88 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1911.
sportterrein en was, naar spreker meent, reeds be
stemd om te worden doorsneden door een straat, in
verband met het ook reeds bestaande plan om over
het Kanaal een brug te bouwen ter plaatse waar die
nu moet komen. De 10,000.die de heer Fransen
dus bij de kosten rekent, behoeven daar niet te worden
bijgevoegd. De heer Fransen is nu verder van oor
deel, dat de bouwterreinen niet de door den Directeur
geraamde prijzen zullen opbrengen en ook niet zoo
vlug van de hand zullen gaan als deze meent, en hij
komt dan ten slotte tot de conclusie, dat in het
groote plan de geraamde winst van 16,000.zou
omslaan in een verlies, even groot als de commissie
had geraamd voor het kleine plan, dat is van ongeveer
40,000.—.
Dit bedrag kan nu vooreerst worden verminderd
met de f 10,000.— voor het terrein tegenover de
Ambachtsschool. Blijft 30,000.
Verder moet niet uit het oog worden verloren dat
de 22000.voor de verbetering der Weerklank-
buurt, die volgens de berekening van den Directeur
uit de opbrengst der bouwterreinen zou worden ver
kregen, geheel buiten de tramkwestie staan, en buiten
de uitbreidingskwestie, zoodat de Directeur zijn winst
feitelijk 22,000.hooger had moeten becijferen.
Die som moet dus ook van het door den heer Fransen
berekende verlies af, waardoor dit komt op ƒ8000.
Neemt men nu eindelijk aan, dat, wat de prijzen
der terreinen en de termijn van uitgifte betreft, de
waarheid wel in het midden zal liggen, dan acht
spreker zich na do rede van heer Fransen wel ver
antwoord om te verwachten, dat het uitbreidingsplan
de gemeente nagenoeg niets zal kosten en uitzicht
laat op eenige winst. En neemt men dit aan, dan
is, naar sprekers oordeel, het plan der commissie van
buitengewoone schoonheid, ja een geniaal geheel.
Het verschil tusschen het kleine en het groote plan
is gelegen in het niet of wel aankoopen van de per-
ceelen gardeniersland van Dames en Keverkamp.
Waar nu wel zeker is, dat deze terreinen door den
aanleg van den weg in waarde zullen stijgen en de
gemeente daarop dus geen verlies heeft te lijden,
en waar voorts het terrein-Keverkamp eene leegte
aanvult tusschen het terrein van den zoetwatervijver,
dat aan de gemeente behoort, en het terrein bij den
nieuwen weg, en eindelijk het terrein-Dames aan het
geheele complex een afronding geeft, zeer bevorderlijk
voor de exploitatie, daar moet naar sprekers meening
de Raad tot den aankoop besluiten, dus tot uitvoering
van het groote plan. Spreker is dan ook van oor
deel dat het geld, daarin gestoken, niet gevaarlijk
is belegd.
Het gaat niet aan te zeggen dat men door meerder
terrein aan te koopen het renteverlies vergroot. Het
bedoelde land is gardeniersland en zal, zoolang het
niet voor bebouwing noodig is, kunnen worden ver
huurd. Dan brengt het toch altijd eenige rente op.
Indien er leden zijn die aan het kleine plan hun stem
willen geven, hun zou spreker in overweging willen
geven over die kleinigheid heen te stappen en het
groote plan te helpen aannemen. Het zal zijn geld
wel opbrengen. De 22000.—, voor de verbetering
der Weerklankbuurt benoodigd, is zuivere winst.
Er kan dus van de berekening van den Directeur der
gemeentewerken f 38000.af voor het aan verlies
toekomt.
Het is den heer Haverschmidt ook opgevallen, maar
hij betreurt het niet, dat de commissie heel wat
overhoop heeft gehaald. Spreker kreeg zoo den indruk,
dat men behalve andere nuttige zaken, nog een halte-
Bleek op den koop toe kreeg. Yoor hem is dit geen
bezwaar, want hij vindt het, evenals de heer Burger,
een mooi plan. Uit het gesprokene in November
1909 en April 1910 blijkt trouwens dat spreker altijd
is geweest een voorstander van een halte-Bleek, al
behoorde hij niet tot hen, die als eisch stelden „een
halte-Bleek en anders maar geen tram." Eerst in
December, toen naar sprekers meening de zaak was
vastgeloopen, heeft hij, om de tram te redden, de
Bleek losgelaten.
Achterna is die meening onjuist gebleken.
Wat onmogelijk scheen is door het energiek optreden
der raadscommissie tot stand gekomen.
Bezwaren heeft hij wel, maar ze zijn niet van dien
aard, dat hij zich niet over het verkregen resultaat
zou verheugen. Het meerdere subsidie van 18000
gulden betreurt hij in erge mate en is des te onaan
genamer nu de tram dit niet vraagt, maar ons dit
van hooger hand wordt opgelegd, van een straffende
hand zou spreker haast zeggen.
Ook over de nieuwe Kanaalbrug denkt spreker
anders dan vele zijner medeledenhij acht die brug
geen aanwinstverkeer van oever tot oever is er niet
en zal er niet komen, omdat men onmiddellijk op den
spoorweg stuithet verkeer is enkel en alleen langs
de beide kaden in de richting van de stad.
Maar aan het subsidie valt niet te tornen en zonder
de brug gaat het niet.
Daartegenover staat de verruimiug van het terrein
der gasfabriek.
Spreker herinnert er aan hoe in 1908 de heer
Beekhuis en spreker de eenige leden waren, die de
vernieuwing van de fabriek ter plaatse hebben ont
raden wegens de centrale ligging en het beperkt
terrein. De Raad deelde hunne bezwaren niet, maar
nog onlangs zag spreker hoe een lading steenkool uit
gebrek aan ruimte tegen de gebarricadeerde ramen
moest worden opgeslagen.
Waar ten slotte door aanneming van voorstel A de
geheele onderneming geen geld zal kosten (van een
bate spreekt hij maar niet) heeft spreker geen reden
zijn stem aan het voorstel te onthouden.
De heer Baart de la Faille doet opmerken dat zijn
motief, om op 20 December 1910 te stemmen tegen
de motie, waarbij werd voorgesteld de verdere be
handeling dezer zaak aan eene raadscommissie op te
dragen, is geweest de overweging, dat de tram er zoo
spoedig mogelijk diende te komen. Dertien leden
hebben toen, omdat zij van meening waren dat het
krijgen van een halte „de Bleek" niet onmogelijk was,
de commissie in het leven geroepen. Spreker is thans
verheugd dat dit is geschied. Die commissie heeft
met bewonderenswaardigen ijver en energie de zaak
aangepakt en is tot een resultaat gekomen dat be
wondering wekt. Van harte stemt spreker dan ook
in met het plan dat zij den Raad heeft voorgelegd.
Met de grootste belangstelling heeft spreker de
discussies gevolgd en zich verheugd in de zon, die
als 't ware opging toen de voorzitter der commissie
de plannen nog met een kort woord aanbeval. Ook
heeft hij de wolken zien opkomen, die door de op
positie van verschillende sprekers tegen het plan aan
den horizon zijn verschenen. Spreker voelt alles voor
de bezwaren, die tegen het plan kunnen worden in
gebracht. Hij erkent dat die plannen niet als een
paal boven water staan, dat zij niet op een rots zijn
gebouwd, maar zij beoogen het welzijn en de toekomst
van Leeuwarden. Die toekomst van Leeuwarden is
in het plan belichaamd, waaraan spreker zijn volle
adhaesie schenkt. Met den heer Beucker Andreae
heeft spreker diens bezwaren gevoeld toch geeft hij
zijn stem niet noode, maar van ganscher harte. Spreker
heeft het vuur, waarmede de heer Burger de Electrische
Centrale destijds heeft bepleit, opnieuw begroet, nu
het gold iets goeds voor de toekomst van Leeuwarden
te helpen bevorderen. Het verwondert spreker dan
ook en hij betreurt het, dat de Wethouder, die indertijd
zoo warm de oprichting der Centrale heeft verdedigd,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1911. 89
zijne adhaesie niet heeft kunnen schenken aan de
plannen der commissie. Spreker brengt haar zijne
hulde en dankt den Directeur der Gemeentewerken
voor diens medewerking.
De heer G. W. Koopmans wil nog een enkel woord
zeggen over de opbrengst der bouwterreinen. Ook
spreker zag eerst vreemd op tegen prijzen van 6, 7
en 8 gulden per M'2. Toch is hij tot de conclusie
gekomen, dat het niet ver mis zal zijn. Men is toch
niet genoodzaakt de terreinen direct van de hand te
doen. Het heeft spreker gefrappeerd dat de heer van
Setten een stuk grond van eene waaide van ƒ3430.
aan de gemeente cadeau heeft gedaan. Dat doet deze
niet voor niemendal. Spreker weet wel dat de heer
van Setten er op vertrouwt dat hij, als de weg er
eenmaal is, een grooter winst uit het overgeblevene
zal maken. Waar de heer van Setten zulks vertrouwt,
mag de gemeente dat ook wel doen. Spreker gaat
mee met het groote plan. Hij is een voorstander van
het koopen van alle grond, die in de onmiddellijke
nabijheid der stad is gelegen. Die stukken zijn toch
altijd in waarde gestegen en als particulier zou spreker
zulks gerust durven aanbevelen.
De heer Bsekhuis zal niet alles trachten te weer
leggen, maar zich enkel tot de hoofdzaken bepalen.
Hij kan dit te gereed er doen nu de heer Burger en
enkele andere raadsleden zoo vriendelijk zijn geweest
de plannen der commissie te verdedigen. Spreker
wil eerst doen opmerken dat hij het, waar de wil
van den Raad bekend is, vreemd vindt dat twee wet
houders hebben gereageerd op het denkbeeld van
eene halte „de Bleek".
De oppositie van den heer Fransen is gebaseerd
op den prijs waarop de terreinen zijn gesteld, want
als spreker dat raadslid goed begrijpt, heeft hij niets
tegen de onderdeelen A, B en C, maar is hij alleen
tegen onderdeel E. Spreker kan zich dit juist van
den heer Fransen niet begrijpen. Het terrein kan
worden verkregen voor ongeveer weilandsprijs en nu
is het toch wel duidelijk dat die terreinen in waarde
zullen rijzen, onmiddellijk wanneer de verkeersweg
is aangelegd, ja zelfs zoodra tot dien aanleg is be
sloten.
De heer G. W. Koopmans heeft zeer terecht ge
wezen op den heer van Setton. Die heeft zijn stuk
land natuurlijk niet zoo maar afgestaan ten pleiziere
onzer gemeente, maar omdat hij wel inziet dat hij
hot overige, als de weg eenmaal klaar is, met voor
deel kan exploiteeren als bouwterrein. Dergelijk
voordeel trekt de gemeente tot zich, wanneer het
terrein, in onderdeel E bedoeld, wordt aangekocht.
Trouwens dit onderdeel beoogt niets dan het aan
koopen van het land. De Raad is volkomen vrij wat
hij er mee wil doen.
Blijkt het niet spoedig te worden verkocht als
bouAvterrein, dan kan het als gardeniersland worden
verhuurd en dan brengt het zeker 3 rente op.
Daarom kunnen deze gronden Areilig uit de bereke
ning van het renteverlies Avorden gelicht. De heeren
Hartelust en Oosterhoff hebben beweerd dat de
commissie haar opdracht te buiten is gegaan. Zij
stellen de zaak zoo voor dat aan de commissie zou
zijn opgedragen te zorgen voor een halte „de Bleek",
uitdrukkelijk vasthoudende aan het bedrag van
40,000.renteloos voorschot. Spreker geeft toe,
dat zulks misschien uit de motie is te lezen, maar
wie de raadszittingen destijds heeft bijgeAA-oond zal
niet zoo redeneeren.
Men wilde destijds de Nederlandsche Trannveg-
Maatschappij zekerheid geven dat de Raad geen
bezAvaar had haar 40,000.renteloos voorschot te
geven. Er Avas niet meer gevraagd dan 40,000.
en dus was er geen enkele reden om uit eigen be
weging meer toe te zeggen, maar het is volstrekt
niet de bedoeling geweest, om in de motie uit te
drukken, dat de Raad niet meer zou willen geven
indien zulks noodzakelijk zou blijken. Integendeel is
in de verschillende raadszittingen door verschillende
leden verklaard, dat de tram er moet komen, al zou
het de gemeente meer moeten kosten.
Verder wil spreker den heer Oosterhoff doen op
merken, dat het niet juist is, dat de Commissie zich
heeft schuldig gemaakt aan datgene wat spreker
indertijd den Voorzitter heeft verweten, n.l. ge
brek aan fierheid. Spreker begrijpt niet hoe de
haer Oosterhoff zoo iets kan zeggen. De commissie
had niet noodig aan de Nederlandsche Tramweg-
Maatschappij een verhoogd renteloos voorschot te
beloven. De maatschappij had daar niet om gevraagd.
Toen echter de Minister ter elfder ure de verplichting
tot verhooging van het renteloos voorschot oplegde,
had men zich daarbij neer te leggen en de commissie
is dan ook niet in de gelegenheid geAveest om eenige
fierheid te toonen. De brief is gedateerd 12 April
en de commissie had dus geen tijd om nader te
onderhandelen. Wanneer het betrekkelijk schrijven
van den Minister eerder ware ingekomen, zou er tijd
zijn geweest zulks te doen. Of de commissie het
dan zou hebben gedaan is een andere vraag, want
de verhooging komt de commissie billijk voor. Waar
toch de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij eene
meerdere uitgaaf heeft te doen van 35 a 36,000.
is het niet onbillijk, dat de gemeente de helft voor
hare rekening neemt.
De heer Hartelust heeft de opmerking gemaakt
dat in het plan der commissie de halte „de Bleek"
op den achtergrond is geschoven en dat het den
schijn heeft, dat de stadsuitbreiding de hoofdzaak is.
Het is nog al duidelijk dat het, waar het belang,
dat gelegen is in eene halte bij „de Bleek", voor de
raadsleden een axioma was, onnoodig is in de stukken
de voordeelen met veel ophef te bespreken. De
commissie moest den Raad wijzen op de groote voor
deelen, die behalve de tramhalteuit hare plannen
voor de gemeente voortvloeiden. Daarom is het
belang van een halte „de Bleek" niet opnieuw op
den voorgrond gebracht. Spreker herhaalt het, men
mag dat belang nu declineeren, het staat bij de meeste
raadsleden vast. De heer Komter zegt dat de tijd,
benoodigd voor de uitgifte van het terrein voor de
beide plannen, respectievelijk op 10 en 15 jaar mag
worden geschat, terwijl de commissie die op 6 jaar
steltspreker tart den heer Komter den Raad met
argumenten te bewijzen wat hij heeft beweerd. De
commissie heeft hare raming gebaseerd op de onder
vinding met de terreinen, in de nabijheid der aan te
koopen gronden gelegen.
Wanneer spreker wilde zou het hem bovendien
gemakkelijk vallen den heer Komter op eene inconse
quentie te wijzen. De wethouder toch heeft eerst
gezegd, dat er weinig neiging meer bestaat om te
bouwen en even later zegt hij dat in de nieuwe
straat winkels zullen komen. Hoe kunnen er nu
winkels komen aan een straat als er niet gebouAvd
wordt
Door den heer Oosterhoff is erop gewezen dat er
aan dezen verkeersweg geen behoefte bestaat en hij
heeft dit trachten aan te toonen aan de hand van
het uitbreidingsplan. Deze weg komt er echter niet
op voor, zegt de heer Oosterhoff. De wethouder
heeft gelijk maar er komt Avel een op voor, die er
vlak bij ligt en bij de schietbaan uitkomt. Als het
echter in de toekomst mocht blijken dat er aan dien
weg nog behoefte bestaat, zal hij er ook wel komen.
Wanneer de halte „de Bleek" even goed aan het
Kalverdijkje had kunnen worden gesticht, had de
commissie dezen weg genomen. Zij moest echter
noodzakelijk uitkomen bij de herberg „de Bleek".