stellen, zooals die zijn opgenomen in gemeenteblad no. 31 van 1909. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verkoop van een strookje grond langs de sloot ten noorden van de Wijbrand de Geeststraat aan H. H. Keij q. q. Dit voorstel luidt als volgt Bij Uw besluit van 22 Februari van dit jaar werd aan H. H. Keij alhier, als gemachtigde van R. Keij, to 's Gravenhage, vergunning gegeven tot straataanleg op een terrein gelegen tusschen het Molenpad en de Wijbrand de Geeststraat, onmiddellijk ten westen dor Ambachtsschool, en in verband daarmede met hem cone ruiling van grond aangegaan. Uit die ruiling bleef voorshands een strookje grond ten zuiden van do sloot achter de Wijbrand de Geeststraat, dat de gemeente nog niet kon afstaan omdat over de over neming daarvan met de aanliggende eigenaren van buizen aan die straat nog onderhandelingen gaande waren. Het was het gedeelto op de bij het besluit behoorende teekening (die wij thans weder overleggen) met a, b, c, d gemerkt. De bedoelde onderhande lingen hebben evenwel geen resultaat opgeleverd, zoodat het thans aan den heer Keij, die daartoe mede het verzoek doet, kan worden afgestaan, overeen komstig de hem sub C van vorengenoemd raadsbesluit gedane toezegging. Wij stellen U mitsdien voor te besluiten aati Hermanus Hendrik Keij, koopman, wonende iIhier, als gemachtigde van ltijk Keij, grondeigenaar te 's Gravenhage, in koop over te dragen voor den prijs van f 1.de kosten der akte, harer over drijving en van een notarieel afschrift ton behoeve m het gemeentearchief voor zijne rekening, een strookje grond nabij de Wijbrand do Geeststraat, enuiddollijk bezuiden do noordelijk achter dié straat 1 nopende sloot, op de bij hot raadsbesluit van 22 Februari 1910 no. 60" 27 behoorende teekening met g, b, c, d gemerkt, ter grootte van 50 M'. do juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster op te meten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 18. Voorstel van Burgemeester en Wethonders tot wijziging der verordening, regelende de inrichting van het personeel der politie (Bijlage no. 12). De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra vraagt niet het woord om alge meene beraadslagingen te houden. Hij kan niet anders dan dankbaar zijn dat dit voorstel, om aan de politie agenten loonsverliooging te geven, is gekomen. Spreker en zijne partijgenooten vinden het loon niet over matig maar zullen direct geen voorstel tot meerdere verhooging doen; alleen op het laatste gedeelte zal spreker amendementen voorstellen. Hij wil n.l. lezen, waar staat „voor den inspecteur-titulair van tenminste 50. „onderscheidenlijk na 2, 4, 7 en 10 jaar diensttijd": „voor den inspecteur-titulair van tenminste ƒ50. „onderscheidenlijk na 2, 4, 6 en 8 jaren diensttijd"; „voor de politie-dienaren der le klasse tot het maximum na 3 jaren diensttijd", „voor de politie-dienaren der le klasse tot het „maximum na 2 jaren diensttijd"; „voor die dor 2e klasse van tenminste f 25. „telkens na 3 jaren diensttijd", „voor die der 2e klasse van tenminste 25. „telkens na 2 jaren diensttijd" „voor die der derde klasse van tenminste f 25. „onderscheidenlijk na 2, 4, 7, 10 en 13 jaren diensttijd", „voor die der derde klasse van tenminste 25.— „onderscheidenlijk na 2, 4, 6, 8 en 10 jaren diensttijd". Spreker en zijne partijgenooten achten het niet noodzakelijk dat deze menschen zoolang op hun maximum moeten wachten. De hoer G. W. Koopmans doet in dankbaarheid niet onder voor den hoer Zandstra voor het ter tafel brengen van dit voorstel. Hij zal dan ook gedeelte lijk tevreden zijn, maar wil de verhooging voor de agenton der 3e klasse anders, en wel vlugger doen plaats hebben. Wanneer iemand 25 jaar oud, een flink persoon is, die in staat is de orde te handhaven en eenigo algemeene ontwikkeling bezit, zoodat hij met rijk en arm kan omgaan, dan moot zoo iemand weten, dat hij binnen een niet al te lang tijdsver loop oen flinke positie kan hebben. Het maximum is nu ƒ675.en dit moet, meent spreker, in 6 jaar worden bereikt. Wanneer iemand 2 jaar bij de politie dient en door den Commissaris en den Burgemeester in zijn handel en wandel is waargenomen, kan men aannemen dat hij voor zijn taak is berekend. Daarom moet het maximum-salaris zoo spoedig mogelijk wor den bereikt. Spreker stelt daarom voor te lezen, waar bij de politie-agonten 3e klasse staat: „na 2, 4, 7, 10 en 13 jaar", na 2, 3, 4, 5 on 6 jaar. De Voorzitter zal de door de hecren Zandstra en G. W. Koopmans ingediende voorstellen straks als amendementen in stemming brengen. Toen spreker zijn voorstel aan Burgemeester en Wolhoudois deed, was hij huiverig omdat hij afweek van den pas door den Raad in het werklieden reglement ncergelogden regel, dat de verhoogingen om do drio jaar zouden worden toe gekend, terwijl dit nu bij een deel der politie zou geschieden na 2, 4, 7. 10 en 13 dienstjaren. Spreker

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 5