264 erslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 November 1910. van de loonen zal medebrengen, al gaat zulks niet spoedig en ook niet gemakkelijk. Spreker meent dan ook den Raad ernstig te moeten ontraden op het voorstel-Besuijen in te gaan. De heer van Messet heeft don heer Besuijen hooren zeggen, dat deze het beginsel van een minimum-loon van 10.heeft laten vallen, omdat een dusdanig voorstel toch door den Raad zou worden verworpen. Spreker vraagt waar dit raadslid de overtuiging van daan haalt, dat de meerderheid van den Raad thans tegen een voorstel van 10.minimum-loon zoude stemmen? Dit is zoeken naar een motief om het verwijt te ontloopen dat hij zijn standpunt los laat. Spreker blijft er dan ook bij dat de heer Besuijen door het indienen van zijn voorstel zijn ingenomen standpunt prijs geeft. Spreker vestigt er nog de bijzondere aandacht op, dat, wanneer het voorstel aangenomen wordt, de Raad het volgende jaar de er moeilijk weder kan afnemen, zoodat het voorstel slechts een middel is, om het loon der werk lieden te verhoogen. Do heer Besuijen zal beleefdheidshalve den heer van Messel op diens vraag antwoorden. Dat raadslid vraagt waar spreker de overtuiging vandaan haalt dat een minimumloon van 10.— geen genade zal vinden bij den Raad. Spreker noemt die vraag een dwaze vraag. Bij de behandeling van het werk- lieaeureglement toch is een voorstel om het minimum loon op 10.20 en daarna dat van den heer Ooster- hoff om het op ƒ9.00 te stellen, verworpen. Spreker begrijpt dan ook de vraag van don heer van Messel niet. De heer G. W. Koop mans had hetzelfde willen zeggen als de heer Besuijen. Spreker heeft van zijn kant dikwijls een minimum-loon van 10.voorgestaan. Nu zegt de heer J. Koopmans wel dat enkele ar tikelen goedkooper zijn geworden, maar daar staan vele andere zaken tegenover o. a.de huishuren zijn verhoogd en vele andere omstandigheden leiden er toe dat men meer geld noodig heeft. Spreker wil zijne medeleden een vraag stellen n.l. deze zijn er heeren die overtuigd zijn, dat een fat soenlijk werkman met een huisgezin van 9.per week kan rondkomen Zoo ja dan moeton die heeren tegen stemmen. Wie overtuigd is dat zulks onmo gelijk is, die stemme met spreker vóór. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer Besuijen wordt verworpen met 13 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen de heeren: de Jong, Lautenbach, Gr. W. Koopmans, Besuijen, Zandstra en Berghuis. Tegen de heerenBeucker Andreae, Fransen, J. Koopmans, Hartelust, Haverschmidt, Wilhelmij, Me- nalda. Feitz, van Messel, Beekhuis, Komter, Ooster- hoff en Burger. De vergadering wordt geschorst van des namiddags 113/4 uur. Te l3/4 uur wordt de behandeling der ontwerp- gemeentebegrooting voortgezet. De heeren Menalda, Burger, Baart de la Faille, Komter en Tijsma zijn afwezig, de heer Schoonder- mark is weer aanwezig. De Voorzitter brengt de ontwerp-begrooting voor j de gemeentelijke gasfabriek in behandeling. Met algemeene stemmen wordt deze vastgesteld met een totaal van de baten van 601,522.12 en een totaal van de lasten van 571,233.195, met een ver moedelijk batig saldo van 30,288.92r>. De heer Baart de la Faille is intusschen ter ver gadering verschenen. Aan de orde is de ontwerp-gemeentebegrooting, dienst 1911. De Voorzitter stelt voor te beginnen met volgno. 89 der uitgaven en de artikelen, waartegen bij den Raad geen bedenkingen bestaan, bij eenvoudigen hamerslag goed te keuren. Dienovereenkomstig wordt besloten. Volgno. 89 wordt ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 90. Jaarwedden van de drie wethouders f 2,700.-. De beraadslaging wordt geopend. De heer Burger is inmiddels ter vergadering ver schenen. De hoer Beekhuis kan zich zeer goed begrijpen dat Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Antwoord hebben gezegd dat zij zich omtrent deze zaak van beschouwingen wenschen te onthouden. Dezelfde overweging die Burgemeester en Wethouders dit antwoord in de pen heeft gegeven, zal spreker weerhouden in den breede toe te lichten, waarom de Commissie van Rapporteurs het voorstel doet om de jaarwedde van de Wethouders te bopalen op ƒ1500.—, zoodat de post tot 4500.moet worden verhoogd. Spreker wil alleen doen opmerken dat het salaris, zooals dat thans is, dateert van 1874. Spreker be hoeft zeker niet te betoogen, dat de werkzaamheden in dien tijd verbazend in omvang zijn toegenomen, zoodat het rationeel is dat aan eiken Wethouder eene belooning wordt toegekend van 1500.—. Spreker wil Burgemeester en Wethouders dan ook uitnoodigen om bij Gedeputeerde Staten de noodige stappen te doen, om een Koninklijk Besluit uit te lokken, waarbij de jaarwedde der Wethouders op 1500.wordt vastgesteld. Spreker stelt voor den post uit te trek ken op 4500. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Beek huis wordt voorgesteld volgno. 90 uit te trekken op 4500.—. Dit voorstel wordt ondersteund en maakt tegelijk met het volgno. een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Menalda is inmiddels ter vergadering ver schenen. De heer Zandstra wil zich niet uitspreken over het al dan niet wenschelijke om dezen post in het belang van- en met het oog op do vele moeiten aan de be kleeding van het Wethouderschap verbonden, te ver hoogen. Wat spreker echter wel wil doen uitkomen is dit, dat zoolang de gemeente aan hare werklieden niet een minimum voor levensonderhoud toekent, dat voor hier minstens 14.— moet zijn, zoolang op de begrooting nog loonen voorkomen van ƒ9.waarbij de arbeiders beslist gebrek moeten lijden, en waar door de lichamelijke toestand, de gezondheid en do kracht van het volk ernstig worden bedreigd, iets wat den Raad bij de behandeling van het werklieden reglement met staten en cijfors onder het oog is ge Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 November 1910. 265 bracht, zoolang zullen spreker en zijne partijgenooten zich verzetten tegen iedere verhooging van jaar wedden en salarissen, welke met den druk der tijden en de stijging van de prijzen der levensmiddelen o-een direct verband houden. Dit verzet is niet ge richt tegen de personen der Wethouders of tegen hun ambt, maar tegen het systeem dat door de meerder heid van den Raad wordt gevolgd. De heer Beucker Andreae zag het voorstel tot ver hooging van dezen post aankomen. Hij gelooft niet dat dit de goede weg is. Men moet toch, en spreker meent dat zulks vroeger meermalen is gezegd, bij de behandeling der begrooting niet direct de salarissen der ambtenaren bespreken en voorstellen tot verhoo ging doen. Wanneer een salaris moet worden ver hoogd, moeten daar allerlei gronden voor worden aangevoerd en dient men eene vergelijking te maken met den vroegeren toestand en met plaatsen van gelijken omvang als Leeuwarden. Zoo'n zaak kan niet klakkeloos worden besproken. Spreker gelooft dan ook dat het veel beter zou zijn geweest als de wonschelijkheid tot salarisverhooging van de Wet houders ware uitgesproken. Wanneer die wenschelijk- heid instemming had verkregen, zou eene commissie kunnen worden benoemd om den Raad van advies te dienen. Vroeger is deze zaak ook op dezelfde wijze behandeld. Spreker geeft de Commissie van Rapporteurs dan ook in overweging het voorstel in te trekken. Spreker zou, hoewel hem wel iets bekend ■is van de aan deze betrekking verbonden werkzaam heden, niet zoo voetstoots over het bedrag, dat zou moeten worden verleend, een oordeel kunnen uit spreken. Hij wil dan ook de behandeling van het voorstel aanhouden en zoo noodig eene commissie zien benoemd. Spreker zal zich tegen verhooging van den post verklaren. Do heer Komter is intusschen ter vergadering verschenen. De heer G. W. Koopmans zegt dat niemand zal ontkennen dat de werkzaamheden, aan het Wethou derschap verbonden, zich verbazend hebben uitgebreid. Bovendien kan het gobeuren dat een minder kapitaal krachtig persoon tot Wethouder wordt benoemd. Als dit ooit gebeurt, wat spreker niet direct gelooft, is evenwel de Raad verplicht om, alvorens de sala rissen te verhoogen, over te gaan tot het vaststellen eener pensioenregeling voor de Wethouders. Wanneer toch een minder kapitaalkrachtig man wordt benoemd, moot dezezijn vaklaten varen,omdathet Wethouderschap den geheelen persoon eischt. Zoo iemand kan genood zaakt zijn met twee of drie jaar, als hij niet herkozen wordt, af te treden en dan is eene peusionneering zeker in de allereerste plaats gewenscht. Waar dit echter zaken zijn die in de lucht hangen en de Commissie van Rapporteurs met een voorstel komt dat spreker wat het bedrag betroft te ver gaat, meent spreker het idéé van den heer Beucker Andreae te kunnen steunen. Ook spreker acht het wenschelijk eene commissie te benoemen. Het zou toch ook kunnen gebeuren dat de Raad een volgend jaar be sluit tot het aanstellen van een vierden wethouder, te meer met het oog er op dat 't volgend jaar de Raad met 2 leden wordt uitgebreid en de op te richten eleetrische centrale en andere stichtingen de werk zaamheden zullen vermeerderen. Spreker kan zich dan ook vereenigen met het denkbeeld van den heer Beucker Andreae. De heer van Messel kan zich geheel aansluiten bij het door den heer Beucker Andreae gesprokene. Dit geachte lid bewandelt, naar spreker meent, den juisten weg. Het gaat moeielijk een besluit te nemen op een zoo rauwelings ter tafel gebracht voorstel. Niemand toch kan het daarin genoemd bedrag beoor- deelen. Spreker zou opdat de Raad een vrijer standpunt blijft innemen zelfs ontraden de won schelijkheid uit te spreken voor salarisverhooging van de Wethouders, maar zich willen bepalen tot het benoemen eener commissie, die de zaak nader onder zoekt en rapport uitbrengt aan den Raad. De heer Beekhuis zal, nu het blijkt dat enkele leden meenen het voorstel niet te kunnen beoordeelen, en dus nader onderzoek wenschen, zijn voorstel niet in dezen vorm handhaven. Spreker wenscht echter op te komen tegen het verwijt als zou hij het voorstel rauwelings ter tafel hebbon gebracht en dat, werd het behandeld, de zaak incidenteel zou worden afge daan, iets waartegen de heer Beucker Andreae op komt. Waar in twee secties het gevoelen is uitge sproken dat het salaris te laag is en waar ook Bur gemeester en Wethouders dit punt in hun antwoord hebben aangeroerd, gaat het niet aan te spreken van een rouwelings ingediend voorstel. De leden toch hebben wel degelijk gelegenheid gehad te denken dat deze zaak zou worden besproken. Overigens is spreker het met de heeren eens dat in de vergade ringen van den Raad geen voorstellen rauwelings ter tafel moeten worden gebracht. Nu echter deze zaak in de sectie is besproken, is zij rijp voor behandeling. Spreker zal afwachten welk voorstel er gedaan wordt. De heer van Messsl veronderstelt dat de heer Beek huis hem niet goed heeft begrepen. Het woord „rau welings" slaat uitsluitend op het bedrag van 1500. dat zonder toelichting, ja zelfs zonder eenige basis wordt voorgesteld. De hoer Beekhuis beweert dat elk lid den tijd wel heeft gehad om over de zaak na te denken. Spreker wijst er op dat het sectie rapport 8 dagen voor de behandeling der begrooting, in handen van de leden van den Raad is gekomen, zoodat dezen geene voldoenden tijd hebben gehad om zich zelf de noodige gegevens te verschaffen. De heer Beucker Andreae moet naar aanleiding van het door den heer Beekhuis gesprokene mede- deelen, dat in de tweede sectie door één lid de ver betering van salaris der wethouders is ter sprake ge bracht. Daar is het bij gebleven. Over de zaak is niet gediscussieerd, zoodat ook niet kan worden ge zegd dat men algemeen met het denkbeeld instemde. Spreker gelooft dat het beter is dat de zaak goed onder de oogen wordt gezien en dat kan alleen ge beuren als er eene commissie wordt benoemd, die den Raad van rapport dient. Men komt dan beter beslagen op het ijs en dit is wenschelijk, omdat ook de goedkeuring van Gedeputeerde Staten wordt ver- eischt. Spreker zal echter geen voorstel doen. De heer G. W. Koopmans gelooft niet dat de rap porteurs nog een voorstel zullen doen. Daar men in sprekers sectie evenwel algemeen het denkbeeld van salarisverhooging der wethouders was toegedaan, heeft spreker de eer voor te stellen De Raad benoeme eene commissie uit zijn midden, om te onderzoeken of en in hoever er redenen bestaan aan Gedeputeerde Staten voor te stellen de jaarwed den der wethouders te verhoogen. De heer Beekhuis trekt hierop zijn voorstel in. Het voorstel-Koopmans wordt aangenomen met 18 togen 3 stemmen. Vóór stommen do heeren: Beucker Andreae, Fran sen, .7. Koopmans, Lachtenbach, G. W. Koopmans,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 7