42 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1911.
aankomen, konden er een gedeelte van den nacht door
brengen. De vergunnings-lokaliteiten toch zijn 's nachts
niet open en als die wel open waren zouden de
drijvers allicht tot den borrel vervallen. Het lokaal
daarentegen was met medewerking van Burgemeester
en Wethouders 's nachts open en spreker is van oordeel,
dat dit een zaak was van groot belang. Waar de
Raad nu in de gelegenheid is dit belang te dienen,
laat hem dan, als hij het niet van gemeentewege wil
doen, een stuk grond afstaan om de adresseerende
vereeniging de gelegenheid te geven een gebouw te
stichten. Spreker meent hiermede de wenschelijkheid
van een schaft- en afrekenlokaal voldoende te hebben
aangetoond en heeft de eer voor te stellen
„de Raad
overwegende, dat het gewenscht is, aan „de Prov.
Friesche Vereeniging tot oprichting en exploitatie van
schaft- en afrekenlokalen aan de veemarkt te Leeu
warden", de gelegenheid te bieden, een drankvrij
schaft- en afrekenlokaal aan de veemarkt te exploi-
teeren
noodigt Burgemeester en Wethouders uit, bij de
uitbreiding van de veemarkt, deze gelegenheid te
scheppen."
De Voorzitter wijst er op dat het voorstel van den
heer de Jong onnoodig is om eene beschikking op
het adres te verkrijgen. Bij de algemeeno beschou
wingen kan over het adres worden gesproken en dan
is er gelegenheid om, geheel los van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, op het adres eene
beschikking te nemen.
De heer Fransen kan zich wel met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders vereenigen, omdat
het hem genoegen doet dat het plantsoen blijft be
staan. Spreker wil echter een enkele opmerking
maken. Spreker heeft de teekening gezien en opge
merkt dat aan den Z.O. hoek een hoofdingang zal
verrijzen.
Hij acht dit niet een geschikte plaats daarvoor,
omdat die hoek daar ligt in de onmiddellijke nabijheid
van de bocht der tram. Het zal daar, bij erge drukte,
zeer lastig en gevaarlijk worden. Het meeste vee
komt van den heuvel van het spoor, een deel komt
met de booten in do stad en dit kan gemakkelijker
door de bestaande ingangen aan de Lange Marktstraat
ter markt worden aangevoerd.
Ook zal deze nieuwe ingang weer kosten van con
trole enz. meebrengen. Wanneer Burgemeester en
Wethouders dan ook geen gegronde reden hebben
om hier een ingang te maken, zou spreker liever zien
dat die er niet kwam. Over de begrooting zal spreker
ditmaal niet veel zeggen. Het is voor spreker zoowel
als voor den heer Feddema bijzonder moeielijk hunne
denkbeelden over begrootingen bij den Raad ingang
te doen vinden. Het eindcijfer komt sproker echter
vrij hoog voor. Bij de aanbesteding spreker ver
trouwt dat het werk in het openbaar zal worden
aanbesteed zal wel blijken dat het bedrag lager
wordt. Het is spreker opgevallen dat er op de be
grooting voorkomen 8 nieuwe jukken van 100 M.
lang. Elk juk nu kan hoogstens 70 M. lang worden
of in het geheel 560 M. en dus geen 800 M. Dit alleen
maakt reeds een verschil van ƒ1300. Verder staan
op de begrooting rioolputten van ƒ65.Spreker zal
daar geen oordeel over uitspreken, omdat bij de be
grooting een omschrijving van de grootte der putten
geheel ontbrak.
Wel is hem opgevallen dat op het eerste plan, dat
veel grooter terrein voor uitbreiding aangaf, 9 putten
voorkwamen van ƒ40.— en nu voor een kleiner ter
rein 10 van ƒ65.Spreker hoopt dat Burgemeester
en Wethouders met deze opmerking rekening zullen
houden.
De heer Feddema zegt dat de Raad op het adres
van den Bond van afschaffers, zooals spreker adres
santen maar zal noemen, geen beslissing kan nemen.
Zij vragen ruimte voor een gebouw dat dienst
kan doen als schaft- en afrekenlokaal. Hoe groot
moet dit lokaal zijn, waar moet het staan Daar staat
niets van in het adres. Het zal daarom zaak zijn
dat de Raad het adres in handen stelt van Burge
meester en Wethouders ten fine van prae-advies.
Waar uit de teekening van den Directeur blijkt dat
met de ruimte reeds gewoekerd is, kan spreker zich
niet voorstellen waar ruimte moet worden gereser
veerd voor een schaft- en afrekenlokaal.
Wanneer men nagaat hoeveel menschen er op de
markt komen, zou de veemarkt als men die allen
onder dak zou willen brengen, zelf al te klein
zijn. Zonder nader onderzoek van de zijde van Burge
meester en Wethouders kan de Raad geen beslissing
op het adres nemen.
De heer G. W. Koopmans zegt„de kou hat swier
kealle."
De Voorzitter interrumpeert den heer Koopmans en
geeft dit raadslid in overweging om Rederlandsch te
spreken.
De heer G. W. Koopmans kan zulks wel doen, maar
hij doet opmerken dat in dezen enkelen zin alles ligt
opgesloten wat hij heeft te zeggen.
Zij beteekent dat de zaak van de veemarkt lang
onderweg is geweest, om te komen in het stadium
waarin zij thans verkeert. Den 25 Mei 1907 heeft
spreker eene interpellatie gehouden over de uitbrei
ding van de veemarkt, den 20 September 1909 hebben
Burgemeester en Wethouders van de Kamer van Koop
handel het advies gekregen om do veemarkt flink
uit te breiden. Den 22 September d. a. v. hebben
Burgemeester en Wethouders met belanghebbenden
daarover geconfereerd en het bleek dat ook deze
eene flinke uitbreiding noodzakelijk achtten. Den 12
Mei 1910 heeft de Directeur der Gemeentewerken
twee plannen ingezonden, een dat 42.000 een ander
dat 45.000 moest kosten. Het eenige verschil
tusschen deze beide bestond in het al of niet amo-
veeren van het huis van den veemarktmeester. Het
verwonderde spreker daarom sterk dat Burgemeester
en Wethouders verleden jaar niet bij den Raad kwamen
met een voorstel. Hij wist niet wat daarvan de oorzaak
was en bij informatie werd hem gezegd dat de Di
recteur der Gemeentewerken ongesteld was. Spreker
is daar toen overheen gestapt en heeft de begroo
ting afgewacht waarbij hij de bekende motie heeft
voorgesteld, die met op 2 na algemeene stemmen
kelderde.
Die motie bedoelde precies hetgeen nu door Bur
gemeester en Wethouders is voorgesteld. Spreker
kan dus gerust zeggen dat het kalf voor hem een
mooi zwartbont koekalf is geworden en dat het
voorstel aan al zijne wenschen voldoet. Er wordt
tegemoetgekomen aan een gebrek dat aan de kalvor-
markt kleeft, de straten tusschen de koeien zullen
vlak worden gelegd en niet meer rond, de urinoirs
zullen vergroot en verplaatst worden, kortom het
voorstel staat spreker wonderwel aan.
Over de cijfers kan spreker niet oordeelen en
hij zal er zich niet tegen verzetten als zijne mede
leden, die deskundigen zijn in dergelijke zaken, zulks
niet doen.
In het voorstel staat dat het Burgemeester en
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1911. 43
Wethouders niet mogelijk is om een voorstel te doen
betreffende de instelling eener commissie voor de
veemarkt. Voor die bewering echter is geen enkel
bewijs aangevoerd. Spreker blijft op de instelling
van een dergelijke Commissie aandringen. Hij acht
het noodig dat Burgemeester en Wethouders de be
langhebbenden achter zich hebben bij de bespreking
van belangrijke zaken de veemarkt betreffende.
Wat het adres betreft omtrent het schaftlokaal,
ook spreker is er mee verlegen waar dat moet staan.
Op de markt kan het niet, want dan zou die ook
Donderdags open moeten zijn. Spreker zou dan ook
niet gaarne eene beslissing nemen en gaat mee met
het denkbeeld van den heer Feddema om het adres
in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders
ten fine van prae-advies.
De heer B8suijen, wien het adres ook niet bekend
is, hij heeft het op verzoek van den heer van der
Meulen meegenomen en slechts vluchtig doorgelezen,
heeft den indruk gekregen dat hier slechts eene be
ginselverklaring wordt gevraagd, n.l. om uit te spreken,
dat de Raad erkent dat de overheid even goed of
beter heeft te zorgen voor de drijvers dan voor het vee.
Wanneer de Raad deze uitspraak heeft gedaan,
kunnen Burgemeester en Wethouders met de adres
seerende vereenigingen onderhandelen. Die kunnen
dan naar aanleiding van die onderhandelingen met
een voorstel bij den Raad komen en pas dan kan
een definitief besluit worden genomen.
Tegen een beginselverklaring zal wel geen der leden
bezwaar hebben.
De Voorzitter heeft het adres pas ontvangen toen
hij de raadszaal binnentrad en hij kan zich voorstellen,
dat de leden van de voorlezing ervan slechts een
vluchtigen indruk hebben gekregen. Er staat echter
in het adres:
a. dat met leedwezen op de plannen wordt gemist
een afrekenlokaal voor de handelaren
b. een schaftlokaal voor de veedrijvers
en het eindigt met deze zinsnede
Uwen Raad eerbiedig verzoeken, zijnerzijds in de
genoemde leemte der voorstellen te voorzien.
Het adres heeft met het voorstel van Burgemeester
en Wethouders niets te maken. Wil de Raad er eene
beschikking opnemen, dan kan zulks gebeuren geheel
los van dat voorstel.
De heer Besuijen is dit met den Voorzitter eens,
maar hij meent dat de Raad daarom evengoed een
beginseluitspraak kan doen.
De Voorzitter kan den Raad niet aanraden een
beginselbesluit te nemen. Hij acht het beter dat het
adres in handen wordt gesteld van Burgemeester en
Wethouders ten fine van prae-advies.
De heer Oosterhoff (wethouder) zegt dat door den
heer de Jong is gesproken over het adres om een
schaft- en afrekenlokaal. Spreker wil doen opmerken,
dat hij evenals de heer de Jong van nabij bekend is
met de geschiedenis van een dergelijke inrichting, die
hier vroeger heeft bestaan en hij verbaast zich dan
ook dat de heer de Jong na de opgedane ervaring
nog pleit voor zoo'n inrichting. Die ervaring toch is
niet gunstig. Zij kon immers niet blijven bestaan,
omdat het bezoek zoo gering was. De veedrijvers
die er 's nachts kwamen, waren in hoofdzaak diegenen
die met de graskalveren in de stad kwamen en nu
kunnen die menschen toch niet langer dan een oogen-
blik naar zoo'n lokaal gaan, daar zij voortdurend
toezicht moeten houden op hun vee. Al komt het
lokaal er, dan nog zullen deze menschen het grootste
gedeelte van den nacht onder den blooton hemel
moeten doorbrengen. Het afrekenlokaal is een alge-
heele mislukking geweest. De groothandelaren logeeren
in de hotels aan de veemarkt en laten de kooplieden
op hun kamer komen om af te rekenen. De verkoopers
van vee zullen dus wel genoodzaakt blijven in de
logementen aan de markt te komen. Een gevolg van
een en ander is geweest dat het schaft- en afrekenlokaal
is opgedoekt. Spreker is van oordeel dat een nieuwe
poging in die richting al even weinig resultaat zal
hebben.
Behalve deze kwestie komen er nog zoovele andere
dingen van groot belang bij kijken, dat spreker zich
zeer goed met het denkbeeld van den heer Feddema
kan vereenigen om het adres althans in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen om prae-advies.
Een eerste vraag is toch waar zal zulk een gebouw
moeten worden geplaatst. Op de markt kan niet en
bij de markt is geen ruimte. Het terrein bij den
Harlingertrekweg is reeds in gebruik voor het plaatsen
van varkenswagens, die nu nog wel eens op de markt
blijven staan. Dat kan echter niet langer worden
toegestaan. Bovendien zouden de omwonenden nadeel
ondervinden van de stichting van een dergelijke ge
legenheid. Hoewel dit voor spreker persoonlijk geen
reden zou zijn er tegen te zijn, wenscht hij voor alles
dat de zaak grondig wordt onderzocht.
De heer Fransen heeft gezegd, dat het hem niet
goed voorkomt dat er een ingang wordt gemaakt aan
den Z.O. hoek van de markt, bij het station. Hij
meent dat zulks niet noodig is, omdat een groot deel
van het vee van den heuvel komt en een ander deel
met booten wordt aangevoerd. In de eerste plaats
kan een deel van het vee dat per boot wordt aan
gebracht door dien ingang op de markt komen, terwijl
de ingang daar ter plaatse van veel belang is als
ingang voor de graskalveren, die grootendeels in de
Schrans overnachten. Bovendien is de ingang bestemd
voor de marktbezoekers, die per trein aankomen.
Het heeft nog dit voor dat juist door het hebben
van een ingang hier ter plaatse de ophooping aan de
Lange Marktstraat wordt tegengegaan, terwijl het
vee beter over het terrein zal worden verdeeld. Er
bestaat tot nu toe bij de verkoopers van vee neiging
om hunne beesten aan te binden aan de jukken langs
de Lange Marktstraat, om eerder bij de koopers in
het oog te vallen. Zoo gebeurt het dikwijls dat daar
de markt overvol is, terwijl er op een ander gedeelte
niets staat. Wanneer nu een ingang wordt gemaakt
op de plaats waar die is voorgesteld, zal het vee ge
lijkmatiger over het terrein verdeeld kunnen worden.
Ook heeft de heer Fransen gesproken over de be
grooting en gezegd dat die hier en daar wel wat te
hoog is.
Voor Burgemeester en Wethouders is het lastig
zulks tegen te spreken. Spreker wil er echter op
wijzen, dat de veemarkt met alle verbeteringen tot
nu toe kost 7.82 per M2. en de nu voorgestelde
uitbreiding met de verbetering kost 6.50 per M2.
Met deze cijfers die weliswaar, spreker beaamt dit
ten volle, geen volkomen zuiveren maatstaf bieden,
voor oogen meent hij dat de Raad veilig op de be
grooting zal kunnen afgaan.
Door den heer G. W. Koopmans is de geschiedenis
van deze uitbreidingsplannen nog eens opgehaald. Hij
heeft ter sprake gebracht alles wat aan deze voorstellen
is voorafgegaan en zijn blijdschap er over uitgesproken.
Spreker wil er echter den heer G. W. Koopmans op
wijzen dat een bloote uitspraak van een der leden
van den Raad en Burgemeester en Wethouders niet
voldoende is om een voorstel samen te stellen. Bur
gemeester en Wethouders moeten hunne voorstellen
in alle opzichten kunnen motiveeren en daarvoor is
meer tijd noodig dan de heer Koopmans noodig heeft
voor het doen van een voorstel. Het doet hun intusschen