44 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1911.
genoegen, dat de heer Koopmans door dit voorstel
geheel bevredigd is.
Wat de commissie voor de veemarkt betreft, waar
Burgemeester en Wethouders zich nog geene vaste
meening omtrent een dergelijke commissie hebben
kunnen vormen, achten zij het beter deze kwestie
voorloopig te laten rusten. Een dergelijke commissie
moet het algemeen vertrouwen bezitten en daarom is
de wijze, waarop zij zou moeten worden samengesteld
een uiterst belangrijk, maar niet minder moeilijk
vraagstuk. Daar de Friesche Maatschappij van Land
bouw zulk een commissie wenschèlijk acht, hebben
Burgemeester en Wethouders haar om inlichtingen ter
zake verzocht. Zoodra die zijn ingekomen, zullen
Burgemeester en Wethouders de zaak opnieuw ter
hand nemen en te zijner tijd zal dan een voorstel
den Raad bereiken.
De heer do Jong heeft den heer Oosterhoff hooren
zeggen, dat deze zich niet kan begrijpen hoe spreker,
na de opgedane ervaring, nog kan pleiten voor een
schaft- en afrekenlokaal. Spieker kan gerust zeggen
dat hij, al is het eerste lokaal te niet gegaan, niet
uit het veld is geslagen. Dat lokaal toch was een
primitief gebouw. Het was een pakhuis van den heer
Buisman, hetwelk, hoewol vertimmerd, ongezellig was,
en een verschrikkelijken ingang had. Dat een dergelijk
lokaal niet kan concurreeren mot de naar de eischon
des tijds ingerichte café's is geen wonder en hot
behoeft dan ook niemand te verwonderen dat zoo'n
inrichting naar de maan gaat.
De heer Oosterhoff heeft verder gezegd, dat de
drijvers van de graskalveren maar enkele oogenblikken
in zulk een lokaal zullen kunnen vertoeven. Do zaak
is echter zoo dat, als er b.v. 4 koppels kalveren zijn
met 4 drijvers, drie zullen kunnen blij ven zitten, terwijl
om beurten één de wacht houdt bij het vee. Die
menschen zullen dus een groot deel van don nacht
onder dak kunnen zijn. Dit is al eene groote verbe
tering. Verder heeft spreker van den heer Oosterhoff
gehoord dat het afrekenlokaal eene totale mislukking
is geweest, omdat de handelaren op hunne kamers in
de hotels afrekenen. Als het lokaal weer zoo primitief
zou worden, zou dit wel weer mislukkenwanneer er
echter een lokaal wordt ingericht naar de eischen des
tijds zal de zaak wel lukken. De drankbestrijdersidée
werkt toch meer en meer door. De Nederlandsche
Vereeniging tot afschaffing van alcoholhoudende
dranken telt 112 afdeelingen mot 6000 leden, terwijl
er dan nog Christelijke vereenigingen bestaan, het
Kruisverbond enz. Tal van menschen zullen dus de
voorkeur gevon aan een geschikt alcoholvrij lokaal
boven de café's.
Wat het toebrengen van nadeel aan de omwonenden
betreft, waarvan de heer Oosterhoff sprak, wijst spreker
er op, dat de café's elkaar ook nadeel toebrengen
en men volgens de redeneering van den heer Oosterhoff
dus het exploiteeren van elke zaak wel zou kunnen
tegengaan. Spreker meent, dat dit geen reden mag
zijn een dergelijk lokaal togen te houden, vooral waar
het een alcoholvrij lokaal betreft, waar vermoodelijk
minder ongerechtigheden zullen voorkomen dan in
een café met vergunning.
De heer Feddema vraagt hoe groot het lokaal wel
zal moeten zijn, dit met het oog op het groote aantal
bezoekers op de veemarkt. Spreker merkt op, dat
een lokaal niet alle bezoekers der veemarkt in eens
onder dak behoeft te kunnen hebben. Als Leeuwarden
b.v. niet een schouwburg had en er kwamen plannen
tot oprichting er van, dan zou zeker de heer Feddema
vragen, hoe groot moet deze wol zijn, om alle inwoners
van Leeuwarden te kunnen bergen. De redeneering
van den heer Feddema lijkt spreker geen ernstige
argumentatie.
De bedoeling is natuurlijk een flink lokaal, waar
kan worden afgerekend en 's nachts verblijf gehouden.
Na de gehoorde discussiën meent spreker het beste
te doen, door zijn voorstel in te trekken en op het
adres van het drankwcercomité prae-advies te vragen.
De Voorzitter deelt mede dat de heer de Jong diens
voorstel heeft ingetrokken. Het maakt derhalve geen
onderwerp van beraadslaging meer uit.
Do heer Fransen is door het gesprokene van den
heer Oosterhoff niet overtuigd. De wethouder zegt
dat de ingang aan den zuidoosthoek er een wordt
voor de graskalveren. Die staan echter midden op
de markt en kunnen dus beter ingaan door het hek
aan den singel. Verder zegt de heer Oosterhoff dat
hot ook eene gemakkelijke ingang is voor de menschen
die van det reinen komen. Op een paar meter afstand
van dezen ingang is echter een ingang voor het publiek
gemaakt.
Volgens den heer Oosterhoff zou de ingang aan
don zuidoosthoek een middel zijn om het vee beter
over de markt te verspreiden. Wanneer men dit wil
bovorderen, zullen er andere maatregelen moeten
worden getroffen, dan moet n.l. het aanbinden van
het vee aan do hekken langs de Lange Markstraat
worden verboden. Zeer dikwijls komt het voor dat
het oostelijk deel der markt zoo vol staat met vee
dat de handelaren zich niet kunnen bewegen, terwijl
midden op de markt soms 4 a 6 jukken geheel
ongebruikt staan, daar de aanvoer van stieren en
kalveren dan uiterst gering is. Dit kan voorkomen
worden door in do tijden van de grootste drukte
losse bordjes aan die leegstaande jukken te bevestigen.
Wat de kosten per M~. betreft, de heer Oosterhoff
huldigt eene eigenaardige opvatting. Wanneer b.v.
een huis 50.per M2. kost, kan het door lateren
verbouw wel 100.— worden, terwijl als het direct
werd gebouwd zooals de verbouw werd uitgevoerd,
de kosten misschien 60.zouden zijn. Spreker
heeft van den heer Oosterhoff niets gehoord over
de 8 jukken. Hij vraagt of daarbij eene vergissing
heeft plaats gehad, zoodat de begrooting kan worden
verlaagd.
De heer Feddema wil een enkel woord zeggen over
de veemarkt zelf, n.l. over een klein onderdeel, waar
van spreker echter veel last verwacht. Tegen het
plantsoen zullen een of twee waterplaatsen worden
gemaakt. Spreker acht die plek ongeschikt. Wanneer
hot mogelijk is, zou spreker gaarne zien dat hiervoor
een andere plaats gevonden werd. Daardoor wordt
toch een misstand uit den weg geruimd.
De heer 6. W. Koopmans heeft niet goed gehoord
wat de heer Feddema bedoelde. Het zal moeilijk
zijn een andere plaats voor de waterplaatsen te zoeken.
Tegen het plantsoen is de eenige plaats waar ze
kunnen worden opgericht.
Wanneer er echter een andere plaats kan worden
gevonden, zal spreker daar niet op afdingen.
Spreker heeft ook zijn aandacht gewijd aan den
ingang op den zuidoosthoek. Hij is echter van zijne
opinie te dien opzichte teruggekomen door de ge
dachte men kan het probeeren. Als het blijkt dat
de ingang daar niet op zijn plaats is, kan men het
nog altijd veranderen.
De heer Oosterhoff (wethouder) heeft gehoord dat de
heer Fransen nog niet overtuigd is van het nut van
een ingang aan den zuidoostkant. Hij meent dat da
graskalveren gemakkelijk door het hek aan den singel
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1911. 45
ter markt konden worden aangevoerd. Daartegen
echter bestaat een groot bezwaar. Met het oog op
eene goede controle is het stelsel ingevoerd van
speciale in- en uitgangen voor vee en nu zijn de
hekken aan de Harlingervaart en den singel speciale
uitgangen, zoodat die niet als ingang knnnen worden
gebruikt.
De heer Fransen heeft gezegd dat een ingang aan
den zuidoosthoek niet zou helpen om het vee beter
over de markt te verdeelen en hij meent dat het
wel kan om een deel van de markt, bestemd voor
kalveren, voor grootvee te gebruiken. Dat gaat echter
niet. De marktmeoster toch heeft spreker medege
deeld dat de drukste kalverhandel samenvalt met de
grootste drukte in den handel in grootvee. Boven
dien is het gewenscht de verschillende veesoorten uit
elkaar te houden. Er bestaat dan ook geen middel
om het vee beter over de markt te verdeelen, dan
een ingang aan den zuidoosthoek of dwingend op te
treden.
Dit laatste willen Burgemeester en Wethouders
echter direct nog niet doen.
Nog heeft de heer Fransen gevraagd naar de ge
zamenlijke lengte der veejukken. Spreker moet toe
stemmen dat de jukken niet langer knnnen worden
dan 70 M., maar door de uitbreiding kunnen ook de
jukken ter weerszijden en dat voor de paarden be
stemd aanmerkelijk verlengd worden.
Wat de urinoirs betreft, Burgemeester en Wethouders
zullen overwegen of het mogelijk is daarvoor een
andere plaats te zoeken. Spreker vreest echter dat
zulks niet best zal gaan.
De heer Fransen, met verlof der vergadering voor
de derde maal het woord erlangend, gelooft dat er een
verschil van opvatting bestaat tusschen hem en den
heer Oosterhoff. Spreker heeft gezegd als men het
vastbinden aan de hekken langs de Lange Markstraat
niet verbiedt, zal hetzelfde gebeuren wat nu geschiedt
n.l. aan den eenen kant ophooping, aan den anderen
kant een open ruimte. De uitbreiding zal dan op
die manier niets geven.
De heer Oosterhoff (wethouder) deelt mede dat in
1° van het voorstel van Burgemeester en Wethouders
eene wijziging moet worden aangebracht n.l. waar
staat
volgno. 75a Tijdelijkegeldleening voorbuitengewone
werken" tot gelijk bedrag aan te brengen, moet
worden gelezen
volgno. 85a te verhoogen met een gelijk bedrag".
Verder vraagt spreker den Raad Burgemeester en
Wethouders te machtigen om hun do noodige vrij
heid te laten de bovenwoning voor den markmeester
eenigszius anders in te richten dan is aangegeven
op het plan van den Directeur der gemeentewerken.
De markmeester toch heeft eenige wenschen uitge
sproken ton opzichte dier inrichting en nu zijn Bur
gemeester en Wethouders van oordeel dat daaraan
tegemoet moet worden gekomen, daar de marktmeester
overigens in minder conditie komt. De kosten zullen
ƒ250 bedragen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Onderdeel 1° van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
De door den heer Oosterhoff gevraagde machtiging
wordt aan Burgemeester en Wethouders verleend.
De onderdeelen 2° en 3° van het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders worden met algemeene
stemmen aangenomen.
Met algemeene stemmen wordt besloten het adres
van het Drankweer-comité, in handen te stellen van
Burgemeester en Wethouders ten fine van prae.-advies.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging der verordening, regelende de jaarwedden enz.
van het onderwijzend' personeel aan de scholen van open
haar lager onderwijs gemeenteblad no. 24 van 1908)
(Bijlage no. 5.)
Tegelijk met dit voorstel komen in behandeling
de adressen van den Bond van Nederlandsche
Onderwijzers.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer G. W. Koopmans vraagt naar hij wijs is.
Er wordt gevraagd om aparte betaling van akte k,
terwijl in artikel 8 wordt gezegd dat de onderwijze
ressen per wekelijksch lesuur zooveel zullen ontvangen.
Spreker weet niet wat de beteekenis is van het voor
stel; 't betreft toch beiden de handwerkonderwij-
zeressen.
De heer Zandstra kan zich, wat de regeling van
het gymnastiekonderwijs betreft, na de beschouwing van
Burgemeester en Wethouders en de toelichting van
de Commissie van Toezicht wel vereenigen met het
denkbeeld om de definitieve regeling der salarissen
van de gymnastiekonderwijzers te laten rusten tot
de reorganisatie van dit onderwijs geheel in orde is.
Wat echter het handwerkonderwijs betreft, hoewel
spreker zich niet met de motiveering der Commissie
van Toezicht kan vereenigen, met hare eindconclusie
is hij hot wel eens. Spreker kan dus niet meegaan
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
en is van meening dat de bedragen per wekelijksch
lesuur moeten zijn 25.— en ƒ35.
Hij neemt echter de door Burgemeester en Wet
houders voorgestelde periodieke verhoogingen wel
over.
De Voorzitter doet den heer Zandstra opmerken dat
hetgeen deze heeft gezegd thuis behoort bij IIIc,
waar speciaal het vakonderwijs in de handwerken
wordt besproken.
De heer Zandstra zal daarvan nota nemen en straks
verder gaan. Hij zal dan ook bij artikel 8 een voor
stel doen in den geest der Commissie van Toezicht.
De heer Schoondermark (wethouder) zal den heer
G. W. Koopmans inlichten.
In het voorstel is sprake van de jaarwedden der
uaftonderwijzeressen in de handwerken. De onder
wijzeressen met akte k geven les in de handwerken
gedurende de schooluren. Nu zijn er voor dat onderwijs
te min leerkrachten en dit tekort wordt aangevuld
door een 13tal vaste en een paar tijdelijke vafconder-
wijzeressen in de handwerken. Deze dienen de onder
wijzeressen tot hulp. De oorzaak daarvan is hierin
gelegen dat het handwerkonderwijs bijna hoofde
lijk onderwijs is, zoodat de klassen klein moeten zijn.
De bedoeling is nu om de va&onderwijzeressen te
salarieeren volgens het voorstel vervat in artikel 8.
De heer Zandstra vraagt of een onderwijzeres met
akte k, die les geeft in de handwerken, daarvoor ook
afzonderlijk wordt betaald.
De heer Schoondermark (wethouder) beantwoordt
deze vraag ontkennend.