51 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Maart 1911.
ze is, de heer Hoeneveld moet verhuizen, en dit gaat
eenvoudig door omwisseling met den heer Postma en hij
krijgt dan 12 lokalen. Een school van 323 leerlingen is
trouwens voor een ambulant hoofd niet overdreven
groot; de hoofden bij de Leij, Sijtstra en Boddé
hebben er zeker 100 meer. Gaat men op sprekers
denkbeeld in dan wordt derhalve tevens het meest
voordeelig gebruik gemaakt van de aanwezige school
ruimte.
Spreker stelt daarom voor
sub. a te wijzigen als volgt
a. de school der tweede klasse a no. 4 te ver
vormen tot eene der tweede klasse b.
De heer Burger dankt in de eerste plaats den
wethouder voor diens inlichtingen. Hij begrijpt nu
hoe hij het staatje moet manipuleeren om te vinden
wat er op bladzijde 90 wordt uitgehaald. De kwestie
der splitsing van het 7e leerjaar is spreker echter
nog niet duidelijk. Terwijl het toch vaststaat als
een paal boven water dat allo 6e klassen van alle
scholen aansluiten aan school 12, begrijpt spreker
niet waarom aan school 4 de 7e klasse moet aan
sluiten aan de 2e klasse van school 12. De wethouder
heeft als reden, waarom de leerlingen van de scholen
2, 3 en 4 niet in de eerste klasse van school 12
thuis behooren, opgegeven, dat zij te veel Fransch
hebben geleerd. Dat klein beetje te veel Fransch
hindert echter niemand. Zij zullen even goed een
jaar eerder naar school 12 kunnen overgaan en dan
in de le klasse terecht kunnen.
De heer Feddema is op onderwijsgebied een leek.
Nochtans heeft hij na bestudeering der betrekkelijke
bijlage, die de meening van Burgemeester en Wet
houders weergeeft, en van de stukken die van de
Commissie van toezicht ter visie lagen, zich eene
meening over het reorganisatieplan kunnen vormen.
Zijn opinie sluit zich aan bij hetgeen de heer
Haverschmidt in korte woorden duidelijk heeft gezegd.
Hij is ook van oordeel, dat de 3e opleidingsschool,
gemeenteschool no. 4, behoort te worden opgelost in
de beide andere opleidingsscholen, de nos. 2 en 3.
Uit de toelichting door Burgemeester en Wethou
ders gegeven, blijkt, dat school 12 nu juist geen
mislukking is geweest, maar toch wel dit, dat ze bij
lange na niet aan de verwachting heeft beantwoord.
Om te trachten deze onderwijsinrichting beter te
doen slagen, willen Burgemeester en Wethouders
school 4 reorganiseeren en wel zoo dat het onderwijs
zal aanpassen aan de 2e klasse van school 12.
Een probeermiddel, waarvan spreker met de Com
missie van toezicht geen heil verwacht.
School 12 is een op zichzelf staande inrichting met
een volledig leerplan in een driejarigen cursus, aan
sluitende aan het laatste leerjaar der lagere school.
Vandaar dat de redeneering der Commissie van
toezicht juist is, dat de leerlingen, die school 12
bezoeken, in hun eigen belang den volledigen cursus
moeten volgen en niet een gedeelte er van reeds
elders zijn geweest.
Spreker schaart zich aan de zijde van den heer
Haverschmidt. Aanneming van diens gedachte is
bovendien zeer in het finantiëel belang der gemeente.
De heer G. W. Koopmans was het, toen hij naar de
vergadering ging, eens met Burgemeester en Wet
houders en had voor hun voorstel willen stemmen.
Volkomen op de hoogte van de zaak was hij echter
niet, omdat het hem aan tijd had ontbroken zich op
de hoogte te stellen. Toch had hij, indien er geen
oppositie gekomen was, voorgestemd. Nu echter het
voorstel-Haverschmidt is ingekomen, weet spreker niet
wat hij moet doen. Dat voorstel aannemen tegenover
dat van Burgemeester en Wethouders, hetwelk eene
voorbereiding heeft gehad van meerdere weken, gaat
spreker te ver. Hij zou daarom, ten einde zich in
de finesses te kunnen inwerken, als het mogelijk is
het voorstel van de agenda willen afvoeren.
De heer Schoondermark (wethouder,) wil den heeren
Haverschmidt en Burger iets vragen. Wanneer wordt
ingegaan op het denkbeeld van den heer Haverschmidt,
zullen de leerlingen van school 4 naar de scholen 2 en
3 gaan. Spreker ziet geen reden waarom zij dan
later niet zullen overgaan naar school 12, evengoed
als zij nu van school 4 daar komen.
Ook zijn er in 1910 van school 4, veertien leerlingen
geplaatst op de R.H.BS., die, zooals de heer Haver
schmidt zeide, daar een goed figuur maakten, en van
school 2 elf. Heeft nu school 4 niet evenveel recht
van bestaan Er is een breede schare van kinderen,
die langs school 4 gaan naar de R.H.B.S. en naar school
12. Nu zijn Burgemeester en Wethouders bezig eene
reorganisatie in het leven te roepen waarvan het
doel is verbetering van het onderwijs.
Dit doel zal niet worden bereikt door de voorberei
dende scholen te vergrooten. Integendeel, het onderwijs
zou er door verslechteren. Dit heeft bij Burgemeester
en Wethouders dan ook den doorslag gegeven. In
1901 heeft de Raad reeds erkend dat er in onze ge
meente behoefte bestaat aan drie voorbereidende
scholen. Spreker kan zich niet voorstellen dat
zulks nu, 10 jaar later, niet meer het geval zal zijn.
Wat de heer Burger heeft gezegd, n.l. dat het beetje
Fransch den leerlingen die van de scholen 2 en 3 op
school 12 komen, niet hindert, daaruit blijkt dat de
heer Burger geen goeden kijk op deze zaak heeft, wat
hij trouwens zelf erkent. Dat Fransch hindert de
leerlingen wel degelijk. Zij zijn de anderen vooruit,
voeren niets uit en gaan luieren. Uit paedagogisch
oogpunt is het een fout. De verbetering in de aan
sluiting van school 4 aan de R.H-B.S. en naar school 12
wordt verkregen door de splitsing der 7e klasse.
Wat de schoolruimte betreft, spreker is van oordeel
dat men, door aanneming van het voorstel-Haver
schmidt, niets verder komt. Het aantal leerlingen
toch blijft gelijk. Men kan dit wel mooi voorstellen,
maar het is een feit, dat door van school 4 een school
der 2e klasse b te maken, geen ruimte wordt ge
wonnen.
Resumeerende zegt spreker dat de reorganisatie
die voorgesteld is, dient tot verbetering van het
onderwijs. Dit zal verslechterd worden door de
aanneming van het voorstel-Haverschmidt, waardoor
van 3 scholen 2 worden gemaakt. Die zullen dan
te veel bevolkt worden om te kunnen dienen voor
voorbereidend onderwijs. In deze uitspraak staat spreker
niet alleen. Die wordt gedeeld door vele autoriteiten
op onderwijsgebied. Allen zijn het er over eens dat
een voorbereidende school niet te veel leerlingen
moet hebben. Een voorbereidende school met 254
leerlingen heeft dan ook wel degelijk recht van
bestaan.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Aan de orde is onderdeel a van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders met het voorstel van
den heer Haverschmidt.
De beraadslaging wordt geopend.
Den heer G. W. Koopmans komt het voor dat het
voorstel van den heer Haverschmidt van een te verre
strekking is om het zoo maar aan te nemen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Maart 1911. 55
Spreker zou gaarne de gelegenheid hebben zich
nadere inlichtingen te verschaffen en zou het voorstel
van Burgemeester en Wethouders daarom gaarne van
de agenda voor heden zien afgevoerd, terwijl het
voorstol van den heer Haverschmidt dan zoude kunnen
worden gesteld in handen van Burgemeester en
Wethouders ten fine van prae-advies. Er is nu nog
een reden waarom de behandeling zou kunnen worden
verdaagd. Spreker heeft nl. gehoord dat er een
adres van ouders van leerlingen van school 4, deze
kwestie betreffende, zou inkomen. Hij heeft hiervan
niets van Burgemeester en Wethouders gehoord en
veronderstelt dat het nog niet is ingekomen.
De ouders zullen geen tijd genoeg hebben gehad
om het klaar te krijgen. Spreker weet niet wat dit
adres inhoudt, maar de Raad zou dit adres kunnen
afwachten. Het geeft in elk geval blijk dat de ouders
zich met de zaak bemoeien. Spreker ziet nu geen
kans om een oordeel te vellen over een van beide
voorstellen.
De heer Haverschmidt zegt dat de heer Koopmans
zich ten onrechte bezorgd maakt over te haastige
behandeling van een nieuw denkbeeld van spreker.
Het is heelemaal niet nieuw het wordt in de stuk
ken uitdrukkelijk vermeld als het denkbeeld van de
schoolcommissie en de motieven voor zijn voorstel
zijn in hoofdzaak ontleend aan de adviezen dier
commissie, die voor elk raadslid ter inzage hebben
gelegenvoor uitstel van behandeling is dus geen
aanleiding.
De heer Feddema zegt, dat de Commissie van Toezicht
hare meening uitvoerig heeft medegedeeld. Die
Commissie nu is het lichaam, dat den Raad op de
naar sprekers meening meest juiste wijze heeft voor
gelicht. Spreker heeft heel veel gehad aan het advies
dier Commissie. Het bezwaar van den heer Schoon
dermark, dat het eene verslechtering van het onderwijs
zoude zijn, wanneer het getal opleidingsscholen werd
teruggebracht van drie tot twee, voelt spreker niet. De
school van mej. Buis telt 139, die van den heer
Hoeneveld 194 en school 4, 254 leerlingen.
Wanneer nu mej. Buis de meisjes er bij krijgt en
de heer Hoeneveld de jongens, heeft ieder van deze
scholen nog niet zooveel als of misschien weinig meer
leerlingen dan er nu op school 4 gaan. Spreker is
bovendien van oordeel dat het onderwijs aan scholen met
weinig leerlingen niet zooveel beter is dan aan scholen
met veel leerlingen, tiet is in het belang der gemeente
om niet meer onderwijsinrichtingen te hebben dan
noodig is, zonder evenwel de belangen van het onder
wijs uit het oog te verliezen. Spreker gaat moe met
het voorstel-Haverschmidt en hoopt dat de Raad ook
mee zal gaanhet advies der Commissie van Toezicht
sluit zich bij diens voorstel geheel aan.
De heer Schoondermark (wethouder) zou, als hij
zat op de plaats van den heer G. W. Koopmans,
redeneeren gelijk deze heeft gedaan. De heer G.
W. Koopmans toch was van plan te stemmen vóór
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Haverschmidt komt nu met een ander
voorstel er wordt wel gezegd dat de heer Koopmans
dit heeft kunnen vinden in de stukken dat een
geheel nieuw voorstel is en waarover de heer Koop
mans zich nog geen oordeel heeft kunnen vormen.
Waar het nu een kwestie is van zoo groot belang
voor het onderwijs, zou ook spreker een dergelijk
voorstel niet zoo onvoorbereid in stemming willen
brengen. Het onderwijs gaat spreker te na aan het
hart, dan dat hij zou willen dat de Raad een ondoor
dacht en daardoor een onjuist besluit zou nemen.
Wanneer er meer leden zijn die zich evenals de heer
Koopmans onvoorbereid achten, dan zou spreker het
toejuichen dat de behandeling werd verdaagd, omdat
daaruit zoude blijken, dat de Raad overtuigd is van
het belang dezer zaak. Spreker hoort den Voorzitter
zeggen alles staat reeds in de stukken.
De heer van Messel is echter bij spreker geweest
en dit raadslid heeft hem medegedeeld dat hij liever
meer gedrukte stukken had gehad, ten einde zich
beter op de hoogte te kunnen stellen. Het is naar
sprekers overtuiging in het belang van het onderwijs
als de Raad een weldoordacht besluit neemt.
De heer Zandstra heeft den heer Feddema hooren
zeggen dat de Commissie van Toezicht met kennis
van zaken heeft geadviseerd. Spreker zal dit niet
ontkennen. Burgemeester en Wethouders echter
hebben deze kwestie ook grondig bestudeerd en zij
hebben zich ter zake laten voorlichten door menschen
die beter met het onderwijs op de hoogte zijn dan
zulks het geval is met spreker of zijne mederaads
leden. Waar nu Burgemeester en Wethouders
komen met een voorstel tegen het advies der Com
missie van Toezicht in, welk voorstel spreker zeer
helder is, geeft hij daaraan verre de voorkeur. Wan
neer er echter raadsleden zijn, voor wie de kwestie
niet helder is en die hangen tusschen de beide rich
tingen, is er voor den Raad alle reden om mee te
gaan met het denkbeeld van den heer G. W. Koopmans.
Spreker acht het dan ook verstandig prae-advies
te vragen op het voorstel van den heer Haverschmidt
en ondersteunt het denkbeeld van den heer Koopmans.
De heer Burger moet den heer Zandstra de op
merking maken, dat hij van Burgemeester en Wet
houders iets zeer zonderlings vraagt. Het voorstel
van den heer Haverschmidt is toch hetzelfde als dat
van de Commissie van Toezicht. Op dat voorstel is
reeds door Burgemeester en Wethouders die ver
klaren het er niet mee eens te zijn prae-advies
uitgebracht. Spreker weet dan ook niet wat het zou
beteekenen om nog eens prae-advies te vragen. Bur
gemeester en Wethouders zullen eenvoudig verwijzen
naar bijlage 7.
De heer Zandstra geeft te kennen dat hij voor zich
dat prae-advies niet noodig heeft.
Spreker zou het alleen willen hebben voor die
raadsleden, die, omdat zij niet goed op de hoogte
zijn, weifelen. Daarom acht spreker het van belang
opdat ook die leden in de gelegenheid worden
gesteld een helder inzicht in de kwestie te krijgen
dat de behandeling worde aangehouden.
De heer G. W. Koopmans verneemt dat de heer
Burger het den heer Zandstra kwalijk neemt dat deze
met sprekers denkbeeld accoord gaat, omdat, zooals
de heer Burger zegt, door Burgemeester en Wethou-
houders reeds prae-advies is uitgebracht op het voor
stel-Haverschmidt, daar dit hetzelfde is als dat van
de Commissie van Toezicht. Zeker, in hoofdzaak
zullen Burgemeester en Wethouders tegen dat voorstel
dezelfde gronden aanvoeren. Er is echter nog iets
waarover wel gedacht moet worden. De heer Haver
schmidt heeft toch medegedeeld dat er aan de scholen
2e klasse te weinig ruimte is. Nu is het mogelijk
dat bij Burgemeester en Wethouders plannen bestaan
om de school op het Oldehoofster kerkhof te ver
grooten. Spreker is daarvan echter niets bekend.
Wanneer deze plannen echter bestaan, waardoor er
meer ruimte komt, vervalt dit motief. Spreker kan
er derhalve geen oordeel over vellen.