48 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1911. zal zulks ook wel willen toegeven. De bedoeling zat voor dat de Commissie van Toezicht erkent, dat de voorgestelde bedragen te laag zijn als minimum. Het tweede gedeelte is overgenomen op verzoek van de onderwijzers. Door nu het voorstel-Zandstra aan te nemen kan aan den wensch der Commissie van Toe zicht worden tegemoet gekomen. Ook als het tweede lid verworpen wordt, blijft dit het geval. Nog wenseht spreker den heer Burger te doen op merken dat men op twee manieren de door spreker gewenschte gelijkheid kan scheppen, n.l. door alles te maken tot 17.50 of tot ƒ25.Spreker zal die ge lijkheid toejuichen, want hij ziet niet in dat er ver schil moet zijn tusschen de salariëering van de hand- werkonderwijzeressen aan de verschillende scholen. Het doet spreker ondertusschen genoegen dat het deftigheidsargument vervallen is. Wanneer het eerste voorstel-Zandstra wordt aan genomen is de wensch der Commissie van Toezicht vervuld. Spreker verwacht dan ook dat de leden dier Commissio dit voorstel zullen toejuichen. De heer Burger heeft zich zooeven misschien wat scherp uitgedrukt. Hij heeft er echter niet aan ge dacht dat de heer Zandstra er den Raad door sluw beleid wilde laten inloopen. Spreker heeft dan ook alleen de bedoeling gehad om aan te toonen dat de heer Zandstra zich niet duidelijk had uitgesproken en dat hij zoodoende den schijn had gewekt mee te gaan met de Commissie van Toezicht, terwijl hij in werkelijkheid iets geheel anders bedoelde. Wat den heer Besuijen betreft, die met 25.en ƒ35.wil beginnen en dan nog periodieke verhoo gingen toekennen, spreker meent dat hiertegen een afdoend bezwaar is ingebracht door den wethouder van onderwijs, die aantoonde dat daarmede de even redigheid met de salariëering der gewone onderwij zeressen zou vervallen. De heer Schoondermark (wethouder,) wijst er nog maals op dat, wanneer het voorstel der Commissie van Toezicht werd gevolgd, de handwerkonder- wijzcressen even hoog, ja zelfs hooger zouden worden bezoldigd dan de gewone onderwijzeressen, terwijl akte k veel gemakkelijker te krijgen is. In Groningen bedraagt de bezoldiging voor de handwerkonder- wijzeressen van de scholen le, 2e en 3e klasse 16.662/3ct. per wekeiijksch lesuur, terwijl hier wordt voorgesteld een minimum van ƒ17.50. De beraadslaging wordt gesloten. De amendementen van den heer Zandstra op III sub. 1 en 2 worden verworpen met 1G tegen 3 stemmen. Vóór stemmen de heeren de Jong, Zandstra en Besuijen. Tegen de heerenFransen, Berghuis, Beucker Andreae, Lautenbach, Feitz, Oosterhoff, G. W. Koop- mans, Wil hel mij, Komter, Schoondermark, Tijsma, Burger, Menalda, Haverschmidt, Baart de la Faille en Feddema. Onderdeel III van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aan genomen. Aan de orde is onderdeel IV. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra heeft er bij de behandeling der begrooting voor 1911 de aandacht op gevestigd dat de bestaande verhouding der salarissen aan de her halingsschool en Burgeravondschool niet deugt. Het verschil in salariëering der onderwijzers is te groot. De wethouder van onderwijs heeft toen toegegeven dat die verhouding bij Burgemeester en Wethouders een soort van overweging uitmaakte. Nu komen Burgemeester en Wethouders met een voorstel tot wijziging der salarissen van de onderwijzers aan de herhalingsschool, teneinde die verhouding beter te maken. Het komt spreker voor dat, wat nu wordt voorgesteld, nog geen goede regeling is. Wel heeft men toen beweerd dat het onderwijs aan de Burgeravondschool, Middelbaar onderwijs is en dat hierin het motief voor de verschillende sala riëering was gelegen, maar naar spreker meent, mag men het onderwijs aan de Burgeravondschool geen Middelbaar onderwijs noemen het is dat niet, evenmin als het herhalingsonderwijs hooger onderwijs is. Wat is het geval. De schoolgaande bevolking, die na den leerplichtigen leeftijd de school verlaat en bij een baas of op een vak komt, splitst zich in October in twee groepen. De eene groep gaat naar de her halingsschool en de andere naar de Burgeravondschool. Beide groepen staan op dezelfde trap van ontwikkeling en geen van beide bezit de capaciteiten om Middelbaar onderwijs te ontvangen. Spreker geeft toe dat aan de Burgeravondschool ander onderwijs wordt gegeven teekenen en wiskunde onderwijs waarvoor de wet bevoegdheden eischt, maar het wil er bij hem niet in dat voor de resultaten van dat onderwijs middelbare bevoegdheden volstrekt noodzakelijk zijn. De leerlingen kunnen daar toch geen andere leerstof verwerken dan die zich nauw aansluit aan de kennis, welke zij op de lagere school hebben verworven. Middelbaar onderwijs is daar niet mogelijk, te minder daar de leerlingen van April—October geen onderwijs hebben ontvangen. Juist daarom acht spreker ook de nieuw voorgesteldo verhouding onjuist. De be zoldiging aan de Burgeravondschool vindt spreker flink. Het salaris drukt uit de waardeering, welke men heeft voor den geleverden arbeid. Bij de Burgeravondschool is dat in orde, bij het herhalingsonderwijs nog niet. Sedert jaren heeft de gemeente de onderwijzers bij het herhalingsonderwijs schraal bezoldigd. Vroeger kregen die menschen 50, thans 6272 ct. per uur, terwijl het minimum bij de wet bepaald 60 ct. is. De nu voorgestelde verhooging tot 8772 ct. voor de onderwijzers en tot 1.127a voor de leiders lijkt nu een heele sprong, maar men vergeet dat men reeds terstond bij hot vaststellen van het wettelijk minimum tot deze verhooging had moeten overgaan. Waar nu de gemeente dit onderwijs reeds zoovele jaren stiefmoederlijk heeft behandeld en mede om aan het stelsellooze dat in dit bezoldigingssysteem zit een eind te maken, stelt spreker, voor te lezen in de plaats van 175.en 225.—" 200.— en 250.—." De Voorzitter deelt mede dat door den heer Zandstra wordt voorgesteld te lezen: in de plaats van 175. en 225.—", 200.— en 250.-". Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet houders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Schoondermark (wethouder) wil wijzen op een paar zinnen, die voorkomen in het adres van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers. Sproker kan zich niet voorstellen hoe de Bond zoo iets kan schrijven. De Bond acht zoodanig verschil (in onderwijzers- tractement) van onderwijsstandpunt beschouwd niet geheel kan worden verklaard uit het verschillend karakter van herhalingsschool en Burgeravondschool. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1911. 49 Spreker meent dat er geen onderwijzer is die niet van oordeel is dat er verschil bestaat tusschen het herhalingsonderwijs en dat, hetwelk aan de Burger avondschool wordt gegeven. Verder beweert de Bond dat er geen verschil in salaris moet zijn, omdat beide inrichtingen leerlingen opnemen van gelijke leercapaciteit. Wanneer de on derwijzers moesten worden gesalariëerd naar de ca paciteit der leerlingen, zouden de onderwijzers aan school 12 moeten worden bezoldigd bijna gelijk als de leeraren aan de Rijks Hoogere Burgerschool. Het karakteristiek verschil tusschen middelbaar- en lager onderwijs is dit, dat men bij laatstgenoemd onderwijs geen vakdocenten heeft, bij eerstgenoemd wel. Spreker meent dan ook zich zoo sterk mogelijk te moeten verzetten tegen de door den heer Zandstra voorge stelde verhoogingen. De heer Zandstra blijft er bij dat leerlingen die een half jaar lang geen onderwijs hebben genoten, op de Burgeravondschool geen andere leerstof kunnen ver werken als die, welke op de herhalingsschool wordt gegoven. Zij zijn geen van beide onderlegd tot het ontvangen van middelbaar onderwijs. Men kan aan de Burgeravondschool wel een professor laten doeeeren, maar het ouderwijs wordt daardoor nog geen hooger onderwijs. Spreker blijft de salariëering bij het herhalings onderwijs te laag vinden. Bij de Burgeravondschool worden do onderwijzers betaald met 2.aan school 12 met ƒ1.60 en nu wordt voorgesteld om het salaris bij de herhalingsschool te brengen op 877a cent. Spreker is van meening dat het niet meer dan billijk is dat dit op ƒ1.wordt gebracht. Het amendement-Zandstra wordt verworpen met 11 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heerenBerghuis, de Jong, Zandstra, G. W. Koopmans en Feddema. Tegen de heerenFransen, Lautenbach, Feitz, Oosterhoff, Wilhelmy, Komter. Schoondermark, Tijsma, Burger, Menalda en Haverschmidt. De heer Besuijen heeft aan deze stemming geen deelgenomen. De heeren Beucker Andreae en Baart de la Faille hebben intusschen de vergadering verlaten. Onderdeel IV van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aan genomen. Aan de orde is de Overgangsbepaling. Het eerste gedeelte dezer bepaling wordt met al gemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is sub B van de overgangsbepaling. De heer Zandstra zegt, dat de leden van den Raad niet naar spreker en zijne partijgenooten schijnen te willen luisteren. Ook spreker en zijne partijgenooten meenen het belang der gemeente naar hun beste weten te behartigen. En hij meent steeds zoo goed naar anderen te luisteren en den eerbied voor hetgeen zij zeggen zoo hoog te houden, dat hij zijn fatsoen als raadslid bewaart. Wat de heeren doen, is niet in den haak. Spreker heeft nog een voorstel te doen, n.l. om deze wijziging in werking te doen treden niet midden in het cursusjaar op 1 Januari 1911 maar op 1 October 1910, bij den aanvang. Dit voorstel wordt verworpen met 14 tegen 3 stemmen. Vóór stemmen de heeren de Jong, Zandstra en Besuijen. Tegen de heerenFransen, Berghuis, Lautenbach, Feitz, Oosterhoff, G. W. Koopmans, Wilhelmij, Komter, Schoondermark, Tijsma, Burger, Menalda, Haver schmidt en Feddema. Sub B van de overgangsbepaling wordt met alge meene stemmen vastgesteld. De geheele verordening wordt met algemeéne stemmen aangenomen. Sub 2 van hot voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt met algemeene stemmen aangenomen. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 7