r j 'R J> v,"as
66 Verslag van de handelingen van den
bevolen handeling in dit geval demping is na
gelaten in strijd met de verordening, bevoegd zijn
tot verrichting dier handeling op kosten van den
overtreder. Men zal spreker toevoegen dat deze
bepaling nimmer wordt toegepast.
Spreker antwoordt dan neen, gelukkig niet. De
bepaling echter werkt preventief. Bij slootdemping
is het zeer goed mogelijk haar toe te passen. Wan-
neer toch een eigenaar in gebreke blijft te voldoen
aan eene aanschrijving om een sloot te dempen, wordt
eene strafvervolging tegen hem uitgelokt. Na ver
kregen veroordeeling bestaat er dan voor Burgemeester
en Wethouders niet het minste bezwaar de bepaling
toe te passen. Spreker is echter van oordeel dat het
sterke dreigement, dat in de voorgestelde bepaling
ligt opgesloten, in den regel voldoende zal zijn en tot
toepassing van art 180 der gemeentewet niet zal be
hoeven te worden overgegaan.
Uit hetgeen verder in de voorgestelde wijziging
volgt ziet men dat het plan voorzit de goedwillige
eigenaren kunnen reeds het door hen verschuldigde
aandeel in de kosten aan Burgemeester en Wethou
ders betalen om tegen onwillige eigenaren de
demping door te zetten.
Het is dan ook niet juist te beweren dat men niet
kan doordrijven hetgeen men voorschrijft. De toe
passing toch is niet moeilijk of onmogelijk.
Ten slotte nog eene losse opmerking. De heer
Feddema heeft gezegd dat wij al zoo ver zijn dat
wij geen slooten kunnen krijgen binnen '25 M. afstand
van een gebouw. Hij zal dit echter niet zoo bedoeld
hebben. Er bestaat wel eene bepaling dat een bij
een bouwterrein gelegen sloot moet worden gedempt
als men bouwt binnen een afstand van 25 M., ter
wijl als men elders bouwt, de sloot ter breedte van
het perceel moet worden gedempt. Er bestaat echter
nog geen bepaling waarbij verbodon is een sloot te
graven binnen 25 M. van een woning. Het voorstel
om die bepaling in te lasschen zal straks worden be
handeld.
De heer Feddema verschilt in dit opzicht met den
heer Burger dat hij bezwaar maakt om iemand, die
geen schuld heeft aan de vervuiling van een sloot,
daarvoor aansprakelijk te stellen en hem op te dragen
mee te betalen in de kosten van demping en rioleering.
Wanneer de Commissie voor de strafverordeningen
voorstelde dat ieder die schuld had aan de vervuiling
eener sloot, kon worden verplicht bij te dragen in de
kosten van demping, zou hij aan hare zijde staan.
Waar echter, tengevolge van het voorstel der com
missie, menschen genoodzaakt zullen zijn groote
uitgaven te doen ter wille van anderen, daarmede
kan spreker zich niet vereenigen en hij zal daarom
tegen het voorstel stemmen. De vergelijking van
den heer Burger met de onbewoonbaarverklaring gaat
niet op. Bij onbewoonbaarverklaring heeft de eige
naar schuld, hij heeft niet voldoende op zijn eigendom
gepast. Dan heeft het gemeentebestuur recht. Tenge
volge van de voorgestelde bepaling echter kan iemand,
die volkomen onschuldig is aan hot vervuilen eener
sloot, worden veroordeeld.
De heer Burger doet, ter voorkoming van misverstand,
opmerken, dat de sloot bij de Achter Landbuurt niet
de bepaalde aanleiding is geweest tot het thans gedane
voorstel. Die sloot is bij de commissie niet ter sprake
geweest.
De heer Feddema beweert, dat de verplichting tot
slootdemping niet kan worden vergeleken met onbe
woonbaarverklaring. Dan, beweert de heer Feddema, is er
schuld bij den eigenaar. Spreker moet dit als alge-
meene stelling ontkennen.
Wanneer voor 20 jaar een renteniertje huizen heeft
van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 1911.
gekocht die volgens de toen heerschende begrippen
goed waren, is het dan zijn schuld dat die begrippen
veranderd zijn en dat de tegenwoordige regeering
zegt: die huizen zijn niet meer voldoende? Toch
wordt de wet op hem toegepast on dat wel op eene
wijze, die vrij wel gelijk staat met ontneming van
zijn kapitaal.
Bij de thans voorgestelde bepaling gaat men lang
zoo ver niet. Men heeft oen stuk weiland of ander
perceel waarlangs als afscheiding een sloot ligt. Wan
neer dit stuk weiland is afgescheiden van andere
eigendommen op een wijze die gevaar oplevert voor de
openbare gezondheid, dan zegt de overheid tot den
eigenaar gij moet uw eigendom op moderner wijze
afschutten. Hij wordt dan wel op kosten gejaagd,
do sloot wordt hem, zoo men wil, ontnomen, maar die
sloot was niet het waardevolle deel van zijn eigendom.
Dit laatste, het grondbezit, wordt volkomen gerespec
teerd. De last tot demping is slechts eene beperking
in den eigendom, die door het algemeen belang volko
men is gerechtvaardigd.
De eigenaar heeft te zorgen dat door zijn eigendom
de openbare gezondheid niet wordt benadeeld. Trou
wens, het opleggen van lasten aan menschen die geen
schuld hebben, geschiedt bij verordeningen elk oogen-
blik.
Het voorstel der Commissie voor de strafverorde
ningen ligt geheel in de moderne lijn en is eene
zachte toepassing van het moderne beginsel, dat ieder
van zijn oigendom slechts mag gebruik maken op eene
wijze, die geen gevaar oplevert voor de openbare
gezondheid.
De beraadslagingen worden gesloten.
Artikel 69bis, le lid, wordt aangenomen met 17
tegen 4 stemmon.
Vóór stemmon de heeren Schoondermark, de Jong,
Zandstra, Oosterhoff, Beucker Andreae, Haverschmidt,
Tijsma, Lautenbach, Wilhelmij, Feitz, J. Koopmans,
van Messel, Hartelust, Menalda, Burger, Komter en
Baart de la Faille.
Tegen de heeren G. W. Koopmans, Fransen, Berg
huis en Feddema.
Artikel 69bis, 2e en 3e lid, worden achtereenvolgens
met algemeene stemmen aangenomen.
Artikel 69bis in zijn geheel wordt met algemeene
stemmen vastgesteld.
De onderdeden 4 I en II van het voorstel der
Commissie voor de Strafverordeningen worden met
algemeene stemmon aangenomen.
De geheelo verordening tot aanvulling der Alge
meene Politieverordening wordt aangenomen met 19
tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heerenSchoondermark, G. W.
Koopmans, de Jong, Zandstra, Oosterhoff, Beucker
Andreae, Haverschmidt, Berghuis, Tijsma, Lautenbach,
Wilhelmij, Feitz, J. Koopmans, van Messel, Hartelust,
Menalda, Burger, Komter en Baart de la Faille.
Tegen de heeren Fransen en Feddema.
Onderdeel B van het voorstel der Commissie voor
de Strafverordeningen wordt met algemeene stemmen
aangenomen en daarna het voorstel in zijn geheel.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 April 1911. 67
12. Voortzetting der behandeling van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders om in beginsel te hesluiten tot:
a. reorganisatie van gemeenteschool no. 4;
b. het invoeren, aanvankelijk hij wijze van proef, van
een zevende leerjaar op een of meer der scholen 1,
5-11;
c. wijziging der schoolgeldheffing (bijlage no. 7),
en het op dat voorstel ingediend amendement van den
heer N. T. Haverschmidt J.Hzn.
De algemeene beraadslaging wordt heropend.
De heer Haverschmidt vraagt het woord en zegt
dat de behandeling dezer belangrijke zaak de vorige
keer is afgebroken juist op het moment, toen het ge
bouw der reorganisatie op bedenkelijke wijze begon
te scheuren en te kraken.
Spreker had namelijk drie dingen beweerd
le. Een speciale africhting voor de 2e klas van
school 12 is verkeerd
2e. Een derde opleidingsschool voor hooger- en
middelbaar onderwijs is overbodig
3e. Men make daarom van school 4 een school
2e klasse h.
De leden, die do belangrijke adviezen van de Com
missie van Toezicht met aandacht hebben gelezen,
zullen daarin hebben gevonden een doorloopend plei
dooi voor deze denkbeelden, zoo helder en zoo scherp
uiteengezet en uitgewerkt, dat een betere oplossing
van de kwestie spreker niet mogelijk schijnt.
Hot toen aangevoerde zal spreker niet herhalen,
nu de geheele discussie reeds gedrukt voor ons ligt.
Maar intusschen zijn er tweo adressen verschenen, die
spreker niet onbesproken kan laten en die hem aan
leiding geven eenigszins dieper op de zaak in te gaan,
adressen, die als afkomstig van do direct belangheb
benden, de ouders, indruk zullen maken op de raads
leden.
Allereerst dan het adres van de ouders van school 4.
n. Hier wordt een lans gebroken voor het behouden
«ener school, die volgens de schoolcommissie ,.in strijd
mot de bestaande verordening en ondanks het leerplan,
opleidt voor middelbaar- en gymnasiaal onderwijs en
bovendien een troebele en onvoldoende bron is voor
school 12."
Wel een verschil in waardeering!
Hoe die opleiding geschiedde heeft spreker reeds
vroeger aangetoond.
Dat oudors van leerlingen van school 4 kunnen
wenschen dat het onderwijs in de eerste leerjaren
minder uitgebreid zij om later, met name in het
laatste leerjaar, te moeten ontaarden in oen jachten
om klaar te komen, is ieder, die eenige bekendheid
heeft met onderwijs, zeker onverklaarbaar. Hun be
roep op de medisch-paedagogen is ten eonenmale
onjuist.
h. Het overgaan in een lagere klasse.
Men kan op verschillende wijzen handelen. Niet
onmogelijk is bijvoorbeeld eene geleidelijke opheffing
van school 4. De nieuwe leerlingen moeten in Mei
dan weten dat ze komen op een school der 2de klasso b\
de anderen loopen de school af; het nuttig effect
wordt dan eerst later verkregen, maar vele bezwaren
van de ouders vervallen.
Bij overplaatsing is de beste oplossing dat de
leerlingen hun tekort aanvullen op den Woensdag of
Zaterdagmiddag en de zoogenaamde candidaatjes (do
hoogste klas) om 8 uur beginnen, wat aan school 4
ook meermalen gebeurt.
Het kwaad der gebrekkige voorbereiding aan school
4 is niet in eens te verhelpen.
c. De schoolgeldkwestie.
Mocht inderdaad blijken dat voor vele ouders do
verhooging van schoolgeld een bezwaar mocht zijn,
dan kunnen Burgemeester en Wethouders gebruik
maken van de bevoegdheid om gedeeltelijke ontheffing
toe te staan.
d. De gemengde school.
Het oordeel over coëducatie loopt zeer uiteen er
zijn evenveel voor- als tegenstanders en onder de
ouders zullen er zeker vele zijn, die school 4 kiezen
ter wille van lager schoolgeld, minder uitgebreid
onderwijs of wat dan ook, zonder zich het hoofd te
breken over coëducatie.
„Onherroepelijk" is de kans voor hen, die hun
kinderen naar Burgerschool of Gymnasium zenden,
zeker niet verkeken, want juist op die inrichtingen
zitten èn jongens èn meisjes in één klas.
Gaat de Raad trouwens op die bezwaren in dan
kan men niet volstaan met reorganisatie van school 4
dan zal een algoheele herziening moeten plaats vinden
en verdeeling in gemengde en afzonderlijke scholen
van alle klassen.
Tot zoover het eerste adres.
De ouders van scholen 2 en 3 hebben er zich ge
makkelijker afgemaakt.
Dezen constateeren maar zonder nader onderzoek
dat de klassen te groot zullen worden, hoewel ze
uit den aard der zaak geheel onkundig zijn van de
wijze, waarop de schoolcommissie de samensmelting
op volkomen bevredigende wijze wenscht te regelen,
hetgeen de raadsleden in de stukken kunnen vinden.
Er wordt geen rekening gehouden met parallelklassen,
met combinatie van personeel, zelfs niet met de
mogelijkheid dat slechts de helft of nog minder eene
opleiding aan de scholen 2 of 3 begeert.
De agitatie is te meer te betreuren, nu het voorstel
tevens beoogt het brengen van wat nieuw leven op
de le klasse scholen.
En het is ook een dwaling dat het onderwijs moet
verslechteren, zooals de vorige keer is gezegd, als de
klas behoorlijk bezet is en het hoofd ambulant, al zal
het meer inspanning eischen van het personeel.
Heeft het Leeuwarder Gymnasium zulke geleerden
afgeleverd in de dagen, toen de heele inrichting maar
12 leerlingen telde
De bezorgdheid van de ouders is geheel onnoodig,
maar bovendien is het billijk dat te kleine klassen
aan de scholen 2 of 3 moeten leiden tot overbevolking
speciaal van de scholen der 2de klas h.
Wie ijvert voor kleinere klassen beginne daar, waar
de klas nog 40 en meer leerlingen bevat, hoewel die
leerlingen maatschappelijk in ongunstiger positie
verkeeren.
Overeenkomstig het denkbeeld der schoolcommissie
wenscht spreker dus twee 12 klassige scholen voor
voorbereiding van gymnasiaal en middelbaar onderwijs
en verandering van school 4 in een school der 2de klas
Men geve niet toe aan valsche begrippen omtrent stand
verschil, zooals de commissie dit noemt, maar verbetero
op deze wijze de organisatie, waarvan tevens eene
niet onbelangrijke besparing op het budget van
onderwijs het gevolg is.
De heer Burger heeft de veertien dagen tijd benut
om eene ernstige studie van deze zaak te maken.
Hij heeft het echter nog niet zoo ver kunnen brengen
dat hij pertinent kan zeggen het eene stelsel is
zooveel beter dan hot andere. Met smart heeft spreker
geconstateerd dat school 4 in den loop der tijden
haar oorspronkelijk karakter heeft verloren. Haar
eigen ontwikkeling heeft daarop zelf de richting aan
gegeven waarin thans verder moet worden gewerkt,
n.l. de school is feitelijk geworden eene opleidings
school voor de R.H.B.S. en het gymnasium. Het
belangrijkste verschil in de beide voorstellen, en dit
zullen de heeren wel met spreker eens zijn, is dit,
of de school 4 moet worden ingericht tot 3e op
leidingsschool of de leerlingen moeten worden ver
wezen naar de scholen 2 en 3.