8 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Januari 1911. De heer G. W. Koopaians zal trachten een vijftal leden bij elkaar te krijgen, die een voorstel tot wijzi ging van het Reglement van Orde willen indienen, j De heer dr. H. F. Huisken is alzoo benoemd. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met Th. A. Overmeer alhier, als adminisirateur der onroerende i goederen van P. F. de Boer, eene transactie aan te gaan betreffende de door laatstgenoemde aan de gemeente verschuldigde gelden wegens straataanleg enz. Dit voorstel luidt als volgt Bij raadsbesluit van 10 October 1905 werd aan P. F. en A. de Boer vergunning verleend tot straat- aanleg op een terrein aan de Spanjaardslaan, onder I bepaling dat de aanleg in drie termijnen kon worden voltooid, terwijl de betaling der te dier zake aan de gemeente verschuldigd wordende gelden eveneens j over die drie tijdvakken zou worden verdeeld. Ten opzichte van de beide eerste termijnen liep alles goed, maar de botaling van den laatste, ad ƒ1288. die 1 Februari 1910 verschenen is, is achterwege ge bleven en in verband daarmede zijn de laatst voltooide straatvakken, de gedeelten Paul Krugerstraat en de la Reijstraat, die samenloopen bij en uitkomen op de Spanjaardslaan even bezuiden de Algemeene Begraaf plaats, nog niet in eigendom en onderhoud bij de gemeente overgegaan. Het genoemde bedrag van 1288.is intusschen nog vermeerderd tengevolge van de bepaling der bouwverordening, dat in derge lijke nog niet overgedragen straatgodeelten de open bare verlichting brandt voor rekening van den concessionaris van den straataanleg. De schuld aan de gasfabriek, loopende tot aan het tijdstip waarop de straatverlichting aldaar niet meer werd ontstoken, omdat de betaling der gasrekening eveneens achter wege bleef, bedraagt nu 108.24, totaal alzoo 1396.24, of voor ieder der concessionarissen, die niet ieder hoofdelijk voor het geheel verbonden zijn, 698.24. Mot A. de Boei-, die inmiddels de stad heeft ver laten, is de advocaat der gemeente nog doende de zaken van P. F. de Boer, die sinds in financieele ongelegenheid schijnt te zijn geraakt, berusten in handen van een commissie van crediteuren, namens wie de heer Th. A. Overmeer, alhier, directeur der Naamlooze Vennootschap Leeuwarder Houthandel, voorheen T. W. Overmeer en Zoon, optreedt. De heer Overmeer stelt thans een o. i. alleszins aannome- lijke transactie voor, die hierop neerkomt, dat het van P. F. de Boer nog openstaande bedrag in jaar termijnen van 70.— zal worden afgelost, doch bij diens faillissement voor het nog resteerende dadelijk opeischbaar wordtinmiddels neemt de gemeente zoodra mogelijk de nog niet overgedragen gedeelten straat over. Het komt ons voor dat het gemeentebolang mede brengt, dat op die aanbieding moet worden ingegaan reeds geruimen tijd zijn wij bezig met te trachten de gemeente het haar in dezen toekomende te doen deelachtig worden niet het minst ook op gronden van wettelijken aard zijn die pogingen tot dusver echter niet met succes mogen worden bekroond. In overweging zijn thans maatregelen, die, althans voor het toekomende, moeten verhinderen dat de gemeente in soortgelijke omstandigheden opnieuw in moeilijkheden komt, maar voor het nu voorliggende geval schijnt ons de voorgeslagen transactie de voor haar meest aangewezen weg om van hare vordering zooveel mogelijk terecht te brengen. Onder mededeeling dat het ons voornemen is, om, wordt door overeenkomstig het hierna volgend voorstel besloten, in afwachting van de goedkeuring van Gedeputeerde Staten op de te sluiten dading, de straatverlichting reeds dadelijk na het besluit in de bedoelde straten weder regelmatig, en thans voor rekening der gemeente, te doen ontsteken, hebben WÜ °P grond van het voorafgaande de eer U voor te stellen te besluiten aan te nemen de door Th. A. Overmeer, directeur der Naamlooze Vennootschap Leeuwarder Houthandel, voorheen T. W. Overmeer en Zoon, alhier, admini- streerende de onroerende goederen van P. F. do Boer alhier, in laatstgenoemde hoedanigheid voorgeslagen regeling, volgens welke de door voornoemden de Boer aan de gemeente verschuldigde gelden, wegens straataanleg krachtens raadsbesluit van 10 October 1905, en wegens gaslevering krachtens artikel 5 der bouwverordening, in totaal f 698.12, in jaarlijksche termijnen van 70.zullen worden afgelost uit de huren der aan hem, de Boer, toebehoorende eigen dommen, en zulks onder de navolgende bepalingen 1°. de nog niet aan de gemeente overgedragen straten, voor welker aanleg aan P. F. en A. de Boer bij voornoemd raadsbesluit vergunning is verleend, worden zoodra mogelijk na de totstandkoming dezer dading aan de gemeente overgedragen 2°. het nog openstaande gedeelte der vordering wordt bij faillissement van de Boer dadelijk opeisch baar 3°. indien in eenig jaar, om welke reden dan ook, minder dan 70.wordt afbetaald of de betaling geheel achterwege blijft, hebben Burgemeester en Wethouders het recht te bepalen, dat óf het ont brekende bij den volgenden jaartermijn wordt ge voegd, óf dat het nog openstaande gedeelte der geheele vordering terstond opeischbaar wordt 4°. indien in eenig jaar meer dan 70.op afbetaling wordt aangeboden, al of niet met bepaling dat het meerdere strekt in mindering van een vol genden jaartermijn, dan moet dit worden aangenomen. Do beraadslaging wordt geopend. De heer Komter (wethouder) wijst er op, dat in het tweede lid van het voorstel staat „of voor ieder der concessionarissen, die ieder „hoofdelijk voor het geheel verbonden zijn"'. Dit moet zijndie niet hoofdelijk voor het geheel verbonden zijn. De heer Beekhuis zegt dat in het derde lid staat: „met A. de Boer, die inmiddels do stad heeft ver baten, is de advocaat der gemeente nog doende". Spreker vraagt hoever die advocaat gevorderd is. De heer Komter (wethouder) antwoordt dat zooeven een schrijven is ontvangen waaruit blijkt, dat A. de Boer, die een gezin heeft met acht kinderen, in den Haag werkzaam is als timmermansknecht. De man heeft dus een klein inkomen, zoodat voorshands van die zijde niet veel te verwachten is. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onder- handsche verpachting van de opkomsten van het pontveer over de stadsgracht bij den Prinsentuin, van 12 Mei 1911 tot 12 Mei 1916 aan P. J. de Vries alhier. Dit voorstel luidt als volgt Den 9en dezer werden door ons in het openbaar verpacht de opkomsten van het pontveer over de stadsgrachten bij het Stads-Ziekenhuis, bij den Prinsen tuin en aan den Westersingel, voor het tijdvak van 12 Mei 1911 tot 12 Mei 1916. Gelijk U reeds werd medegedeeld, zijn de ponten bij het Stadsziekenhuis en aan den Westersingel gegund. Voor die bij den Prinsentuin had zich evenwel slechts één gegadigde aangemeld, die bovendien nog afwijking verzocht van de door ons voor de inschrijving gestelde voorwaarden, voor zoover de uren betreft, waarop de pont beschikbaar moet zijn, en wel in dier voege, dat hij de pont zou hebben te bedienen van 1 Mei1 October van 7 uur voormiddags tot 10 uur namiddags (op avonden waarop concert gegeven wordt in den Prinsentuin tot na afloop van het concert) van 1 October1 Mei van 8 uur voormiddags tot 9 uur namiddags. De uren waren volgens de voorwaarden1 April 1 September 6107ede overige maanden van 7 of 8 tot 1072 u^'- De inschrijving kon alzoo niet worden toegelaten. Met belanghebbende vervolgens gevoerde onder- handelingèn hadden inmiddels tot resultaat, dat hij zich bereid verklaarde tegen betaling aan de gemeente van een, als voldoende te oordeelen, pachtsom van 104.per jaar de pont te zullen bedienen, 's zomers op de uren zooals bij de voorwaarden was bepaald en van 1 September tot 1 April van 8 uur voor middags tot 9 uur namiddags. Om ook met betrekking tot de uren, waarop de pont gedurende de zomermaanden voor het publiek beschikbaar moet zijn, de voorwaarden te verzwakken, meenden wij niet te kunnen verantwoorden, niet tegenstaande ook uit Uw midden wel een stem is opgegaan, die eveneens voor dat jaargetijde op inkrimping aandrong. Wij werden hiertoe geleid door de overweging, dat de gemeente zich in den omtrek van den Noordersingel bij voortduring uitbreidt, waar mede gepaard gaat een toeneming van het verkeer. In het belang daarvan achten wij het zeker ongewenscht de uren van openstelling van het pontveer ook in de zomermaanden korter te stellen dan voor de andere ponten. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten de opkomsten van het pontveer over de Stadsgracht bij den Prinsentuin voor het tijdvak van 12 Mei 1911 tot 12 Mei 1916, beginnende en eindigende des middags te 12 uur, ondershands te verpachten aan Pieter Jans de Vries, te Leeuwarden, voor eene som van 104. per jaar en verder op de voorwaarden, gesteld bij de openbare verpachting op 9 December 1910, met dien verstande evenwel, dat artikel 5 worde gelezen als volgt De pachter is verplicht te zorgen, dat de pont ter overvaart op de aangewezen plaats beschikbaar is op de volgende uren van eiken dag des jaars van 1 April tot 31 Augustus van 6 uur voormiddags tot 1072 uur namiddags en bij muziekuitvoeringen in den Prinsentuin tot 11 uur namiddags van 1 September tot 31 Maart van 8 uur voormiddags tot 9 uur namiddags. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig hot voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in zake het adres van J. Muntendam e. a. schippers, om aan de schipperij gelegenheid te geven hare zeilen en lijfgoederen op de schepen behoorlijk te drogen en daartoe art. 45 der Algemeene Politieverordening te wijzigen. (Bijlage no. 2 van 1911). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Raad gaat in comité-generaal ter behandeling van 5. Het derde suppletoir kohier van den Hoofdelijken Omslag, dienst 1910. Na heropening wordt het derde suppletoir kohier van den Hoofdelijken Omslag vastgesteld met een totaal van cijfers van aanslag van 127653 en een totaal der aanslagen van 929.205. De heer Hartelust is inmiddels ter verg'adering verschenen. 6. Rapport der Commissie ad hoe, benoemd bij raads besluit van 22 November 1910, belast geweest met het onderzoek naar de ivenschelijkheid tot verhooging der jaar wedden van de wethouders. (Bijlage no. 25 van 1910). De heoren Komter en Schoondermark (wethouders) hebben intusschen de vergadering verlaten. De beraadslaging wordt geopend. Do heer Beekhuis wenscht alleen te verklaren dat het naar zijne meening beter geweest ware, wanneer was voorgesteld de salarissen der Wethouders op i t 1500.te brengen. W aar echter de commissie na bestudeering der zaak is gekomen tot het thans in j behandeling zijnd voorstel, zal spreker er zicli bij neer leggen. De heer G. W. Koopmans zal als voorsteller dei- motie even [het woord moeten voeren, te meer daar hij tegen het voorstel zal stemmen. Spreker heeft in de vergadering van 2 November, toen de kwestie van de salarisverhooging der Wethouders ter sprake kwam gezegd, dat, als het ooit gebeurt, dat een minder kapitaalkrachtig man tot Wethouder wordt benoemd wat spreker niet zoo direct gelooft, de Raad verplicht is, alvorens de salarissen te verhoogen, eene pensioenregeling voor de Wethouders in te voeren. Toen spreker do motie had ingediend, had hij ook verwacht dat in het commissoriaal rapport over deze pensioenregeling zoude zijn gesproken. Het spijt spreker dat hieromtrent in het rapport niets staat en dat hij den wensch om daarover te rapporteeren niet in zijne motie heeft vastgelegd. Hij meent toch dat de pensioenregeling onafscheidelijk verbonden is aan de salarisverhooging en hij kan daarom niet meegaan met het voorstel der commissie, die hij gaarne hulde brengt voor de moeite, die zij zich in deze zaak heeft getroost. De heer Baart de la Failie kan den heer Koopmans geen ander antwoord geven dan dat, wat deze zich zelf reeds heeft gegeven. In het voorstel van den heer Koopmans toch was niets omtrent eene pensioenregeling- opgenomen en het mandaat der commissie was dan ook duidelijk om te onderzoeken, of en in hoever er redenen bestaan om Gedeputeerde Staten voor te stellen de jaarwedden der Wethouders te verhoogen. De heer Koopmans zal er do commissie dan ook wel geen verwijt van maken dat zij de kwestie der pen sioenregeling niet onder de oogen heeft gezien. De beraadslaging wordt gesloten. Met 14 tegen 3 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel der commissie. Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Berg huis, Wilhelmij, J. Koopmans, Beekhuis, van Messel, Feitz, Feddema, Tijsma, Burger, Haverschmidt, Me- nalda, Baart de la Faille en Hartelust. Tegen de heeren: de Jong, G. W. Koopmans en Lautenbach. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergade ring door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 2