100 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1911. De heer Komter (wethouder) antwoordt dat Burge meester en Wethouders wel van plan zijn deze zaak in overleg met de commissie tot een goed einde te brengen. De beraadslaging wordt gesloten. De artikelen 812 worden met algemeene stemmen vastgesteld. De heer G. W. Koopmans had nog iets op te merken bij artikel 10. Dit is hem ontkomen; hij zou nog gaarne in de gelegenheid worden gesteld daarover te spreken. De Voorzitter stelt voor terug te keeren tot artikel 10. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer G. W. Koopmans zou gaarne zien dat, waar het beheer der Bank bij Burgemeester en Wethouders is, dezen ook en niet de commissie eene aanbeveling inzonden voor den eventueel te benoemen Directeur. De Voorzitter antwoordt dat deze bepaling is over genomen uit het oude reglement en dat Burgemeester en Wethouders geen aanleiding hebben govonden daarin verandering te brengen. Artikel 10 wordt hierna onveranderd vastgesteld. De artikelen 1314 worden met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is artikel 15. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans leest in artikel 14 rekening en verantwoording van ontvangsten en uitgaven en in artikel 15 alleen begrooting. Spreker vraagt of ook hier niet moet worden gelezen begrooting van ontvangsten en uitgaven. De heer Komter (wethouder) wijst er op dat in de toelichting is gezegd wat de bedoeling is. Volgens art. 1146is der gemeentewet moet een volledige be grooting van ontvangsten en uitgaven worden opge maakt. Het woord begrooting sluit dit dan ook in. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 15 wordt met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is artikel 16. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans vraagt of het, in verband met het straks genomen besluit tot toetreding tot de vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, niet moge lijk is dat eene onderlinge verzekering tegen brand schade wordt opgericht. Dan zou het overweging verdienen om waar staatde commissie draagt zorg enz., te lezen: Burgemeester en Wethouders dragen zorg. De Voorzitter verwacht van deze redactie geen moeielijkheden. Wanneer Burgemeester en Wethouders de eigendommen der Bank zouden willen lichten uit de verzekering door de commissie gesloten, zal deze zeker meewerken. Het voorschrift is gemaakt om te zorgen dat de eigendommen enz. verzekerd zullen zijn. Op de rekening van de Bank van Leening komt dan ook altijd een post voorassurantiepremie. Spreker gelooft niet dat de redactie van Burgemeester en Wethouders een beletsel zal zijn om zich bij eene gemeentelijke verzekering aan te sluiten. Artikel 16 wordt met algemeene stemmen vastgesteld. De heer J. Koopmans stuit op het woord „eigen" in „in eigen fonds" en vreest dat dit verwarring van inzichten kan geven. De Bank toch is volgens artikel 1 eene gemeen telijke instelling en kan als zoodanig geen eigen fonds bezitten. Nu blijkt wel uit de toelichting, dat het fonds kan blijven bestaan, indien het bij het in werking treden der Pandhuiswet aanwezig is en op historische gronden kau worden verklaard. Die gronden gelden echter niet voor de toekomst en houden geen verband met de verklaring, dat het fonds voortspruit uit de batige saldi en dat deze bij het kapitaal worden gevoegd. De heer Komter (wethouder) antwoordt dat ook dit artikel is overgenomen uit het oude reglement en dat het zijne beteekenis nog niet geheel heeft verloren. Een 40 jaar geleden werkte de bank met batige sloten. Daarvan is het gebouw gekocht, dat zoodoende ook ten name der commissie is gesteld. De ver bouwing is indertijd ook uit dat eigen fonds bekostigd. Later is het anders geworden en thans werkt de Bank steeds met een tekort, zoodat het eigen fonds telken jare kleiner wordt. Onder deze omstandig heden heeft men gemeend, dat de naam voorloopig nog kan blijven bestaan. De beraadslaging wordt gesloten. De artikelen 1721 worden met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is artikel 22. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tijsma wijst er op dat in het 2e lid staat, dat de Raad beslist welke bestemming aan do winst zal worden gegeven. Spreker vraagt of eene dergelijke clausule wel toelaatbaar is en of niet ingevolge artikel 4 sub 11 der Pandhuiswet direct moet worden bepaald, hoe de winst besteed zal worden. De Voorzitter antwoordt dat artikel 4 der Pand huiswet sub 11 zegt, dat bij reglement de bestemming der winst moet worden geregeld. Dat is nu toch hier gebeurd. De heer Tijsma antwoordt dat dit slechts een be trekkelijke regeling is. Hij weet niet voor wat doel de winst wordt besteed. De Voorzitter antwoordt dat zulks in het artikel staat uitgedrukt, n.l. ten bate der instelling. Als deze bepaling er niet in stond zou de winst wel voor iets anders kunnen worden gebruikt, b.v. voor de gas Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1911. 101 fabriek. De regeling die hier getroffen wordt, schijnt spreker de door den wetgever bedoelde. De artikelen 2239 worden met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is onderdeel I B van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, de instructie voor de ambtenaren en bedienden der Stads Bank van Leening. De artikelen 1—11 worden met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is art. 12. De beraadslaging wordt geopend. De heer Feddema wijst er op dat art. 12 luidt „Bij brand in of in den omtrek van het gebouw is hij d. i. de Directeur verplicht om den Burge meester, de ambtenaren en bedienden alsmede de commissarissen daarvan zoo spoedig mogelijk in kennis te doen stellen. Hij zorgt, dat bij zijne afwezigheid steeds iemand in het gebouw aanwezig is, die bij brand of andere ongevallen deze taak kan vervullen". Spreker wil onder de aandacht brengen van Burge meester en Wethouders dat het bij de tegenwoordige regeling der brandweer gemakkelijk is, wanneer brand wordt ontdekt, per telefoon aansluiting te krijgen met het centraal bureau voor brandalarmeering. Spreker meent dat aansluiting op het telefoonnet voor eene inrichting als de bank van leening een noodzakelijke eisch is. De Voorzitter zal de opmerking van den heer Feddema bij Burgemeester en Wethouders ter tafel brengen. De artikelen 1237 worden met algemeene stemmen vastgesteld. Onderdeel II van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen vast gesteld en daarna het voorstel in zijn geheel met algemeene stemmen aangenomen. 7. Voorstel van de heeren O. W. KoopmansJansen inmiddels overleden) en Lautenhach tot invoering van een scheidsgerecht in deze gemeente en c.q. voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van eene verordening voor zoodanige instelling, met eene bij dit laatste ingezonden motie van orde, alsmede de op dat voorstel ingediende amendementen, (bijlagen nos. 27 van 1905 en 10, 14 en 15 van 1911). De Voorzitter deelt mede dat hierbij te zijner tijd in bespreking kunnen komen de amendementen van de heeren Burger, Berghuis en Feddema, wellicht ook de motie van de heeren Burger, Berghuis en de Jong, zoo de voorstellers daar prijs op stellen, het amendement van den heer Burger, om de woorden ..Werklieden-reglement" in één woord te schrijven en het adres van den Bond van gemeentewerklieden, hetwelk ter visie heeft gelegen. Spreker opent de algemeene beraadslagingen. De heer G. W. Koopmans hoort in den laatsten tijd, als er over een scheidsgerecht wordt gesproken en het woord „permanent" wordt gebruikt, dikwijls zeggendat zal G. W. Koopmans verdedigen. Dat idee is bij velen opgekomen naar aanleiding van het verslag der vergadering van den Bond van gemeente werklieden, waar de heer van Hinte heeft gesproken. Spreker kan dan ook mededeelen dat hij volkomen accoord gaat met het door den heer van Hinte ge sprokene. Hij zou, ware hij de spreker geweest, precies hetzelfde al was het dan met andere woorden hebben gezegd. Spreker zal dan ook het permanente scheidsgerecht verdedigen en het zal hem verwonderen hoeveel van zijne medeleden daar voor zullen stemmen. Het door den heer van Hinte gesprokene stemt dan ook volkomen overeen met hetgeen is belichaamd in het voorstel van de heeren Jansen, Lautenbach en spreker en met hetgeen de Bond van gemeente werklieden verlangt. Zoolang er menschen bestaan die zonder de minste reden een werkman aan den dijk kunnen zetten, zonder dat deze een dief, een verkwister, een dron- kenlap of iets dergelijks is, zoolang er menschen zijn die met de rechterhand naar iemands gezond heid vragen en met de linkerals ze konden zijn doodvonnis zouden teekenen, zoolang zal spreker strijden voor een scheidsgerecht. Niet gelijk de leeuw in het open veld, maar gelijk diens collega de tijger langs donkere kronkelende paden bekruipt en bespringt hij zijn slachtoffer, in dat geval het weerloos gebon den lammetje. Ecce homo. Wanneer men beaamt dat er zulke toestanden kunnen zijn, dan moet men ervan over tuigd zijn dat een scheidsgerecht en wel een perma nent noodzakelijk is. Alleen een permanent scheids gerecht acht spreker onpartijdig. Er bestaat toch een groot verschil tusschen de voorstellen van Bur gemeester en Wethouders en die van de heeren Jansen, Lautenbach en spreker. Spreker wil met een klein voorbeeld aantoonen, hoe spoedig er kwestie kan ontstaan. Vaak is er geen of bijna geen aanleiding voor, maar als er kwestie komt is zulks in den regel in het nadeel van den werkman. Spreker zat de vorige week in den trein met twee heeren. Zonder dat hij iets had gemerkt kregen deze beiden zoo'n hooggaande ruzie, dat het weinig scheelde of er waren handtastelijkheden gevolgd. De een zei eenvoudig tegen den anderik verzoek u mij niet zoo te fixeeren. Toen begreep spreker de zaak. Spreker heeft met deze illustratie dit willen zeggen. Niet alleen door woorden of klappen kan kwestie ontstaan, maar ook op de door spreker geschilderde wijze. De fijner beschaafde doet zulks met de oogen, de mond behoeft niet te spreken, de hand niet te slaan. Een werkman zou gauw een ferme oorveeg' geven, wat bij hem op zijn plaats zou zijn. Wat bedoelt spreker nu met een permanent scheidsgerecht Hij bedoelt daarmede een college dat b.v. voor den tijd van twee jaren wordt gekozen en waarin twee vertegenwoordigers der werklieden, door hen gozamenlijk gekozen, zitting hebben. Dit is wat anders dan door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld. Wanneer het scheidsgerecht zóó wordt ingericht gaat de beleedigde werkman, die twee personen moet kiezen, naar twee kennissen, die het met hem eens zijn. Hij zal zoolang wel zoeken tot hij er twee zulken vindt. Burgemeester on Wethouders zullen evenzoo hunnen handelen. Dan zijn er vast 2 stemmen vóór en 2 tegen den werkman. Nu benoemt de Raad een voorzittor en die is dan op zijn eentje het scheids gerecht. Zijn stem toch beslist. Voor het lidmaat schap van een scheidsgerecht, om n.l. dat ambt goed te kunnen waarnemen, moet men routine bezitten en die kan niet anders worden verkregen dan door er varing. Een oude rechter toch zal veel beter over

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 4