52 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Maart 1911. voor Meer Uitgebreid Lager Onderwijs om een jaar- lijksehe bijdrage van 25.— ter bestrijding van de kosten van examens. 10. Alsvoren op het adres van het Plaatselijk Drankweer-Comité om over te gaan tot het bouwen van een afreken- en een schaftlokaal ten behoeve van de veemarkt alhier. 11. Alsvoren op het adres van de firma Penn en Baiuduin te Dordrecht, houdende verzoek haar geen boete op te leggen wegens overschrijding van den opleve ringstermijn van gegoten ijzeren straatkolken met roosters enz. De stukken 9—11 zullen in eene volgende vergade ring worden behandeld. De heeren Menalda, Baart de la Faille en Burger zijn intusschen ter vergadering verschenen. IV. Wordt overgegaan tot de behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van een bestuurslid der Woningver - vereeniging „Leeuwarden", wegens periodieke aftreding van den heer G. Pijselman. Uitgebracht zijn 18 stemmen, terwijl de presentie lijst door 17 leden is geteekend. Hiervan zijn uitgebracht: op den heer G. Pijsel man 16 stemmen, terwijl 2 briefjes in blanco zijn in geleverd. Daar de onregelmatigheid in de stemming niet van invloed is geweest op den uitslag, is de heer G. Pij selman benoemd. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan W. van der Laan op zijn verzoek eervol ontslag te ver- leenen als onderwijzer aan gemeenteschool no. 12. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders en het ontslag verleend met ingang van 1 Mei 1911. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan A. Venema op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzer aan gemeenteschool no. 7. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders en het ontslag verleend met ingang van 1 Mei 1911. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan mej. dr. B. J. Karsten op haar verzoek eervol ontslag te verleenen als leerares in de natuur- en scheikunde en kosmografie aan de Middelbare school voor Meisjes. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders en het ontslag verleend met ingang van 1 Mei 1911. De Raad gaat in comité-generaal ter behandeling van: 5. Rapport der commissie voor de reclames inzake bezwaarschriften, zoo in eersten aanleg als in beroep, tegen aanslagen in den Hoofdelyken Omslag, dienst 1910. 6. Het primitief kohier van den Hoofdelyken Omslag, dienst 1911. Na heropening wordt het primitief kohier van den Hoofdelijken Omslag, dienst 1911, vastgesteld met een totaal van cijfers van aanslag van 8.267.115 en een totaal der aanslagen van 295.887.42. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om in hooger beroep te gaan van het vonnis, door de arron- dissements-rechtbank alhier in de zaak van de firma Julius Oppenheim's Bank te Groningen tegen de gemeente gewezen. Dit voorstel luidt als volgt Bij besluit van den 8 Februari 1910 werd door U goedgevonden dat de gemeente zich zou verweren tegen de door de firma Julius Oppenheims Bank te Groningen tegen de gemeente ingestelde rechtsvor dering. Hetgeen daarbij werd geëischt is U bekend en is in het voorstel, afgedrukt in de Handelingen van dien datum, nader omschreven. De eisch is bij vonnis van de arrondissements rechtbank alhier van 26 Jannari 1.1. ontvankelijk en gegrond geoordeeld; omtrent het schadecijfer is aan de eiseheres nader getuigenbewijs opgelegdde proces kosten zijn tot aan de einduitspraak gereserveerd. De advocaat der gemeente, door ons ter zake geraadpleegd, komt tot de slotsom dat er alleszins reden is van dit vonnis in hooger beroep te gaan. Wij kunnen ons daarmede geheel vereenigen en geven U, onder overlegging van het rechtsgeleerde rapport, in overweging te besluiten in hooger beroep te gaan van het vonnis door de arrondissements-rechtbank alhier den 26 Januari 1.1. in de zaak van de firma Julius Oppenheims Bank te Groningen tegen de gemeente gewezen. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Messel zegt, dat in een schrijven, door den Voorzitter gevoegd bij het dossier, betrekking hebbende op deze zaak, aan den Raad kennis wordt gegeven, dat door hem in openbare vergadering geen debat wordt toegelaten wat betreft de rechtsgronden van het appèl. Het is spreker onmogelijk zijn oordeel uit te spreken over het voorstel met voorbijgang van die rechtsgronden. Spreker zal dus zijne beschouwingen die hij over hot voorstel zou wiilen houden, achterwege moeten laten. Met een enkel woord wil spreker zijn stem moti- veeren. Het standpunt dat spreker van den aanvang af in deze kwestie heeft ingenomen is den Raad voldoende bekend, en hij acht het dan ook overbodig, daarover in den breede uit te weiden. Dat standpunt is blijkens haar uitspraak door de rechtbank ook ingenomen en door het rapport van den rechtsgeleerden raadsman der gemeente niet verzwakt geworden. Het zal den Raad dan ook niet bevreemden dat spreker tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal stemmen. De heer Feddema sluit zich bij de woorden van den heer van Messel aan, voorzoover die op sprekers eigen houding in deze zaak van toepassing zijn. De heer Fransen kan zich volkomen aansluiten bij hetgeen zooeven door de heeren van Messel en Fed dema is gezegd. Spreker staat nog geheel op hetzelfde standpunt dat hij innam op 8 Februari 1910 en hij zal dan ook stemmen tegen het voorstel om in hooger beroep te gaan. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 13 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren Schoondermark, Komter, Wilhelmij, Feitz, Berghuis, Oosterhoff, Zandstra, G. W. Koopmans, Haverschmidt, Hartelust, Menalda, Burger en Baart de la Faille. Tegen de heeren Fransen, Lautenbach, van Messel en Feddema. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwardon van Dinsdag 28 Maart 1911. 53 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om in beginsel te besluiten tot a. reorganisatie van gemeenteschool no. 4; b. het invoeren, aanvankelijk bij wijze van proef, van een zevende leerjaar op een of meer der scholen 1, 5-11; c. wijziging der schoolgeldheffing (bijlage no. 7.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Haverschmidt is het niet eens met de reor ganisatie van school 4. Gaat men in op het denk beeld van Burgemeester en Wethouders dan blijft die school behouden het tweeslachtig karakter waar over steeds wordt geklaagd. De school heeft een kwijnend bestaan 240 plaatsen zijn er ledig terwijl elders gebrek aan ruimte is en het medicijn, de patient toe te dienen, zal niet baten. De evenredige schoolgeldheffing, waar spreker niet tegen is, zal den ouders de voorkeur doen geven aan de scholen 2 en 3, waar voor weinig meer geld uitge breider onderwijs wordt genoten, en de speciale op leiding voor de 2e klasse van school 12 is geheel uit den booze. De schoolcommissie slaakt zoo ongeveer de ver zuchting „maak er van alles van, maar asjeblieft geen opleiding voor de 2e klasse van school 12." Die school is een goed sluitend geheel, de leerstof is met zorg ingedeeld over 3 jaar en men voelt dat het resultaat slecht moet zijn, wanneer naast de le klas nog op een andere school een le klas wordt ingericht. Die van een andere school direct in de 2e klas komen, zijn voor school 12 waarlijk geen aanwinst. Men volge daarom het denkbeeld van de school commissie en late school 4 samensmelten met de scholen 2 en 3, voorzoover de ouders dit wenschen en men make van school 4 een school 2e klas b. School 12 is daar ook mee gebaat, want bijna alle leerlingen komen van de 4 scholen 2e klas b, 55, 49 en 50 in de drie laatste jaren, dat is gemiddeld meer dan van school 4, die 14, 10 en 12 aflevert. Boven dien komt op de scholen 2e klas b altijd ruimte te kort. Spreker meent hiermee te hebben aangetoond dat het aanbeveling verdient van school 4 een school 2e klas b te maken. De heer Burger had tot zekere hoogte hetzelfde, hoewel met minder kennis van zaken dan de heer Haverschmidt kunnen zeggen. De stukken hebben op sommige punten bij spreker een indruk gelaten, die hij niet heeft kunnen verwerken. Misschien is een kleine fout in de redactie daaraan schuldig. Spreker bedoelt dit op pag. 90 2e kolom staat„Beschouwt men toch „het boven afgedrukte staatje, dan vormde alleen in „1904 het getal dier leerlingen een behoorlijk contingent „n.l. 120". Spreker heeft dit staatje nergens kunnen vinden en tast daaromtrent dus in het duister. Daarnevens kwam bij spreker de vraag op die de heer Haverschmidt heeft willen stellen n.l.wat heeft liet voor zin om, waar van alle andere scholen het 6e leerjaar aansluit aan de eerste klasse van school 12, een school te hebben die aansluit op do tweede klasse van die school. Spreker is van oordeel dat de wethouder, die gesteld is op eene goede bevolking van school 12, moet zorgen dat de leerlingen in de eerste klasse komen. De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op dat de heeren Haverschmidt en Burger het juiste principieële verschil hebben aangegeven. Er wordt toch gevraagd waarom Burgemeester en Wethouders het onderwijs willen laten aansluiten aan de tweede klasse van school 12. De reden is deze, dat de ervaring heeft geleerd dat school 4 een school is waaraan behoefte bestaat. Vele kinderen gaan van die school naar school 12, in 1910 een 12-tal. Wanneer nu, zooals de bedoeling is van den heer Haverschmidt, school 4 wordt opge heven, dan zullen diezelfde kinderen naar de scholen 2 en 3 gaan en als zij daar afkomen, toch ook ge plaatst moeten worden in de 2e klasse van school 12. Men verplaatst dan de kwaal, meer niet. In de le klasse zijn deze leerlingen niet op hun plaats, omdat zij daarvoor te veel Fransch hebben geleerd. De fout in school 4 is deze dat de aansluiting niet goed is. Dit is nu te verbeteren door de 7e klasse te splitsen in twee deeleneen gedeelte dat voorbereidt voor school 12, een ander deel voor de R. H. B. 8. of het gymnasium. Op advies van den districts-school- opziener zal dan in 't eene gedeelte dier 7e klasse ook algemeene geschiedenis worden gegeven. Dit vak wordt tot nu toe op school 4 niet gedoceerd. Dat school 4 een goede bron is voor de R. H. B. S. blijkt uit het aantal leerlingen, dat aan die inrichting wordt afgeleverd. De heer Burger heeft gevraagd waar het staatje is afgedrukt, waarvan op pag. 90 wordt gespro ken. Dat raadslid heeft het niet kunnen vinden. Het staat op pag. 89. Daar leest men in 1904 gingen over van school no. 1, 2 enz. naar school 12, 194 kinderen. Wanneer nu de heer Burger daarvan aftrekt het in dat staatje voorkomende contingent van de scholen 4 en 3, houdt hij 120 over. Men mag niet beweren dat school 4 achteruitgaat. Wel is de school achteruit gegaan, vergeleken bij de oprichting, maar toen was het een 9 klassige school met 325 leerlingen. De Raad heeft den kop daarvan afgenomen, en het aantal leerlingen is gedaald tot 240 in 1909. In 1910 echter bedroeg dit aantal 254. De school zal dit aantal leerlingen blijven behouden. Wanneer men de school opheft en de kinderen zullen gaan naar de scholen 2 en 3, deugt de aansluiting aan school 12 niet. De verbetering toch die Burgemeester en Wethouders aan deze school aanbrengen, bestaat niet aan de scholen 2 en 3. Het hybridisch karakter van school 4 bestaat daarin, dat van die school leerlingen naar andere inrichtingen gaan zonder goede voorbereiding en aansluiting. Burgemeester en Wethouders nu willen de aansluiting aan de R. H. B. S., het gymnasium en de 2de klasse van school 12 zoo goed mogelijk maken en daarom is het voorstel, waarin dit standpunt is belichaamd, gedaan. De heer Haverschmidt bestrijdt de meening dat er behoefte zou bestaan aan eender de opleidingsschool. Vroeger onder het oude hoofd was het een soort sport om van school 4 leerlingen op de R. H. B. S. te brengen langs een weg, die er eigenlijk niet heen leidt. Door de toewijding van het personeel ging dit met succes en waren het niet de minste leerlingen die van school 4 kwamende concurrentie met het toenmalig hoofd van school 2 was trouwens gemak kelijk. Later is men wel min of meer in die richting blijven doorgaan, maar allerminst wordt daarmee do behoefte aan een derde opleidingsschool aangetoond. Op het verderfelijke van de africhting voor de 2e klas van school 12 heeft spreker reeds gewezen. Wat de plaatsruimte betreft, als men de scholen 4, 3 en 2 samensmelt, deelt spreker mee dat in het ergste geval, wanneer alles van school 4 overgaat, wat zeer on waarschijnlijk is, school 3 krijgt 139 114 253 meisjes voor 8 lokalen en school 2 194 129 323 jongens voor 9 lokalen. Mej. Buijs kan blijven waar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 2