280 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 November 1910.
Voortgezet Donderdag 3 November d.a.v.
I)e heer de Jong vindt de redeneering van den
heer Schoondermark het lust mij niet er op in te
gaan, wel bijzonder sterk. Hij had moeten aantoonen
dat het niet waar is, dat er voor één klas 48.
noodig is voor drie bescheiden reisjes en dus de
post ad 200.veel te laag. Dit heeft hij niet
gedaan. Spreker zal niet verder op de kwestie in
gaan en de stemming afwachten.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-de Jong wordt verworpen met 14
tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren de Jong, G. W Koop-
mans, Zandstra, Besuijen en Berghuis.
Tegen de heeren Beucker Andreae, Fransen, J.
Koopmans, Lautenbach, Hartelust, Haverschmidt,
WilhelmijMenalda, Feitz, Schoondermark, van
Messel, Ivomter, Oosterhoff en Burger.
Volgno's 228228 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 229. Subsidie ten behoeve van de Ambachts
school f 8800.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer B8Suijen vraagt of, nu er in de provincie
meerdere ambachtsscholen worden opgericht, het aantal
leerlingen hier niet vermindert. Wanneer dit het
geval is, kan dan ook het subsidie verminderd worden
De heer Beucker Andreae kan den heer Besuijen
antwoorden dat, ondanks het toenemen van het aantal
ambachtsscholen in de provincie, het getal leerlingen
hier niet afneemt. Dit schijnt een gevolg te zijn
van het feit dat meer jongens zich aan een ambacht
gaan wijden.
Den heer Hartelust is in de sectie medegedeeld dat
er eene reorganisatie van de ambachtsschool op til is,
tengevolge waarvan ook bakkers en schoenmakers er
hunne opleiding zullen kunnen ontvangen. De tegen
woordige Directeur is met eenige autoriteiten bezig
deze reorganisatie te ontwerpen en daarom is spreker
verzocht niet aan het subsidie te tornen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgno's 229236 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno's 287238 worden vastgesteld, zooals bij
nota van wijziging is voorgesteld.
Volgno's 239241 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 242. Subsidie aan de Stads-Armenkamer
f 37,570.71.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Jong spreekt zijn bijzonder groot genoegen
uit over het feit, dat er in het armhuis kamertjes
voor gehuwden zullen komen.
Verleden jaar heeft spreker, zooals bekend is, daarop
sterk aangedrongen. Wanneer men nu nog eens
naleest wat daartegen toen in een brief van de Voogden
is aangevoerd, komt men tot de conclusie dat er van
al die bezwaren niets over is gebleven. Spreker wil
constateeren, dat de waarheid van het spreekwoord
„waar een wil is, is een weg", hier duidelijk is
gebleken. Spreker hoopt dat er ten opzichte van de
andere klachten over de armenzorg als de wijze van
bedeelen enz. ook wel een weg zal kunnen worden
gevonden.
Spreker wil den Baad echter doen opmerken dat
hij dankbaar maar niet voldaan is. Hij heeft verleden
jaar ook aangedrongen op het overleggen van de lijst
der vaste bedeelden. De Baad weigerde toen sprekers
voorstel in overweging te nemen. In de sectie heeft
spreker er weer op gedrukt.
Burgemeester en Wethouders hebben gezegd, dat
men het hun ten goede moet houden, dat zij niet
terugkomen op afgedane zaken. Spreker zegt, evenals
de heer Zandstra straks bij een ander punt, dat dit
voor hem geen afgedane zaak is. Het is toch belang
rijk genoeg waar het gaat om een subsidie van
37,000.De Baad, meent spreker, kan inzage
eischen van alle gegevens, dus ook van de bedeelden-
lijsten. Als raadslid meent spreker er alles van te
moeten weten om het hooge subsidie te kunnen
controleeren.
Spreker zal niet een voorstel doen van dezelfde
strekking als verleden jaar. Hij zal echter, wanneer
de rekening der Armenkamer wordt overgelegd, met
een dergelijk voorstel komen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgno's. 242255 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 256 wordt goedgekeurd zooals het bij nota
van wijziging is voorgesteld.
Volgno's. 257266 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 267. Onderhoud en schoonhouden van het
beurs- en waaggebouw f 2884.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Messel heeft bij den post „onderhoud
waag- en beursgebouw" gezien, dat er circa 2000.—
is uitgetrokken voor veranderingen in het beurslocaal.
Spreker zou gaarne enkele inlichtingen ontvangen
n.l. wat het doel en de strekking daarvan is.
De heer Oosterhoff (wethouder) antwoordt dat de
beurscommissie van meening is dat de open ruimte
tusschen het hek en het buffet te klein is. Het is
de plaats waar de bezoekers elkaar ontmoeten en even
blijven staan, alvorens zij zich naar hunne stand
plaatsen begeven. Van die ruimte is ook nog een
deel ingenomen door stoelen en tafels van den buffet
houder, zoodat er een breedte van slechts 5 a 6 M.
overblijft.
Door de verplaatsing van het buffet naar het voor
malig telegraafkantoor, dat dan als keuken zal worden
ingericht, wordt ruimte gewonnen en daar de aard
appelhandelaren die hunne zaken zittende afdoen, het
grootste gebruik van het buffet maken, zal eene ver
wisseling van hunne plaats met die van den vlashandel
wenschelijk zijn. Een en ander is in het belang van
eene goede regeling van den handel in het beurs
gebouw.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgno.'s 267 270 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van "Woensdag 2 November 1910. 281
Voortgezet Donderdag 3 November d.a.v.
Volgno. 271. Diverse uitgaven ten behoeve van de
veemarkt f 700.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer G. W. Koopmans wil gaarne een voorstel
doen, luidende
„de Baad verzoekt Burgemeester en Wethouders
zoo spoedig mogelijk aan te bieden de stukken be-
noodigd voor de uitbreiding van de veemarkt tot en
met de Huidenmarkt".
Spreker gaat hiertoe over, omdat gisteren is mede
gedeeld dat Bui'gemeester en Wethouders niet met
hun plan durven komen, omdat dit te duur is. Hij
wenscht op te merken dat Burgemeester en Wet
houders, wanneer zij verleden jaar meegegaan waren
met spreker, eene veemarkt-commissie hadden gehad,
die hun bij de bespreking van het uitbreidingsplan
zou kunnen steunen. Dit is nu niet het geval.
Sprekers wensch is dat die uitbreiding zoo spoedig
mogelijk plaats hebbe tot en met de Huidenmarkt.
Het zou toch een schending van den welstand zijn,
als het mooie plantsoen geheel of gedeeltelijk werd
weggenomen. Bovendien gelooft spreker dat uitbrei
ding tot de Huidenmarkt voldoende is. Wanneer het
na 5 of 10 jaar mocht blijken dat de markt nog te
klein is, dan kan men het thans bestaande plan weer
voor den dag halen.
Spreker wil gaarne aan Burgemeester en Wethou-
houders overlaten wat het beste is, n.l. of de woning
van den marktmeester laten bestaan of deze afbreken
en hem een woning bij do veemarkt aan te wijzen.
Deze beide plannen zullen in de kosten evenwel niet
heel veel verschillen. Spreker wil evenwel een voor
stel tot uitbreiding doen dat de minst mogelijke
kosten na zich sleept. De gemeente komt toch voor
meer groote uitgaven te staan als electrische cen
trale, verbouw stadhuis. De Baad zal het dan zeker
wel met spreker eens zijn dat er, wanneer men voor
15 a 20000.klaar kan komen, geen 40 a 50000.—
behoeft te worden uitgegeven. Spreker heeft er ook
over gedacht of het niet mogelijk zoude zijn een voor-
markt te houden, zooals dit b.v. elders geschiedt.
Dit stuit echter af op verschillende bezwaren. De
Maandag is een ongeschikte dag, want dan is het in
Amsterdam marktdag en ook is die dag met het oog
op don veeuitvoer niet aan te bevelen. Donderdag
kan ook niet, want dan zijn de buitenlandsche koop
lieden nog te Zwolle. Spreker nreont met deze op
merkingen voorloopig te kunnen volstaan.
De heer Oosterhoff (wethouder) is met don inhoud
dor motie verlegen, omdat hij do bedoeling niet recht
begrijpt. De stukken, bonoodigd voor de uitbreiding
der veemarkt, zijn toch die, welke Burgemeester en
Wethouders voor die uitbreiding noodig oordeelen.
Zij zullen dan eerst voor zich zelf dienen uit te
maken welke stukkon daarvoor noodig zijn, en dit
kunnen zij niet omdat bij hen nog geen vaste meoning
omtrent de wijze van uitbreiding bestaat.
De heer Gr. W. Koopmans spreekt bovendien alleen
de noodzakelijkheid uit van eene uitbreiding der
veemarkt tot en met de Huidenmarkt. Nu zal de
Baad er toch zeker wel prijs op stellen van Burge
meester en Wethouders te vernemen of zij dit vol
doende achten. Wanneer de Baad dit echter wenscht
zullen Burgemeester en Wethouders eerst een plan
moeten hebben en dit bestaat nog niet. Zij weten
zelf nog niet op welke wijze de uitbreiding zal moeten
plaats hebben. Wanneer dit het geval was zouden
Burgemeester en Wethouders, doordrongen van de
haast, wel zoo spoedig mogelijk de zaak in orde brengen.
Spreker kan zich, al staat het voor den Baad vast,
dat de uitbreiding niet verder behoeft te geschieden
dan tot en met de Huidenmarkt, niet voorstellen, dat
hij zal ingaan op het voorstel van den heer G. W.
Koopmans. Spreker is van oordeel dat de verdere
voorbereiding gerust aan Burgemeester en Wethouders
kan worden overgelaten, die spoedig met een gedeci
deerd plan zullen komen.
De heer Besuijen vindt het moeielijk om voor het
voorstel van den heer G. W. Koopmans te stemmen.
Wanneer dit raadslid had gepleit voor spoedige be
handeling der eventueele plannen, zou de zaak heel
anders zijn geweest. Hoewel spreker ook voor het
betrachten van spoed in deze zaak is, zal hij zich
tegen de motie moeten verzetten. Spreker heeft er
een hekel aan zich om formeele redenen tegen een
zaak te moeten verzetten, maar, waar door de motie
zoo positief wordt ingegrepen in de voorbereiding
van Burgemeester en Wethouders, kan spreker niet
vóór stemmen. De heer G. W. Koopmans veronder
stelt dat er uitbreidingsplannen zijn tot de Huiden-
markt. Bij spreker is hiervan niets bekend, ook niet
of die beter zijn dan andere plannen van Burgemees
ter en Wethouders.
Burgemeester en Wethouders moeten eerst komen
met een voorstel dat hunne sympathie heeft. Men
kan dit evenwel niet vergen zoolang het niet gereed
is. Spreker zou overigens wel gaarne den heer G.
W. Koopmans tegemoet willen komen en bij Burge
meester en Wethouders aandringen op spoed, voor
zoover dit met eene goede uitvoering in overeenstem
ming is te brengen. Zooals de heer G. W. Koop
mans de motie stelt, kan men er niet vóór stemmen
en blijft de voorsteller alleen staan.
De heer Lautenbach heeft per geruchte vernomen
dat bij Burgemeester en Wethouders het plan bestaat
om de helft of het derde deel van het plantsoen bij
de veemarkt te hebben. Nu hij evenwel van den
wethouder heeft gehoord dat er nog geen plan is, is
spreker het geheel eens met den heer Besuijen. Hij
geeft den heer Koopmans in overweging zijn motie
in te trekken.
De heer Fransen wijst er op dat in de eerste en
tweede sectie is gevraagd naar de uitbreiding der
veemarkt. Geantwoord is in beide sectiën dat een
plan gereed is, maar een duur plan. Nu vat spreker
de motie van den heer G. W. Koopmans op als eene
uitnoodiging aan Burgemeester en Wethouders om
met dat plan te komen, of met een goedkooper. De
heer G. W. Koopmans acht spoedige uitbreiding der
veemarkt gewenscht en nu er gezegd is er bestaat
een plan, zegt de heer Koopmans„kom er dan mee".
De heer Komter (wethouder) wijst er op dat hetgeen
de heer Fransen zegt, schijnbaar in tegenspraak is
met de mededeelingen van den heer Oosterhoft. In
derdaad is dit evenwel niet het geval. Het is waar
dat er bij Burgemeester en Wothouders een uitge
werkt plan in behandeling is. Dit plan is nogal duur
en daarom wordt overwogen of niet op minder kost
bare wijze eene oplossing is te vinden. Of dus dit
plan aan den Baad zal worden aangeboden of een
goedkooper, daaromtrent bestaat bij Burgemeester en
Wethouders nog geen overeenstemming. Het komt
spreker evenwel voor dat de heer G. AV. Koopmans
zijne motie gerust kan intrekken, want met dat raads
lid zijn Burgemeester en Wethouders overtuigd van
het spoedeischende der zaak. Toen het Burgemeester
en Wethouders bleek dat de uitbreiding vóór Novem
ber niet gereed kon komen, is er gezegd: dan moet