46 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1911.
De heer Zandstra vindt dit niet goed. Een onder
wijzer die akte Fransch bezit en les geeft in die taal
wordt daarvoor ook extra beloond. Zoo moet het
voor de handwerken ook worden geregeld.
De heer Schoondermark (wethouder) meende al te
begrijpen dat de heer Zandstra de portée van de
zaak niet snapt. Zooeven toch zei dit raadslid dat
hij mee kon gaan met de eindconclusie van de Com
missie van Toezicht en nu blijkt het spreker duidelijk
dat de heer Zandstra daarmee niet instemt. Wat
toch de heer Zandstra bedoelt, wil de Commissie van
Toezicht niet. Na de uiteenzetting der zaak door
spreker aan den heer G. W. Koopmans gegeven, zal
de heer Zandstra zulks wel begrijpen. De Bond van
Nederlandsche Onderwijzers vraagt om betaling voor
de onderwijzeressen die gedurende de schooltijden les
geven in de handwerken. De Commissie van Toezicht
heeft dit bestreden op gronden, waarmede Burge
meester en Wethouders zich geheel kunnen vereenigen.
Spreker voor zich gaat niet mee met het denkbeeld
van de Commissie van Toezicht om de onderwijzeressen
minder te tauxeeren dan de onderwijzers, maar hij hecht
weinig waarde aan de akte 1c. Die akte is te verkrijgen
als aanteekening op dezelfde wijze als akte j. De
ontwikkeling die noodig is voor het verkrijgen van
akte k is van dien aard, dat elke onderwijzeres die
bekwaamheid als vrouw reeds moet bezitten. Zij
staat dan in sprekers oogen ook niet zoo hoog. Nu zegt
de Bond van Nederlandsche Onderwijzers, en spreker
verzoekt den Raad hiervan nota te nemen, dat vak Tc
in Leeuwarden wordt gewaardeerd en hij wijst in
verband daarmede op het feit dat er voor de hand
werken zelfs eene afzonderlijke damescommissie van
toezicht bestaat; hij erkent daardoor dat de gemeente
door een goede controle waardeering uitspreekt.
Het vak Tc staat echter zoo hoog niet als dat van
onderwijzeres. Daarom hebben Burgemeester en Wet
houders gezegd 25.per wekelijksch lesuur in eens
is te veel. De heer Zandstra zal het ook wel met
spreker eens zijn dat een onderwijzeres hooger staat
dan een vak-onderwijzeres in de handwerken. Werd
nu de laatste met 25.per wekelijksch lesuur be
taald dan zou zij voor 24 lesuren ontvangen ƒ600.
en dus evenveel krijgen als een onderwijzeres voor
28 lesuren.
Zij zou dus naar evenredigheid hooger gesalarieerd
worden. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders
voorgesteld als aanvangssalaris f 17.50. Zij komen
evengoed tot 25.maar waar de onderwijzeressen
ook periodieke verhoogingen krijgen, blijft de ver
houding goed. Wanneer men nu voor de akte Tc wil
betalen, zou men met evenveel recht ook betaling
kunnen vragen voor het bezit der akte j. Vak Tc is
begrepen onder art. 2 van de wet op het lager
onderwijs en dus een vak waarin onderwijs moet worden
gegeven. Het gaat dan ook niet aan dit gelijk te
stellen met de vakken l, m, n en s, vakken die niet
verplicht zijn te geven.
De Commissie van Toezicht heeft gezegd dat
Dordrecht in deze een exceptie maakt. Spreker heeft
de salaris regeling van die gemeente nagegaan en is
tot de conclusie gekomen dat het salaris daar in zijn
geheel lager blijft. De toestand is hier dan ook beter dan
in Dordrecht, waar hot maximum 150.lager is
dan hier. De Bond van Nederlandsche Onderwijzers
mag dan ook wel met het voorstel tevreden zijn. Om
eens na te kunnen gaan hoeveel de uitgaven voor
onderwijs in 10 jaar gestegen zijn, wijst spreker er
op dat in 1900 werd uitgegeven 96000.na aftrek
van alle subsidies en in 1910, 140.000.of ƒ44.000.
meer. Men kan dus niet beweren dat hier op onder
wijsgebied niets gebeurt. Er is echter een grens.
Burgemeester en Wethouders willen den toestand van
sommigen verbeteren en vandaar hun voorstel.
De heer Haverschmidt vindt dat de geachte wet
houder met te weinig waardeering spreekt over vak Tc.
Spreker acht het een zeer belangrijk leervak, waarvan
de leerlingen hun geheele leven door het nut onder
vinden. De Bond van Nederlandsche Onderwijzers
wil echter iets geheel nieuws invoeren, namelijk eene
belooning voor vak Tc als verplichte bijakte, maar de
schoolcommissie, aan welk college de materiëele be
langen van het personeel best zijn toevertrouwd,
voelt daar niets voor, en zal zeker, ook na kennis
neming van het nieuwe adres, van meening blijven,
dat adressanten in gebreke zijn gebleven op eenigszins
aannemelijke wijze aan te toonen, dat akte Tc als
verplichte bijakte dient te worden beloond.
Het hier ter stede geldend standpunt, dat onder
wijzers en onderwijzeressen als gelijkwaardige onder
wijskrachten moeten worden beschouwd, wordt lang
niet overal gehuldigd.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam en
pas enkele weken geleden Burgemeester en Wethou
ders van Rotterdam verkondigen daarover heel andere
denkbeelden, maar ook de schoolcommissie alhier maakt
eenige beperking door de verklaring, dat de gelijk
waardigheid slechts zoolang bestaat, als door onder
wijzeressen naast de vakken van lager onderwijs ook
dat in handwerken gegeven wordt, naar sprekers
meening een volkomen juiste opvatting.
Gaat men op het denkbeeld van den Bond in, dan
is de kans niet gering, dat men het volgend jaar een
nieuw adres van den Bond krijgt, waarin wordt
aangedrongen op salarisverhooging van het mannelijk
personeel, ten einde de wanverhoudingen tusschen de
salarissen van beide onderwijskrachten, die zal zijn
ontstaan, weg te nemen.
De heer Lautenbach wil den wethouder iets vragen.
Hij zegt echter vooraf, dat hij het met den heer
Haverschmidt eens is ten opzichte van diens woorden
van waardeering voor vak Tc. Aan de verplichte vakken
kan niet worden getornd, maar ook Tc is eene levens
voorwaarde. Spreker meende echter te hebben ge
lezen dat Leeuwarden achter stond, bij name bij
Dordrecht wat de salariëering betreft. Van den heer
Schoondermark echter heeft spreker het tegengestelde
vernomen. Hij vraagt daarom of hij zulks goed heeft
verstaan. Spreker ziet den wethouder bevestigend
knikken en zal zich dus bij het voorstel van Burge
meester en Wethouders neerleggen.
De heer Zandstra acht evenals den heer Haverschmidt
vak Tc van groot belang. Hij zal niet verder pleiten
voor eene afzonderlijke belooning voor akte Tc, omdat
hij de zaak niet goed kan overzien. Het zou echter
rechtvaardig zijn om aan iemand in het bezit der
akte Tc en lesgevende in het vak, daarvoor eene af
zonderlijke belooning toe te kennen. Spreker zal
zich overigens aansluiten bij de Commissie van Toe
zicht, die heeft voorgesteld ƒ25.voor de scholen
111 en ƒ35.— voor school 12.
Do heer Besuijen heeft zich door gebrek aan tijd
niet goed in dit vraagstuk kunnen inwerken. Spreker
wenscht daarom door Burgemeester en Wethouders
te worden ingelicht. In het algemeen plaatst spreker
zich op het standpunt van gelijke salariëering van
onderwijzers en onderwijzeressen bij gelijken arbeid.
Men kan dan twee systeemen volgen 1° of de onder
wijzeressen betalen voor akte Tc, of zeggenwij be
schouwen een onderwijzeres slechts klaar als zij in
het bezit is van de akte Tc. Dan zullen in Leeuwarden
geen andere onderwijzeressen zijn dan met akte Tc en
dan moeten de onderwijzers in het bezit zijn van
akte j. Begrijpt hij Burgemeester en Wethouders
nu goed in verband met de opmerking der salarieëring
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1911. 47
te Dordrecht, dan zouden de salarissen volgens hem
/•50.kunnen worden verlaagd en voor akten Tc en j
zou die 50.kunnen worden betaald. Dan moet
echter bovendien de dienstprestatie gelijk zijn. Spreker
heeft evenwel vernomen dat de onderwijzeressen dienst
hebben op Woensdagmiddag en de onderwijzers niet,
ofschoon die akte j bezitten. Wanneer nu de onder
wijzeressen op een ander tijdstip vrij zijn, is degelijkheid
hersteld. Als deze echter meer les geven dan de
onderwijzers is er alle reden om die meerdere les
uren te vergoeden.
De heer Schoondermark (wethouder) doet opmerken
dat de heer Haverschmidt en dus ook de heer Lau
tenbach spreker verkeerd hebben begrepen, waar
eerstgenoemd raadslid zegt dat spreker te weinig
waardeering gevoelt voor het vak Tc. Dit is sprekers
bedoeling niet geweest. Spreker, die groot voorstander
is vau handwerkonderwijs, hecht weinig waarde aan
de akte Tc.
Dat spreker van het nut van dat onderwijs sterk
doordrongen is, blijkt uit het feit dat hier ter stede
4 uur per week handwerkles wordt gegeven en in
andere gemeenten slechts 2 uur. Met de heeren
Haverschmidt en Lautenbach acht spreker het beter
dat de meisjes goed in de handwerken thuis zijn dan
dat zij kunnen opzeggen Dirk I, Dirk II enz.
Spreker wil dan ook niet den indruk hebben gewekt
dat hij het vak k niet apprecieert.
De heer Besuijen vroeg of de onderwijzers twee
uren minder les geven dan de onderwijzeressen.
Dat is niet het geval. Als de dames handwerkles
geven, houden de heeren zich met correctiewerk
onledig. Ditzelfde heeft men soms ook in enkele
scholen als er godsdienstonderwijs wordt gegeven.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Aan de orde is sub 1 van het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
De onderdeelen I en II van het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders worden inet algemeene
stemmen aangenomen.
Aan de orde is onderdeel III.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra stelt voor te lezen in III 1 waar
staat 17.50", 25.en waar staat „f 22.50",
J 35.-".
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Zandstra
wordt voorgesteld te lezen waar staat 17.50",
25.en waar staat 22.50", 35*
Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Besuijen wijst er op dat het voorstel van
Burgemeester en Wethouders een achteruitgang is.
Voor de gemeente is het eene voordeelige transactie.
Het valt toch niet weg te redeneeren dat de vakonder
wijzeressen aan de scholen le klasse voor meisjes
6 jaar minder inkomen zullen hebben dan nu het
geval is. Het is eene eigenaardige verbetering, die
nauwelijks eene verbetering kan worden genoemd.
De hoer Zandstra wijst er op dat hij de periodieke
verhoogingen wil laten blijven bestaan en dat dus
in III, sub 2 moet worden gelezen, waar staat„maxi
mum 25.—", „maximum 32.50" en waar staat
„maximum 35.„maximum 42.50".
De Voorzitter deelt mede dat de heer Zandstra
diens amendement heeft gewijzigd in dier voege, dat
de in III, sub 2 voorgestelde maxima worden ver
hoogd respectievelijk tot 32.50 en 42.50.
Dit amendement wordt ondersteund en maakt tege
lijk met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Burger wenscht eene kleine opmerking te
maken naar aanleiding van de toelichting van den
heer Zandstra. Dit raadslid beroept zich op de
cijfers door de Commissie van Toezicht voor
gesteld en voelt zich daardoor aangetrokken. Van
daar zijn voorstel. Hij doet echter geheel wat
anders dan de Commissie van Toezicht wil. De
commissie toch wil de belooning bepaald zien op
respectievelijk 25.en 35.zonder periodieke
verhooging. Spreker acht het nu niet van goeden
toon om te zeggenik sluit mij aan bij het voorstel
van de Commissie van Toezicht en dan iets geheel
anders voor te stellen. Spreker moet dan ook prote
steeren tegen deze wijze van argumenteeren en den
Raad ernstig daarvoor waarschuwen.
Het denkbeeld van Burgemeester en Wethouders
wijkt op twee punten af van dat der Commissie van
Toezicht. De commissie stelt een vast bedrag voor,
terwijl Burgemeester en Wethouders eene geleidelijke
verhooging willen, waardoor zij de regeling brengen
in overeenstemming met die van al de andere artikelen
der verordening. Het andere verschil zat in de ƒ5.
die de commissie meer wilde geven aan de vakonder
wijzeressen aan school 12. Wat nu betreft de opmerking
van den heer Besuijen, over het gelijke salaris dat
zal worden gegeven aan de scholen der le en 2e
klasse, dit is toch geheel in den geest van dit
raadslid daar er nu voor de deftige scholen evenveel
zal worden betaald als voor de anderen. De heer
Besuijen had daarom reeds het voorstel met open
armen moeten ontvangen. Spreker erkent dat het
salaris aan twee scholen tijdelijk iets lager wordt, maar
daartegenover staat dat voor alle andere in dit artikel
bedoelde onderwijzeressen het uitzicht verbetert.
Wil nu de Raad de cijfers brengen op f 25.en
35.goed, maar dan mogen er geen periodieke
verhoogingen zijn. Wil de Raad verhoogingen naar
dienstjaren in het systeem van Burgemeester en Wet
houders dan kan het een punt van overweging" uit
maken of het maximum voor school 12 35.moet
zijn. Dit kan echter geen reden van verzet zijn tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Zandstra heeft den heer Burger hooren
zeggen, dat hij spreker op een minder nette
manier met een voorstel is gekomen. Spreker ontkent
dit. Hij heeft direct gezegd te kunnen meegaan
met de eindconclusie van de Commissie van Toezicht
om de cijfers te veranderen in 25.en 35.
maar er direct aan toegevoegd dat hij het voorstel be
treffende de periodieke verhoogingen van Burgemeester
en Wethouders overnam. Spreker heeft dit openlijk
en niet in bedekte termen gezegd. Hij meent
dat de door hem voorgestelde bedragen niet te hoog
zijn. Voor school 12 wil spreker 35.per weke
lijksch lesuur geven, niet omdat de school deftiger
is, maar omdat het handwerkonderwijs daar meer
inspanning vereischt. Het duurt toch zeer lang voor
het maximum is bereikt. Spreker handhaaft zijn
voorstel.
De heer Besuijen vertrouwt dat de Raad niet zal
denken dat de heer Zandstra de zaken opzettelijk
anders voorstelt dan ze zijn. De heer Burger zelf