282 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 November 1910. Voortgezet Donderdag 3 November d.a.v. er voor worden gezorgd, dat deze in elk geval voor het a.s. voorjaar in orde komt. Of evenwel de uitbrei ding zal moeten geschieden tot en met het halve plantsoen of alleen tot en met de Huidenmarkt, dat punt wordt nader overwogen. De heer G. W. Koopmans betreurt het dat hij moet antwoorden. Het doet spreker groot displeizier te moeten constateeren dat de heer Oosterhoff niet recht is uitgekomen voor hetgeen hij weet. Hij zal toch moeten erkennen na de mededeelingen van de heeren Fransen en Komter dat er bij Burgemeester en Wet houders ivel een vast plan is, maar een duur plan, waarmede het Dagelijksch Bestuur niet voor den dag durft komen en waarvan zij vooraf graag willen weten hoe de Raad er over denkt. Dat is nu de reden van sprekers motie. Hij wilde de tongen losmaken op dat Burgemeester en Wethouders zouden weten wat zij moesten doen. Dit is nu heel wat anders dan de hoer Oosterhoff vertelt, dat er geen plan bostaat. Nu wordt spreker toegevoegdtrek de motie in. Sprekor heeft dit verleden jaar ook al gedaan en hij dankt er voor om op die manier te werken. Spreker blijft dan liever alleen staan en zegt evenals de sociaaldemocraten in don Raad goed, ik spreek nu ook niet tot de raads leden, maar tot de buitenwacht, die bij do uitbreiding van de veemarkt groot belang heeft. Er wordt veel handel gedreven door buitenlandsche kooplieden. Die reizen de boeren af en verzenden het gekochte vee, dat niet aan de markt komt. Best mogelijk is het dat deze handel zich meer en meer uitbreidt en dat zal blijken dat eene groote uitbreiding niet nood zakelijk is. Wanneer de toestand echter blijft zooals die nu is, wordt het opkoopen bij de boeren in de hand gewerkt. Spreker had gehoopt, dat de heer Ooster hoff hem had weerlegd. Deze gaat er echter niet op in en het heeft er veel van dat het te doen is om de zaak in den doofpot te stoppen. Waarom toch komt de heer Oosterhoff niet met zijne opinie voor den dag De Voorzitter wenscht een enkel woord te zeggen naar aanleiding van de beschuldiging tegen den wethouder Oosterhoff ingebracht, als zou deze in de sectievergadering anders hebben gesproken dan nu. Sprekor heeft zelf de betrokken sectie gepresideerd, waar hij het genoegen had den heer Oosterhoff aan zijne zijde te hebben. Plij kan dan ook niet anders dan zijne groote bevreemding uitspreken over het feit, dat de heer G. W. Koopmans na het besprokene in die sectie nog aanleiding heeft kunnen vinden zijn voorstel te doen. Het zou spreker minder hebben verwonderd als het volgno. zonder discussie den hamer ware gepasseerd. De Raad zal toch wel begrijpen, dat het niet aan gaat, dat een Wethouder zijne particuliere opinie omtrent oenige zaak stelt tegenover die van een lid van den Raad, zoolang Burgemeester en Wethouders omtrent die zaak, die bij hen in behandeling is, nog geen vaste meening hebben. Thans reeds te willen wat de heer G. W. Koopmans wenscht, zou in strijd zijn met alle begrippen van voorbereiding. Spreker wil hoewel hij zulks ongaarne doet iets uit de sectievergadering mededeelen. In de sectie is den heer G. W. Koopmans duidelijk gemaakt, dat er verschillende plannen bestonden, maar dat het Burgemeester en Wethouders nog niet was gelukt tot overeenstemming te geraken. Zoolang dit niet het geval is, heeft de Raad aan de stukken niets, tenzij hij geen prijs stelt op het prae-advies van Burgemeester en Wethouders. Het blijkt echter dat de heer G. W. Koopmans er wel prijs op stelt de meening van den Wethouder te kennen. Hij tart hem ten minste die meening kenbaar te maken. Bij Burgemeester en Wethouders evenwel staat het vast dat de heer G. W. Koopmans met de indiening der motie niets bereikt. Spreker zal ten minste aan Burgemeester en Wothouders voorstellen haar naast zich neer te leggen. Zoodra het voorstel van Burge meester en Wethouders gereed is, komt het bij den Raad ter tafel en of dezo nu Burgemeester en Wet houders al uitnoodigt spoed te maken, er zal zooveel haast worden gemaakt als de omstandigheden ge- doogen, want Burgemeester en Wothouders hebben, behalve met hun eigen meening, rekening te houden met die van anderen. De heor G. W. Koopmans zegt dat de Voorzitter de motie naast zich neer kan leggen. De Voorzitter echter beweert dat Burgemeester en Wethouders tijd noodig hebben om te overwegen wat het beste is. Verleden jaar heeft spreker dezelfde kwestie ook behandeld, zoodat sproker van oordeel is dat het Burgemeester on Wethouders niet aan tijd heeft ont broken. Hij meent dan ook dat het nu tijd is om aan te pakken. De heor Oosterhoff heeft spreker in de sectio ge antwoord on niet de Voorzitter. Spreker tnoende dat. de heer Oosterhoff, als wethouder van de bedrijven, namens Burgemeester en Wethouders sprak. Wat hij zeido was echter de waarheid, blijkens de mede deelingen van de heeren Fransen en Komter. Er is dus wel een plan bij Burgemeester en Wethouders. Welnu, laten zij er mee voor den dag komen. Zij kunnen dan de amendementen van de Raadsleden hooren, die, wanneer het te duur is, wel amendementen zullen voorstellen. Spreker zal zijne motie niet intrekken. Hij wil de zaak niet van de baan hebben maar op spood aandringen. De heer de Jong heeft den heer G. W. Koopmans hooren zeggen dat het weer precies zoo gaat als ver leden jaar. De zaak is evenwel nu geheel anders. Toen heeft do heer G. W. Koopmans op de instelling van eene commissie voor de veemarkt aangedrongen. Die motie is na eenige discussie ingetrokken. Spreker gelooft dat het onmogelijk is vóór de motie te stem men, als de heer Koopmans die niet wijzigt. De heer Besuijen zegt dat de heer G. W. Koop mans heeft medegedeeld zijne motie niet te zullen intrekken, al zal hij ook alleen blijven staan. Hij voegt daaraan toe dat hij dan evenals de sociaal democraten zal hebben gesproken over de hoofden van de leden van den Raad heen tot de buitenwacht, n.l. de kiezers. Spreker wil den heer Koopmans doen opmerken dat hij spreker het niet erg vindt alleen te blijven staan, wanneer hij een beginsel ver dedigt. Dit kan toch op den duur wel invloed uit oefenen op den Raad. Het hangt er toch zeer van af welk voorstel men heeft te verdedigen. Spreker heeft voor jaren eens gezegd, toen de oud-liberale heeren onder zijn spreken rumoerig waren en blijken gaven niet te willen luisteren: „Het kan mij niet veel schelen, als gij niet hooren wilt, welnu dan spi'eek ik over uw hoofden heen voor de kiezers en zullen toch de gevolgen niet uitblijven". De Voorzitter interrumpeert den heer Besuijen en verzoekt dezen zich in zijne beschouwingen te willen beperken. De heer Besuijen zal aan dit verzoek voldoen, maar wil doen opmerken, dat de kiezers dan toch van Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 November 1910. 283 Voortgezet Donderdag 3 November d.a.v. oordeel zijn geweest, dat het niet onjuist was wat spreker en zijne partijgenooten hebben verkondigd, daar zij langzamerhand de oud-liberale raadsleden door anderen hebben vervangen. De groote vraag is dus, waarom blijft ge alleen staan, omdat ge een beginsel of zaak verdedigt die nog aan de zittende leden onsympathiek is of, zooals hier bij den heer Koopmans, omdat de vorm, de redactie, de opzet van zijn voorstel meestemmen on mogelijk maakt. Stel voor, Burgemeester en Wet houders worden gedwongen met plannen te komen die nog ongaar zijn, waaromtrent zij zelf nog geen gunstige opinie bezitten en de Raad zei b.v. „Dat is onpractisch en veel te duur". Burgemeester en Wothouders zouden wellicht antwoorden „dat vinden wij zelf ook." De Raad zou vreemd opzien en zeggen „waarom dat dan ingediend, houd uw halfgare voor stellen maar thuis." De heer G. W. Koopmans vraagt de stukken, benoo- digd voor de uitbreiding van de veemarkt tot en met de Huidenmarkt. Spreker kan zich ook nog een andere uitbreiding denken. Er is nog een pleintje, het is ook mogelijk dat dit geschikt is. Spreker weet dit echter niet. Hij wil daarom wel een motie steunen die niets anders bedoelt dan Burgemeester en Wet houders uit te noodigen spoedig met hunne plannen bij den Raad te komen. Nu zal hij tegenstemmen. De beraadslaging wordt gesloten. De motie-Koopmans wordt verworpen met 17 tegen 2 stemmen. Vóór stemmen de heerenG. W. Koopmans en Fransen. Tegen de heerenBeucker Andreae, de Jong, J. Koopmans, Lautenbach, Hartelust, Haverschmidt, Wilhelmij, Menalda, Feitz, Schoondermark, van Messel, Besuijen, Zandstra, Berghuis, Komter, Oosterhoff en Burger. Volgno's. 270289 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 290. Subsidiën aan onderscheidene drank bestrijders vereenigingen 125. Hierbij komt in behandeling een adres van de Gereformeerde vereeniging voor drankbestrijding om in het subsidie te mogen deelen. De beraadslaging wordt geopend. De heer de Jong wijst er op dat bij de behandeling der begrooting voor 1910 een dergelijk adres aan de orde is geweest voor de afdeeling Leeuwarden van het Kruisverbond. De toestand is net eender als toen. Toen de verschillende vereenigingen subsidie vroegen was het Kruisverbond er niet bij en later is nog de adresseerende vereeniging opgericht. Die mag nu niet anders worden behandeld dan het Kruis verbond. Spreker zal de wenschelijkheid van het verleenen van subsidie aan de drankbestrijding niet bepleiten, want dat is al meermalen gebeurd. Om het evenwel mogelijk te maken dat de Gereformeerde vereeniging meedeelt in het subsidie en om te voorkomen dat zulks geschiedt op kosten van de andere vereenigingen, zal spreker voorstellen volgno. 290 met 25.te verhoogen. Om te voorkomen dat de heer Schoondermark zal zeggen dat spreker te veeleischend is, wil spreker aantoonen dat Leeuwarden op dit gebied nog niet te veel doet. 's Hertogenbosch geeft 375.Delft, Tilburg en Zwolle 300.Amsterdam en Haarlem ƒ250.Hil versum, Utrecht en Zutfen ƒ200.Deventer, Dreumel en Gouda 150.De kleine gemeente Dreumel kan als gemeente niet in de schaduw staan van de onze en zij geeft meer. Wanneer spreker dus voor stelt het subsidie op te voeren tot 150.is hij al zeer bescheiden. Spreker heeft dan ook de eer voor te stellen „Ondergeteekende stelt voor den post subsidie aan onderscheidene drankbestrijdersvereenigingen onder volgno. 290 te verhoogen met 25.en te brengen op 150.ten einde de Gereformeerde vereeniging voor drankbestrijding in het subsidie te laten deelen". De Voorzitter deelt mede dat door den heer de Jong wordt voorgesteld den postsubsidie aan onderschei dene drankbestrijdersvereenigingen, onder volgno. 290 te verhoogen met 25.en te brengen op 150. ten einde de Gereformeerde vereeniging voor drank bestrijding in het subsidie te laten deelen. Dit voorstel wordt ondersteund en maakt tegelijk met het volgno. een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Fransen is van oordeel dat de voorstelling, door den heer de Jong van deze zaak gegeven, niet juist is. Hij zegt dat het Kruisverbond verleden jaar verzocht in het subsidie te mogen deelen en dat toen daarom de post is verhoogd. De zaak is echter anders. Toen toch. nadat de post op 100.was uitgetrokken, gevraagd werd de bestaande vereeni gingen op te geven, is het Kruisverbond eenvoudig vergeten, terwijl deze vereeniging evenwel reeds meer dan 12 jaar bestond. Daarom is de post verhoogd. Spreker is geen voorstander om telkens dezen post te verhoogen, wanneer meerdere vereenigingen worden opgericht. Spreker wil gaarne eenige tegemoet koming aan dergelijke vereenigingen als blijk van belangstelling geven, maar vindt het niet goed maar altijd op de gemeentekas los te trekken. Subsidie moet ook niet anders worden beschouwd dan als een bewijs van waardeering en ter aanmoediging. De heer de Jong meent, in tegenstelling met den heer Fransen, dat voor den Raad de zaak van het Kruisverbond en de nu aanvragende vereeniging pre cies gelijk staat. De Raad plaatste zich op het stand punt dat elke vereeniging, tot welke richting ook behoorende, in het subsidie moet deelen. Daarom is er alle reden om de Gereformeerde vereeniging pre cies te behandelen als verleden jaar het Kruisverbond. Men moet zich niet laten afschrikken door de rede neering, morgen wordt er misschien weer een opge richt en hoe moet het daar dan mee. We kunnen immers ieder geval afzonderlijk beoordeelen. Dat er in deze beweging zoo'n groote verdeeldheid is in dit opzicht, dat van iedere richting op gods dienstig terrein men een eigen vereeniging wenscht, vindt spreker jammer. Doch het is nu eenmaal zoo en de Raad moet de Gereformeerde vereeniging krach tens het eenmaal ingenomen standpunt mee laten deelen in het subsidie. De heer Fransen zegt nu wel, dat de vereenigingen niet moeten drijven op het gemeentesubsidie. Welnu, sperker toonde reeds aan, dat wij nog weinig geven. Als het 150 wordt zullen ze nog niet vet soppen. Spreker kan den heer Fransen verzekeren dat de vereenigingen bestaan voor het overgroote deel uit arbeiders en dat deze naar hun draagkracht een flinke contributie betalen. Er is absoluut geen sprake van, dat men wil trach ten op de gemeentekas te drijven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 16