8. Alsvoren tot intrekking van het besluit van den
13 September LI., waarbij de invordering van onder
scheidene heffingen, die niet door den gemeente
ontvanger geschiedt, voorshands wordt bestendigd.
298 Verslag van de handelingen %*an den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 6 December 1910.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan J. de Jong na afloop van den tegenwoordigen
pachttijd ondershands voor den tijd van twee jaren in
pacht af te staan de buffetten en het koffiehuis in den
Stads- of Prinsentuin.
Dit voorstel luidt als volgt
Den 1 Maart 1911 verstrijkt de termijn, waarvoor
de exploitatie der buffetten en het gebruik van het
koffiehuis in den Prinsentuin is verpacht. De laatste
verpachting is geschied voor 5 achtereenvolgende
jaren bij openbare inschrijvingpachter werd toen
Jarig de Jong voor de som van 2022.nadat hij,
eveneens exploitant over een vorig tijdvak, kort te
voren door Uwe Vergadering van zijn verbintenis was
ontheven. De pacht bedroeg toen f 8400.
Wij hebben thans weder met denzelfde, die ons te
kennen had gegeven dat hij gaarne opnieuw voor
de pacht in aanmerking zou willen komen, over die
voortzetting van gedachten gewisseld en zijn met
hem tot overeenstemming gekomen èn over de som
èn over den duur van den pachttijd. De oerste is
daarbij op 2522.de tweede op 2 jaar gesteld.
Over de pachtsom kan natuurlijk verschillend wor
den gedacht, maar gelet op de cijfers, die de Jong
aan een lid van ons college uit zijne boeken, en
daardoor gestaafd, heeft voorgelegd, komt het ons
voor dat het vooral bij de Zondagavondconcerten,
vergeleken bij een 5-tal jaren terug, sterk vermeerderd
tuinbezoek, in verband met het korte tijdvak waarvoor
wij thans de verpachting zouden willen doen geschieden
en waarop hieronder wordt teruggekomen, voldoende
door de verhooging van de tegenwoordige som met
500.wordt weergegeven.
De termijn van 2 jaar is gekozen, omdat het ons
voornemen is na te gaan, in hoeverre,, met de bedoe
ling om het bezoek aldaar nog te vermeerderen, in
don tuin eenige verbeteringen en uitbreidingen tot
stand zullen kunnen worden gebracht. In dat tijdvak
zal deze aangelegenheid kunnen worden overwogen
en afgedaan en in verband daarmede schijnt ons de
openbare verpachting der buffetten tot zoolang beter
te kunnen worden uitgesteld.
Ook de voorwaarden, waarop thans is gepacht,
kunnen, behoudens hier en daar een kleine wijziging,
onveranderd behouden blijven.
Het is op grond van het voorafgaande dat wij U
in overweging geven te besluiten
aan Jarig de Jong ondershands te verpachten de
exploitatie der buffetten en het gebruik van het
koffiehuis in den Stads- of Prinsentuin voor het tijd
vak van 1 Maart 191128 Februari 1913 voor een
som van 2522.per jaar en op de voorwaarden,
die Burgemeester en Wethouders geraden zullen
oordeelen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Jong wijst er op dat de Raad, zooals
het voorstel van Burgemeester en Wethouders luidt,
rechtstreeks niet veel invloed zal kunnen uitoefenen
op de pachtvoorwaarden. Spreker is evenwel van
oordeel dat in de voorwaarden eene bepaling moet
worden opgenomen, die van veel belang is. Wanneer
spreker nu dit zoo inkleedt dat de Raad de wensche-
lijkheid uitspreekt en Burgemeester en Wethouders
uitnoodigt de voorwaarden in den door hem ge-
wenschten geest te wijzigen, zal wel hetzelfde worden
bereikt als wanneer de Raad de voorwaarden wijzigt.
Spreker bedoelt n.l. de bepaling dat de verkoop van
alcoholhoudenden drank wordt verboden. De gemeente
trekt aan vergunningsrecht 9250.Nu mag dit
oogenschijnlijk een voordeeltje lijken, wanneer men
goed nadenkt en de gevolgen van de drinkgewoonten
De heer Hartelust wenseht zijne houding recht te
zetten ten opzichte van de stemming over dit voorstel.
In de vorige vergadering heeft spreker zich de uit
drukking veroorloofd dat er ten opzichte van de
verpachting van den Prinsentuin de vorige keer een
min of meer onjuist beleid zou zijn gevoerd. Spreker
was toen niet geheel op de hoogte van het verloop
dier zaak.
De pachter heeft sprekers uitdrukking gelezen en
heeft spreker op de hoogte gebracht, hem mede-
deelende, dat hij dwaalde. Het verwondert spreker,
wanneer zulks het geval is, dat het Dagelijksch Bestuur
hem daarop niet heeft gewezen. Heeft spreker niet
gedwaald, dan zou de pachter hem hebben misleid
en dat mag hij niet aannemen.
Spreker meende dat de zaak zoo was. De Prinsen
tuin is indertijd verpacht voor 3400.en er is den
kent, weet men dat het geen voordeel is.
Spreker zal, waar hij reeds dikwijls de kwestie
der drankellende heeft behandeld, over deze zaak
niet uitweiden, maar wijst op het verband tusschen
misdaad en alcoholgebruik, krankzinnigheid, ziekte
en alle gevolgen van dien.
Dat de gevolgen van het drankgebruik aan den
dag ti oden blijkt uit het politie-jaarrapport, waarin mel
ding wordt gemaakt van 422 processenverbaal wegens
misdrijven tegen de zeden, waaronder openbare
dronkenschap een groote plaats inneemt.
Zelfs als men nog niet eens rekent de ellende die
door vrouw en kinderen van de drankgebruikers
wordt geleden en alle onwenschelijke gevolgen als
verlies van energie, het stoffelijk en geestelijk min
derwaardig worden van die menschen, komt men tot
de conclusie, dat die ƒ9250.vergunningsrecht geen
belangrijk financieel voordeel voor de gemeente kan
worden genoemd, maar eer zelfs als een financieel
en moreel nadeel moet worden aangemerkt.
Er wordt langzamerhand getracht de drinkgewoon
ten weg te krijgen. Vereenigingen worden opgericht
die van gemeentewege worden gesteund. Die steun
neemt toe. Ook onze gemeente steunt eenigermate.
Waar zij dit nu doet is het zeer inconsequent den
verkoop van alcoholhoudende dranken toe te staan
in eene inrichting, waarover de gemeente de macht
hoeft. Zoolang zij dit doet staat zij mee schuldig
aan de oorzaken van de drankellende. Wel wordt de
pachtsom er hooger door, maar het is geld, waar
tranen aan kleven. De gemeente moet zich bij de
exploitatie van een dergelijke inrichting op een ander
standpunt stellen dan een particulier, die winst zoekt
te maken, afgezion van de gevolgende gemeente
moet letten op de gezondheid, de veiligheid en de
welvaart der ingezetenen. Daarom is het in het be
lang der gemeente dat de verkoop van alcoholhoudende
dranken in den Prinsentuin wordt geëindigd.
Spreker stelt voor
de Raad spreekt als zijne meening uit, dat de ver
koop van alcoholhoudende dranken in den Prinsentuin
moet worden geëindigd, noodigt Burgemeester en
Wethouders uit desbetreffende bepalingen in de
pachtvoorwaarden op te nemen.
De heer Feddema is inmiddels ter vergadering
verschenen.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer de
Jong wordt voorgesteld
„de Raad spreekt als zijne meening uit dat de ver
koop van alcoholhoudende dranken in den Prinsentuin
moet worden geëindigd, noodigt Burgemeester en
Wethouders uit desbetreffende bepalingen in de
pachtvoorwaarden op te nemen".
Spreker zal dit voorstel tegelijk met dat van Bur
gemeester en Wethouders in behandeling brengen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 6 December 1910. 299
pachter ontheffing verleend, omdat bleek dat het
contract zeer nadeelig voor hem was. Toen is hem
de tuin gegeven voor 2000.Dit is echter
gebleken niet zoo te zijn. De pachter heeft spreker
medegedeeld, dat hem indertijd ontheffing is verleend
en dat hij toon bij openbare inschrijving opnieuw
pachter is geworden voor 2000.nadat hij had
ingeschreven voor 1800.welke som na overleg
met de autoriteiten is gebracht op ƒ2022.—. Wanneer
dit het geval is, wordt de zaak geheel anders belicht
en zal spreker, wanneer hem zulks van de tafel van
Burgemeester en Wethouders wordt bevestigd, voor
het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen.
De heer Zandstra is geen groot voorstander van
kinderwagens in den Prinsentuin. De pachter heeft
het recht ze toe te laten tegen betaling van 1.50
por wagen. Nu is dit de oorzaak dat alleen de
kinderen der meergegoeden van den tuin kunnen
profiteeren en spreker zou gaarne zien dat door
vermindering van het bedrag ook anderen daartoe in
do gelegenheid werden gesteld of hij zou de kinder
wagens geheel willen weren. Spreker zal geen voorstel
doen, maar wil alleen zijn denkbeeld aan Burgemeester
en Wethouders in overweging geven.
De heer Oosterhoff (wethouder) wijst er op dat
Burgemeester en Wethouders, wanneer zij zouden
ingaan op de denkbeelden van de heeren de Jong en
Zandstra, eerst den pachter zouden moeten hooren,
omdat deze do voorloopig vastgestelde voorwaarden
al heeft geaccepteerd.
Wanneer toch het denkbeeld van den heer de Jong
zou worden overgenomen, zou niet de geboden pacht
som kunnen worden bedongen. Wat dat denkbeeld
zelf betreft, spreker kan daarbij de gedachte aan
principen-reiterei niet geheel van zich afzetten. In
den Prinsentuin toch wordt geen misbruik van sterken
drank gemaakt. Het is spreker niet bekend dat er
ooit iemand uit den tuin is verwijderd, die daar
dronken was geworden. Spreker is dan ook van
oordeel dat men geen enkel deel van de drankellende,
waar de heer de Jong den nadruk zoo op legt en
waarmede Burgemeester en Wethouders het overigens
volkomen eens zijn, kan schuiven op het feit, dat er
in den Prinsentuin vergunning is.
Wat het toelaten der kinderwagens betreft, Burge
meester en Wethouders meenen dit niet geheel te
moeten tegengaan. De tuin is een aangename
verblijfplaats voor de kindoren, maar waar een groot
aantal kinderwagens een verbazende last zou zijn voor
de volwassen bezoekers, meenen Burgemeester en
Wethouders het getal niet te veel te moeten uitbreiden.
Zij achten het verstandig dit te beperken en als een
maatregel in dien geest moet het te betalen bedrag
van 1.50 worden opgevat.
Wat de vraag van den heer Hartelust aangaat,
spreker herinnert zich niet dat raadslid in de vorige
vergadering te hebben beantwoord. Hoeft hij dat
wel gedaan in den door dat raadslid genoemden geest,
dan heeft hij inderdaad een foutief antwoord gegeven
De heer Hartelust heeft in het geheel geen antwoord
ontvangen.
De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op
dat de heer Hartelust ook niets heeft gevraagd.
De heer QosterhofF vervolgt en deelt mede dat den
tegenwoordigen pachter indertijd bij openbare in
schrijving inderdaad de pacht is gegund.
De heer de Jong zegt van den heer Oosterhoff te
hebben gehoord dat sprekers denkbeeld op principen-
reiterei gelijkt. Hij heeft echter ook gezegd dat als
de vergunning in den tuin wordt afgeschaft, niet die
pacht kon worden bedongen die thans geboden wordt.
Daaruit volgt dat er nog al wat gedronken wordt in
den Prinsentuin. De heer Oosterhoff beweert verder
dat hem niet bekend is, dat er iemand moest worden
verwijderd die er dronken was geworden. Spreker
is echter niet zoo gauw tevreden als de heer Ooster
hoff. Hij legt een anderen maatstaf aan. De drink
gewoonte moet weg, ook al drinkt men matig. Wanneer
iemand dronken naar het politiebureau wordt gebracht
is het te laat. Spreker blijft het inconsequent noemen
aan den eenen kant de drankbestrijding te subsidiëeren
en aan den anderen kant in eene inrichting, waarover
de gemeente de macht heeft, den verkoop van alcohol
houdende dranken toe te laten. Hij hoort den heer
Burger zeggen„zeer juist", maar spreker is er van
overtuigd dat dit raadslid straks tegen zijn
sprekers voorstel zal stemmen. Hij had dan nog
liever dat de heer Burger sprekers redeneering niet
juist noemde, maar vóór het voorstel stemde.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het bedrag van de pachtsom wordt met algemeene
stemmen op 2522.bepaald.
Het voorstel-de Jong wordt verworpen met 18
tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: de Jong, Besuijen, Zand
stra en Lautenbach.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Fransen,
Wilhelmij, Borghuis, G. W. Koopmans, Beekhuis,
v. Messel, Oosterhoff, Schoondermark, Burger, Tijsma,
Hartelust, Baart de la Faille, Menalda, Haverschmidt,
J. Koopmans, Komter en Feddema.
Thans wordt het overige gedeelte van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders met algemeene
stemmen aangenomen.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziqing der verordening tot heffing van leges. (Bijlage
no. 23).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Dit voorstel luidt als volgt
Uw besluit van 13 September j.l. no. 293r/143 tot
het aanwijzen van onderscheidene heffingen, die, in
afwachting van de geleidelijke herziening der bijbe-
hoorende verordeningen op de invordering, ook na
1 Januari 1911 voorshands zouden blijven ingevorderd
op den voet als in die invorderingsverordeningen
thans is bepaald, (zie het desbetreffende voorstel
afgedrukt in bijlage no. 15 van dit jaar) heeft aan
Gedeputeerde Staten aanleiding tot enkele opmer
kingen gegeven, in verband waarmede zij nadere
overweging van het besluit hebben verzocht. Was
dezerzijds gemeend dat dit besluit geheel gebaseerd
was op de opvatting die de Minister van Binnen-
landsche Zaken van de strekking van artikel 114/fis
der gemeentewet had on die in evengemeld nummer
der bijlagen is weergegeven, Gedeputeerde Staten
dachten 's Ministers schrijven en de beteekenis van
het wetsartikel anders te moeten verstaan en bleken
meer bepaald van meening dat de aldus getroffen
regeling niet met eene verwijzing naar de invorderings
verordeningen kan volstaan, doch zelve volledige