78 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1911. mate het protectiestelsel beschermen. Spreker is daarvan in het algemeen al een vijand, maar bij de gemeente moet zooiets zeker worden vermeden. Wil men bij eene aanbesteding als de onderhavige toetsen wie de billijkste conditiën stelt, dan dient een mon ster te worden gedeponeerd, waarna alle mededingers aan de inschrijving hun prijs hebben op te geven. Spreker hoopt dat er voortaan nota zal worden ge nomen van hetgeen hij heeft gezegd. Hij blijft er bij dat niet het bewijs is geleverd, dat de hoofdkranen der firma Stokvis zooveel beter zijn en dat deze post dient te worden gegund aan de firma Schindler en Co. te Amsterdam. De heer OosterhofF (wethouder) moet den heer van Messel nog met een enkel woord antwoorden om een verkeerden indruk weg te nemen, die misschien is gewekt. Waar de heer van Messel beweert geen waarde te hechten aan dergelijke aanbestedingen, is spreker dit met hem eens. De gemeente moet echter óf in het openbaar óf onderhands aanbesteden. Een andere weg is er niet. Wanneer nu de Directeur der gas fabriek verklaart, dat een monster van slechter kwaliteit is dan een ander, mag men aannemen dat er inderdaad monsters aanwezig zijn geweest. De heer Hartelust moet even terugkomen op de laatste zinsnede van den heer Oosterhoff, die beweert even weinig waarde te hechten aan dergelijke aan bestedingen als de heer van Messel. Spreker hecht er wel waarde aan. Hij kan zich voorstellen dat de Directeur veel waarde hecht aan invertkousen merk ,.Pfeil". Nu worden de gasartikelen alle dagen ver beterd. Wanneer men dus geen inschrijving opent zou men altijd dezelfde kousen blijven gebruiken terwijl er misschien zijn, waarvan de kwaliteit veel beter is. Het nut van dergelijke aanbestedingen is dan ook, dat wordt aangeboden wat de markt geeft en dat de verkoopers van betere kwaliteiten gelegen heid krijgen om mee te dingen. De beraadslaging wordt gesloten. Onderdeel a van het ontwerp-besluit wordt aange nomen met 20 tegen 2 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Zandstra, J. Koopmans, Lautenbach, Berghuis, Beucker Andreae, de Jong, Schoondermark, G. W. Koopmans, Wilhelmij, Beekhuis, Oosterhoff, Menalda, Hartelust, Tijsma, Burger, Feddema, Feitz, Komter, Haverschmidt en Baart de la Faille. Tegen de heeren Fransen en van Messel. De onderdeelen b en c van het ontwerp worden met algemeene stemmen aangenomen. 6. Prae-advies op het adres van mej. B. de Boer, ived. J. Pitstra, alhier, om restitutie van door haar echtgenoot volgens hare meening te veel betaalde grond pacht. Dit voorstel luidt als volgt Ten fine van prae-advies werd in onze handen gesteld het hierbij gevoegde adres van Baukje de Boer weduwe J. Pitstra alhier, houdende mededeeling, dat door wijlen haren echtgenoot gedurende ten minste zeven jaren ten onrechte is betaald de grondpacht ad 1.60 per jaar rustende op het perceel sectie A no. 760, waarom zij verzoekt bedoelde grondpachten, te zamen 11.20 aan haar en hare kinderen te restitueeren. Uit een ingesteld onderzocht blijkt ons dat het bedoelde perceel sectie A no. 763 in 1904 is verkocht aan L. R. Vonk en sedert 1907 toebehoort aan J. J. Sterk en tevens dat de grondpacht over de jaren 1905, 1906, 1907, 1908 en 1909 is betaald door be doelden J. Pitstra. Voor 1910 is de grondpacht van den tegenwoordigen eigenaar J. J. Sterk ingevorderd, die nader door ons is verzocht ook de grondpacht over de jaren 1907, 1908 en 1909 aan te zuiveren, waaraan bereids door hem is voldaan. Uit een ander blijkt voldoende, dat ten onrechte van J. Pitstra een bedrag van 8.is ingevorderd waarom wij U voorstellen te besluiten a. Burgemeester en Wethouders te machtigen, aan de erfgenamen van Jan Pitstra terug te betalen de over de jaren 1905, 1906, 1907, 1908 en 1909 betaalde ad 1.6Ö per jaar voor het perceel sectie Ado. 768; b. die uitgave ten laste te brengen van het dienst jaar 1911 en wel op den post „onvoorziene uitgaven" volgno. 304 der begrooting voor dat dienstjaar. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders om trent het adres van het Uitvoerend Comité voor de in Mei e.Jc. alhier te houden Huisvlijttentoonstelling, om deelneming in het waarborgfonds. Dit prae-advies luidt als volgt Uwe Vergadering heeft om prae-advies naar ons college geronvoieerd een adres van het Uitvoerend Comité voor de Huisvlijt-tentoonstelling, die van 1826 Mei in de Harmonie alhier zal worden gehou den, waarbij verzocht wordt dat de gemeente aan- deelen neme in het waarborgfonds der tentoonstelling, terwijl verwacht wordt dat afstand wordt gedaan van het daaraan verbonden recht op doorloopenden toe gang. Het fonds bedraagt 1500.verdeeld in 300 aandeelen van 5.ieder aandeelhouder is verplicht pondpondsgewijze te dragen in een onver hoopt nadeelig saldo, dat na floop der expositie door het Comité bindend voor de garanten zal worden vastgesteld. Er is aan wat van dezen naderhand kan worden gevraagd, dus geen limite gesteldongeregeld is de besteding van een mogelijk batige uitkomst. Het doel der tentoonstelling is in het adres of de bijgevoegde circulaire niet aangetroffen. Adressant ziet in het houden der tentoonstelling een gemeentebelang. Wij kunnen dat met hem eens zijn, naar wat ons van de bedoeling van hen, die hier het initiatief hebben genomen, ter oore is gekomen. Op den voorgrond toch staat, dat door aanschouwing van wat in verschillende kringen onzer bevolking bij wijze van zoogenaamde „huisvlijt" wordt vervaardigd, bij het groote publiek de oogen voor dezen eigen- aardigen tak van nijverheid meer dan thans zullen opengaan en dat dit er toe zal mogen leiden, dat vele ledige uren nuttiger zullen worden besteed dan thans bij menigeen het geval is. Het geldelijk risico zal, gezien de nader ingezonden begrooting, bovendien naar alle waarschijnlijkheid niet omvangrijk zijn. Uit de cijfers daarvan blijkt toch, dat, bij eene raming van uitgaven, ad .1780.50, op een vaste inkomst van 250.gerekend kan wordende andere baten zijn alle onzeker, maar zullen toch, 't zij in meerdere, 't zij in mindere mate vloeien. U de stukken wederom overleggende, meenen wij U alzoo in overweging te mogen geven te besluiten Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1911. 79 I. adressant in antwoord op zijn verzoek mede te deelen, dat van gemeentewege in het waarborgfonds der in Mei van dit jaar alhier te houden Huisvlijt tentoonstelling tot een bedrag van 100.zal worden deelgenomen, waartegenover geen vrije toegangskaar ten, gelijk aan particuliere inschrijvers op het fonds is toegezegd, zullen worden verlangd. II. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen te zijner tijd de noodige financiëele voorstellen ter zake aan den Raad te doen. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans is er een voorstander van om zaken te helpen daarstellen die in het belang der gemeente zijn. Hij kan echter niet meegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, omdat deelneming in het waarborgfonds wordt voorgesteld. In principe is spreker daartegen, want vandaag vraagt het comité voor de huisvlijttentoonstelling, morgen komt een vliegcomité of een harddraverijcommissie. Bovendien wordt er niets bepaald van hetgeen er zal gebeuren met het overschot. Het is mogelijk dat de aandeelhouders de winst zullen deelen. De gemeente echter mag daarvan niet profiteeren. Ook is er geen limiet gesteld voor wat moet worden bijbetaald als de zaak niet uit kan, wanneer er b.v. door onvoorziene omstandigheden, b.v. door brand, belangrijke schade wordt geleden. Spreker wil daarom liever aan het comité eone subsidie geven en heeft de eer voor te stellen aan het comité voor de huisvlijttentoonstelling zoo noodig een subsidie te verleenen van 100. De heer Schoondermark (wethouder) begrijpt de redeneering van den heer G. W. Koopmans niet. Dat raadslid wil niet deelnemen in het waarborgfonds dezer tentoonstelling om de kans te ontloopen dat ook een vlieg- of harddraverijcomité met hetzelfde ver zoek komt. Wanneer echter de heer Koopmans subsidie wil toestaan, loopt hij toch evengoed gevaar dat er ook andere comité's om subsidie vragen. Burgemeester en Wethouders zullen echter als conditie stellen dat de gemeente, hoe ook de tentoonstelling afloopt, niet meer betaalt dan ƒ100.Daarover behoeft de heer Koopmans zich dus niet angstig te maken. Spreker behoeft het nut der tentoonstelling zeker niet te ver dedigen. Dat is van dien aard dat het bij geen andere tentoonstelling is te vergelijken. Een dergelijke ten toonstelling toch komt ten goede aan de minder be voorrechten. Die zullen leeren, zien en begrijpen dat door thuis te werken veel nut wordt gesticht, terwijl de kinderen van de straat worden gehouden. Dat is een stap in de goede richting. De heer G. W. Koopmans hoort den wethouder zeggen dat het geven van subsidie of het nemen van aandeelen in het waarborgfonds op hetzelfde neer komt. Spreker geeft toe dat het de gemeente misschien evenveel zal kosten. Waar echter geen limiet is bepaald voor de eventueel te dekken schade en niet is bepaald wat er met de winst zal gebeuren de gemeente mag daarvan niet profiteeren blijft spreker bij zijn voorstel. Den heer Burger doet het genoegen, dat de heer Koopmans de kwestie van het ongelimiteerde der stor tingen ter sprake heeft gebracht. Ook spreker was het bij lezing der circulaire opgevallen, dat men, terwijl er aandeelen worden gevraagd van ƒ5.ge dwongen kan worden meer te betalen dan die ƒ5. per aandeel. Voor de gemeente schijnt het wenschelijk, zich slechts tot een gelimiteerd bedrag te verbinden. Spreker wil daarom aan punt 1 van het voorstel toevoegenonder voorwaarde dat de gemeente in geen geval meer dan 100.zal hebben bij te dragen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-Koopmans wordt verworpen met 21 tegen 1 stem. Vóór stemt de heer G. W. Koopmans. Tegen de heerenZandstra, J. Koopmans, Lauten bach, Berghuis, Beucker Andreae, de Jong, Fransen, Schoondermark, Wilhelmij, Beekhuis, Oosterhoff, Me nalda, Hartelust, Tijsma, van Messel, Burger, Feddema, Feitz, Komter, Haverschmidt en Baart de la Falie. Met algemeene stemmen wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders, onder toevoeging van hetgeen door den heer Burger is voorgesteld, aan genomen. 8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders, inzake het adres van J. W. Nicolai en andere eigenaren en bewoners van perceelen aan den DokkumertreJcweg om daaraan de noodige herstellingen te doen aanbrengen, alsmede op een vroeger ingekomen doch nog onafgedaan adres van het bestuur van het St. Anthong-Oasthuis alhier, houdende, onder bereidverklaring tot storting eener bijdrage in de kosten, verzoek tot verbetering van den toestand aldaar te willen overgaan. Dit prae-advies luidt Den 29 September 1908 werd door U in handen van ons college gesteld een adres van J. W. Nicolai en 20 andere onderteekenaren, allen wonende in deze gemeente aan den Dokkumer trekweg. Zij klagen over den slechten toestand, waarin de weg en de daarin gelegen bruggetjes verkeeren, zoodat tot schade van der adressanten bedrijf het verkeer er gevaarlijk en transport per handkar onmogelijk is. Zij verzoeken dus de noodige herstellingen te willen doen aan brengen. Gelijk U bekend is, is de trekweg eigendom van particulieren en moet door onderhoudsplichtigen, wier namen, overeenkomstig de eerste artikelen der Alge meene Politieverordening op leggers zijn gebracht, worden onderhouden. De legger voor den trekweg is den 26 November 1907 door den Raad voorloopig en door Gedeputeerde Staten den 16 Januari 1908 definitief vastgesteld. Drie der onderteekenaren van bovengemeld adres komen als onderhoudsplichtigen op den legger voor. Op de gemeente rust ten opzichte van den weg geenerlei verplichting. De Directeur der gemeentewerken, naar aanleiding van het adres om advies gevraagd, nam in zijn rapport van 6 December 1908 wederom een oud denkbeeld ter hand, ter nadere verklaring waarvan het ons ver oorloofd zij eenige mededeelingen uit de jongste ge schiedenis van den Dokkumer trekweg, die eene ware lijdensgeschiedenis is, te doen. In de Raadsvergadering van 8 Augustus 1899 word voor kennisgeving aangenomen eene resolutie van Gedeputeerde Staten, dd. 20 Juli tevoren no. 9, 2e afdeeling W., houdende mededeeling „dat door de Provinciale Staten den 11 Juli 1899 afwijzend was beschikt op het door den Gemeenteraad van Leeuwar den bij adres van 27 Mei 1898 (bijlage no. 10) gedaan verzoek om het onderhoud van den trekweg en van de daarin gelegen bruggen ten laste der provincie te nemen", onder bereidverklaring evenwel, „om voor zoover later verzoeken tot de Staten mochten worden gericht om maatregelen tot herstel van gedeelten van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 3