98 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1911.
van de beteekenis van beheeren en besturen voor
Burgemeester en Wethouders de zaak wel duidelijk
maakt, maar het is de vraag, is ze voor ieder duidelijk.
Spreker heeft zich afgevraagd wat het taalkundig
onderscheid is tusschen beheeren en besturen. Hij
heeft daarop geen antwoord kunnen vinden. Spreker
meent dat men, waar men wil uitmaken dat de com
missie werkt onder het oppertoezicht van Burgemeester
en Wethouders, duidelijk moet zijn en hij is van
oordeel dat de redactie van art. 2, in verband met
die van art. 8 aanleiding kan geven tot misverstand.
Waarom hebben Burgemeester en Wethouders niet
dezelfde redactie genomen als die van art. 2 der
bedrijfsverordening voor de gasfabriek? Daarin worden
de beide bestuursmachten naast elkaar genoemd.
De Voorzitter begrijpt dat de heer Monalda
moeielijkheden vreest omdat bij hem het verschil
tusschen beheeren en besturen niet zoo vast staat
als bij spreker. Spreker gelooft dat de heer Monalda
dwaalthij heeft hier voor zich liggen pagina's
aanteekeningen op art. 54 der Gemeentewet; in alle
wordt zeer duidelijk onderscheid gemaakt tusschen
„beheeren" en „besturen".
Het ruimste begrip is „beheeren" en het artikel
laat uitkomen dat Burgemeester en Wethouders het
beheer over de gemeente-instellingen behouden. Telkens
is in vorschillende verordeningen dan ook duidelijk
het beheer en het bestuur van de instelling, waarover
het ging, gesplitst. Spreker acht het gevaar, dat er
moeilijkheden zullen ontstaan, denkbeeldig.
Zooals de redactie thans hier luidt, luidt die ook
voor de Arbeidsbeurs. De Commissie voor die beurs
hoeft daaruit duidelijk begrepen, in welke verhouding
zij staat tot Burgemeester en Wethouders. Bovendien
geeft de Raad met deze redactie de macht, die bij
Burgemeester en Wethouders thuis hoort, niet uit
handen.
De heer Menalda zal, waarde Voorzitter er op wijst
dat er in de terminologie der wet onderscheid wordt
gemaakt tusschen „beheeren" en „besturen" en aan
beide begrippen een vaststaande beteekenis wordt
gegeven, op art. 2 een amendement indienen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Aan de orde is onderdeel I A, Reglement voor de
Stads Bank van Leening.
Art. 1 wordt met algemeene stemmen vastgesteld.
Aan de orde is art. 2.
De heer Menalda stelt voor art. 2 aldus te lezen
„Het beheer der Bank wordt gevoerd door Burge
meester en Wethouders.
Onder hun toezicht geschiedt het gewone bestuur
door eene commissie van administratie."
De Voorzitter deelt mode dat door den heer Monalda
wordt voorgesteld art. 2 aldus te lezen
„Het beheer der Bank wordt gevoerd door Burge
meester en Wethouders.
Onder hun toezicht geschiedt het gewone bestuur
door eene commissie van administratie."
Dit amendement wordt ondersteund en maakt
tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzittor wil de aandacht van den Raad vragen
voor wat nog zoo kort geleden is bepaald. Het blijkt
spreker nu dat de heer Menalda het met hem eens
is, dat er verschil bestaat tusschen behoeren en be
sturen. Het gevaar van de geheelo redeneering schuilt
volgens den heer Menalda daarin, dat de commissie
niet bekend is met hare verhouding tot Burgemeester
en Wethouders en dat er moeielijkheden zullen ont
staan omdat die verhouding niet duidelijk is uitge
drukt.
Wijl Burgemeester en Wethouders de redactie van
de verordening voor de Arbeidsbeurs zoo sympathiek
was, hebben zij hier dezelfde redactie genomen. Daar
luidt de bepaling
„Het beheer der beurs wordt gevoerd door Burge
meester en Wethouders.
Voor de beurs bestaat eene commissie."
Dezelfde redactie is hier behouden. De commissie
zal wel altijd hebben begrepen, dat het beheer, men
zou kunnen zeggen, het oppergezag, bij Burgemeester
en Wethouders berust. Do commissie twijfelt daar
niet aan, omdat de Gemeentewet dat toezicht duidelijk
heeft omschreven. Ook uit hot rapport van Burge
meester en Wethouders van het jaarlijksch bezoek
blijkt zulks wel duidelijk. Spreker heeft nu wol is
waar geen bozwaar tegen de redactie van den heor
O i
Menalda, maar hij vindt daartoe geen aanleiding. Zag
spreker er eene verbetering in dan zou hij do laatste
zijn om er zich tegen te verzetten. Misschien weegt
het bij den Raad niet zoo zwaar, maar Burgemeester
en Wethouders willen voor de instellingen, dio door
commissiën uit de ingezetenen worden bestuurd, zoo
veel mogelijk uniforme bepalingen in de botrekkelijkc
verordeningen maken. Spreker heeft de Arbeidsbeurs
aangehaald, maar zou ook de Koopmansbeurs kunnen
noemen. Ook in de daarop betrekking hebbende ver
ordening luidt het: voor do beurs bestaat eene com
missie.
Zooals gezegd zal spreker zich niet sterk verzotten
tegen het amendement van den hoer Menalda, maar
hij zou aanneming ervan jammer achten omdat Burge
meester en Wethouders de uniformiteit, die nu al
bestaat in de bepalingen voor de Arbeids- en de Koop
mansbeurs, ook hoopten te verkrijgen voor de Bank
van Leening. Spreker zou niet zoo lang over deze
zaak geredeneerd hebben, indien hij niet zelf deze
redactie, in strijd met hetgeen was voorgesteld, had
geprovoceerd.
De heer G. W. Koopmans begrijpt dat do bedoeling
van den Voorzitter en den heer Menalda dezelfde is.
Wanneer nu dit vaststaat en hot duidelijk is wat
bedoeld wordt, moot men voorzichtig zijn met ver
anderen in eene verordening.
Spreker hooft nog onlangs bij het maken van sta
tuten poolshoogte genomen ten opzichte van het ver
schil tusschen beheeren cn besturen en hem is bericht
dat het beheer eener vereeniging bij het bestuur be
rust. Spreker is er dan ook bang voor dat er ver
warring zal worden gesticht als het woord bestuur
in de verordening komt. Spreker wil de redactio
van Burgemeester en Wethouders dan ook behouden.
De heer Burger wijst er op, dat do lezing van den
heor Menalda hem, hij zou bijna zeggen, uit aesthe-
tisch oogpunt het verkieselijkst voorkomt. De be
doeling is toch dat het bestuur wordt uitgeoefend
door de commissie, terwijl hot beheer, hetwelk neer
komt op het oppertoezicht, bij Burgemeester en Wet
houders borust.
Dan is de voorgestelde redactie eene zeer zonder
linge. Er staatvoor de bank bestaat eene com-
O
missie van administratie. En nu zoekt men te vor-
geefs naar eene algemeene bopaling omtrent de taak
dier commissie. Te dien aanzien vindt men alleen
in art. 8 uitgedrukt, wat de commissie niet mag doen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1911.
99
Hieraan dient toch vooraf te gaan dat zij bestemd
is om iets wel te doen.
De Voorzitter vergelijkt dit geval met de Arbeids-
en de Koopmansbeurs. Spreker zal niet zeggen dat de
voorzitter ongelijk heeft maar het wil hem voorkomen,
dat twijfel aan de gelijkheid met deze zaak mogelijk
is. In beide verordeningen toch staat
voor de beurs bestaat eene commissie,
hier staat
voor de bank bestaat eene commissie van admi
nistratie.
De gevallen zouden pas gelijk staan als ook hier
niets meer stond daneene commissie.
De commissie van toezicht op het lager onderwijs
heeft ook beheer. Zij blijft echter eene commissie
van toezicht. Waar men hier eene commissie van
administratie wenscht die met het bestuur is belast
onder toezicht van Burgemeester en Wethouders, zou
spreker dit willen zien uitgedrukt.
De Voorzitter begrijpt nu nog beter wat de aan
leiding is tot de onderstelling van den heer Menalda.
Er wordt onderscheid gemaakt tusschen de hier ge
bruikte uitdrukking„commissie van administratie"
en de elders gebruikte „commissie". Nu heeft men,
zooals het meer gaat wanneer men geroepen is eene
oude verordening in een nieuw kleed te steken, nei
ging om te houden hetgeen bestaat. Zoo is ook hier
blijven staan „commissie van administratie", omdat
dezelfde uitdrukking voorkwam in het koninklijk be
sluit van 1826. Uit den brief, dien spreker bij de
stukken heeft gevoegd, heeft spreker art. 8 overge
schreven en daarin wordt doorloopend gesproken van
commissie van administratie der beleenbank. Daarom
staat ook hier commissie van administratiemaar
men zou evengoed kunnen spreken van eene com
missie, zonder meer. De dagelijksche administratie
toch berust bij den Directeur en de ambtenaren.
Bij de Koopmansbeurs heeft men de beurscommissie,
die toeziet en ook aansprakelijk is. De commissie
voor de bank van leening is met deze commissie
gelijk te stellen. Zij zorgt dat de zaken goed mar-
cheeren en oefent het dagelijksch gezag uit, voor
zoover zij daartoe de macht heeft, over de ambtenaren
in verband met de door den Raad vastgestelde ver
ordeningen.
Het zou onwelwillend zijn zich tegen de door den
heer Menalda voorgestelde redactie te verzetten, wan
neer spreker die eene verbetering achtte. Door die
redactie wordt echter de uniformiteit verbroken. Hoe
uniformer de Raad de reglementen maakt, hoe aesthe-
tischer, om met den heer Burger te spreken, ze zijn.
Of nu de bewoordingen van den heer Menalda
zooveel beter zijn dan die van Burgemeester en Wet
houders, weet spreker niet. Het toezicht, waarvan
in het voorstel-Menalda wordt gesproken, volgt toch
van zelf uit de beheersbevoegdheid van Burgemeester
en Wethouders.
De heer Burger moet den Voorzitter bedanken voor
diens inlichtingen. Hij begrijpt nu wat hij niet
wist dat Burgemeester en Wethouders iets anders
in de commissie zien dan spreker. Hij was van
oordeel dat de commissie meer bestuurde, maar door
de inlichtingen van den Voorzitter heeft spreker een
anderen kijk in de zaak gekregen. Spreker zou
daarom nog gaarne vernemen of de werkkring dei-
commissie gelijk blijft aan dien van de tegenwoordige.
Komt in dien werkkring geen verandering, dan is
spreker gerust gesteld.
De heer Oosterhoff (wethouder) doet opmerken, dat
hetgeen de heer Burger in eersten termijn heeft
gezegd ter verdediging van het voorstel-Menalda,
ofschoon dit zeker niet zijne bedoeling was, toch
eigenlijk de noodeloosheid daarvan duidelijk heeft
aangetoond. Hij heeft n.l. gezegd dat in art. 2 staat
het beheer is bij Burgemeester en Wethouders en er
is eene commissie en dat er verder, althans in dat
artikel, niet over die commissie wordt gesproken.
Naar sprekers meeniDg nu behoeft dat ook niet,
omdat in de volgende artikelen de werkkring der
commissie tot in bijzonderheden is geregeld. En waar
het voorstel-Menalda klaarblijkelijk is ontstaan uit
vrees voor conflicten, meent hij dat daartoe geen
aanleiding bestaat, nu een van beide functies in
dit geval die van bestuur in dit reglement volkomen
duidelijk is omschreven.
De Voorzitter kan den heer Burger nog antwoorden,
dat de commissie denzelfden werkkring behoudt als tot
nu toe.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 2, le lid, wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
Het amendement-Menalda wordt verworpen met
15 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heerende Jong, Menalda en
Burger.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Zandstra,
Berghuis, J. Koopmans, Fransen, Lautenbach, G. W.
Koopmans, Schoondermark, Oosterhoff, Beekhuis,
Feddema, Tijsma, Komter, Baart de la Faille en
Haverschmidt.
Art. 2, 2e lid, wordt met algemeene stemmen vast
gesteld, zooals het is voorgedragen.
De artt. 37 worden met algemeene stemmen
aangenomen.
Aan de orde is art. 8.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer G. W. Koopmans heeft indertijd moeite
gedaan om verandering te krijgen in de te naamstelling
der gebouwen. Spreker heeft gewezen op de nood
zakelijkheid om, in tijd van vrede, de gebouwen op
naam der gemeente te doen overschrijven. Spreker
vraagt of Burgemeester en Wethouders dit denkbeeld
ook hebben overwogen.
De heer Komter (wethouder) wijst er op dat de
nieuwe redactie van art. 8 voor den heer G. W.
Koopmans eene geruststelling kan zijn. De commissie
toch kan nu zonder medewerking van het Gemeente
bestuur de gebouwen niet bezwaren of verkoopen.
Daardoor is de belangrijkheid der kwestie verminderd
en kan de overschrijving op naam der gemeente
gerust tot gelegener tijd worden uitgesteld.
De heer G. VV. Koopmans acht de te naamstelling
der gebouwen op de gemeente niet van weinig belang.
Wanneer spreker Wethouder was zou hij daarmede
dan ook geen dag en geen nacht wachten. Het kost
geen moeite.
Spreker weet wel dat de commissie niets kan doen,
maar wanneer de gemeente de gebouwen zou willen
verkoopen en de commissie weigert hare medewerking,
zit de gemeente vast. Dat is de zaak.