102 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1911. de strafbaarheid van een beklaagde kunnen oordeelen dan een jonge. Daarom is het veel beter een scheids gerecht voor een langeren tijd te benoemen. Spreker zal niet in détails treden over de verschillende artikelen van het voorstel—Jansen-Lautenbach-Koopmans, want hij is er van overtuigd, dat dit voorstel toch niet lang aan de orde zal blijven. Het vonnis daarover is reeds geveld. Er zal iets te voorschijn komen uit de voor stellen van Burgemeester en Wethouders en do com missie voor het Werklieden-reglement, dat tenslotte naar Burgemeester en Wethouders teruggaat om later weer bij den Raad ter tafel te worden gebracht. Hot heeft spreker bevreemd dat Burgemeester en Wethouders spreken van met terzijdestelling van het voorstel-Koopmans, Jansen en Lautonbach. Wanneer toch de Raad een permanent scheidsgerecht wil, be hoeft dat voorstel slechts eene kleine wijziging te ondergaan. De commissie zegtwaar het scheidsgerecht niet permanent zal zijn De heer de Jong interrumpeert den heer Koopmaus' zeggende „dat is de commissie niet". De heer G. W. Koopmans geeft toe zich te vergissen. De heeren Burger, Berghuis en Feddema zeggen „waar het scheidsgerecht niet permanent zal zijn". Hieruit moet spreker opmaken dat deze leden ook tegenstanders zijn van een permanent scheidsge recht. Ze zullen nu wel zeggenwij bedoelen als het niet een permanent scheidsgerecht wordt, maar spreker leest er zijne veronderstelling met evenveel recht uit. Het is eene veroordeeling die spreker verwondert, evenals het spreker verwondert dat de heeren Burger, Berghuis en Feddema, vooruitstrevende linksche en rechtsche democraten, of hoe spreker ze ook moet betitelen, tegen een permanent scheidsgerecht zullen stemmen. De heer Zandstra heeft zich bij het lezen van het ontwerp-scheidsgerecht afgevraagdwaarom hebben Burgemeester en Wethouders niet gevolgd het ontwerp- scheidsgerecht van andere gemeenten, of waarom niet gevolgd dat van de heeren KoopmansJansen Lautenbach? Dat had ook zeer goed als leiddraad kunnen dienen, te meer waar het advies van de Kamer van Arbeid over dat ontwerp zoo gunstig is. Na kennisneming van het ontwerp van Burgemeester en Wethouders was spreker dan ook verre van voldaan. Het beantwoordt toch op verre na niet aan wat een scheidsgerecht behoort te zijn en ook niet aan hetgeen bij de discussion over hot Werklieden-reglement is besproken. Het komt spreker en zijne partijgenooten dan ook voor, dat hetgeen door Burgemeester en Wethouders is ontworpen, niet is een scheidsgerecht, maar een surrogaat daarvan. Het is spreker een raadsel, hoe Burgemeester en Wethouders nog kunnen vragen of een scheidsgerecht permanent behoort te zijn, of het moet voortvloeien uit de gedachte dat Burgemeester en Wethouders den Raad met tegenzin een scheidsgerecht aanbieden. Dit zou kunnen worden afgeleid uit het feit dat Burgemeester en Wethouders zich bij de behandeling van het Werklieden-reglement telkens hebben verzet tot het opnemen van scheidsrechterlijke bepalingen in de artikelen. Daaraan is het, naar spreker meent, te wijten, dat Burgemeester en Wethouders met zoo'n slap scheids gerecht voor den dag zijn gekomen. Zal toch een scheidsgerecht goed zijn, zal het vertrouwen verdienen, dan moet het in de eerste plaats permanent zijn. De beste waarborg, dat de scheidsrechters op den duur hunne functie naar plicht en geweten zullen vervullen, is, dat zij in de beoordeeling van conflicten, voor het uitspreken van straffen vooral bij inrichtingen als gemeentebedrijven, waar groote en kleine conflicten zich kunnen voordoen eenige routine krijgen. Die kunnen zij alleen krijgen wanneer zij voor een langeren tijd zitting hebben dan Burgemeester en Wethouders voorstellen. Dezen willen voor ieder ontstaan conflict een scheidsgerecht samenstellen. Dit is niet alleen tijdroovend, maar het zoo samengesteld college kan geen rechtsprekend college zijn, want eene onpartijdige rechtspraak is niet gewaarborgd. Burgemeester en Wethouders hadden alles moeten vermijden wat aan leiding kon geven tot de gedachte, dat zij de opper- machtigen willen zijn. De Voorzitter van het scheids gerecht moet niet door den Raad worden benoemd op aanbeveling van Burgemeester en Wethouders en ook moet er niet zijn oen permanente, door Burge meester en Wethouders benoemde secretaris. Artikel 2 van het ontwerp waarborgt niet eone onpartijdigo rechtspraak. De op deze wijze gekozenen toch zijn geen onbovooroordeelden, kunnen geen onpartijdige rechters zijn omdat zij door belanghebbenden worden aangewezen. Wil men onpartijdigheid, dan dienen de scheidsrechters te worden gekozen vrij en onaf hankelijk van de te berechten personen en zaken. Zoo iets is alleen mogelijk bij vooruitverkiezing langs den weg van geheime stemming, oenerzijds door den Raad, anderzijds door de werklieden. De gekozenen moeten dan twee jaar zitting hebben. Waarom verder wordt voorgestold dat de leden den leeftijd van 30-, de secretaris dien van 25 jaar moet hebben bereikt, is spreker niet duidelijk. Die 30 jarige leeftijd is eene onnoodige beperking, evenals de bepaling, dat de leden van het scheidsgerecht voor het bijwonen der zittingen geen vergoeding zullen ontvangen. Het wil spreker voorkomen dat hot niet meer dan billijk is dat den leden van het scheids gerecht een van te voren door den Raad bopaald presentiegeld wordt toegekend voor het bijwonen der vergaderingen. Hierdoor wordt de keuze van scheids rechters verruimd, omdat men zich niet behoeft te beperken tot personen, die tijd en geld zonder schade voor zich en do hunnen kunnen opofferen, maar men ook kan kiezen uit de minder kapitaalkrachtigen, uit hen die geen tijd kunnen verzuimen. Ook hier door zal de onpartijdigheid van het scheidsgerecht worden bevorderd. Dat een scheidsgerecht, zooals Burgemeester en Wethouders dat voorstellen, niet aan te bevelen is, bewijzen wel de artikelen 8, 9 en 11. De wijze van werken, daar omschreven, is veel te omslachtig en de oorzaak daarvan is alleen te vinden in liet feit, dat het scheidsgerecht niet permanent is. Bij oen permanent college kan vool van die regle mentaire langdradigheid worden gemist, die het scheidsgerecht meer gehaat dan bemind zullen maken. In artikel 14 wordt aan Burgemeester en Wethou ders en aan hem, die het beroep instelde, do bevoegd heid toegekend kennis te nemen van do op do zaak betrekking hebbende stukken. Wanneer nu hierbij tevens aan den betrokkene het recht werd toegekend zich door een door hem zelf gekozen raadsman te doen bijstaan, zou het scheids gerecht in waarde stijgen, meer dan zulks het geval is met artikel 15, waar een lid van het collego van Burgemeester en Wethouders of namens hen een ambtenaar de zittingen kan bijwonen. Dit laatste werkt belemmerend op het vrije woord en het onpar tijdig oordeel van het scheidsgerecht. Het is bekend uit de geschiedenis van het arbeidersleven dat zelfs in z.g.n. modolfabrieken of inrichtingen, trots regle menten en verordeningen, de oudernemer of werkgever in critieke gevallen aan zijn absolute macht niets to kort laat doen. Zal een scheidsgerecht goed zijn, dan moet alles Verslag van de handelingen van den gemeen op de meest democratische wijze geschieden. Daarom moet ook de wijze van stemmen, zooals die in artikel 18, 5e lid wordt voorgesteld, door eene andere wor den vervangen. Liefst zagen spreker en zijne partij genooten geheime stemming bij gesloten briefjes. Meent men echter mondelinge stemming te moeten behouden, dan zou spreker willen dat dit geschiedde volgens de presentielijst, zooals in den Raad gebrui kelijk is. Spreker is van oordeel, dat er nog meer fouten aan het ontworp kleven. Het bevat goen enkele be paling wat er met een werkman gebeurt bij schorsing of ontslag. Spreker bedoelt hiermee of het loon zal worden uitbetaald of niet, zoolang de uitspraak van het scheidsgerecht niet is gevallen. Ook zijn Burge meester en Wethouders van oordeel, dat niet voor alle gevallen beroep op het scheidsgerecht noodzake lijk is en dat sommige zaken, den Directeur gehoord, gerust aan hen kunnen worden overgelaten. Spreker is van oordeel dat in verband met het bepaalde in liet Werklieden-reglement voor elke straf, hoe gering ook, beroep op het scheidsgerecht mogelijk moet zijn. Resumeerende komt spreker tot de conclusie dat een scheidsgerecht moet worden ingericht zooals wordt aangegeven in het ontwerp van de hoeren Koopmans, Jansen en Lautenbach, of zooals het door den Bond van Gemeentewerklieden wordt voorgestaan. De heer Feddema wijst er op dat door den heer G. W. Koopmans is gezegd, dat het hem zou ver wonderen, hoeveel leden vóór een permanent scheids gerecht zullen stemmen. Later zei datzelfde raadslid dat het hem nog meer verwondert, dat de vooruitstre vende rechtsche en linksche democraten hiermede werden bedoeld de heeren Burger, Berghuis en spre ker reeds voorop hebben gesteld daar tegen te zijn, daar zulks uit do door deze heeren ingediende amendementen althans valt op te maken. Spreker kan don heer G. W. Koopmans, voor zoover het hem zelf betreft voor de beide andore heeren kan hij niet spreken geruststellen door hem n.l. mede te doelen, dat ook hij is een voorstander van een permanent scheidsgerecht, al is het dan ook niet in den vorm zooals de heer Koopmans dat wenscht. Daarover zal spreker straks verder gaan, maar hij wil eerst nog mededeelen, dat de amendementen, door spreker mede onderteekond, zijn ingediend voor het geval mocht worden besloten tot het instellen van een niet per manent scheidsgerecht. Zij zijn mede daarom reeds van te voren ingediend om den leden gelegenheid te geven ze te kunnen beoordeelen, wat niet het geval zoude zijn, wanneer ze rauwelings in de vergadering werden voorgesteld. Spreker wil een permanent scheidsgerecht, omdat de routine, die een permanent scheidsgerecht heeft, boven die staat van een scheidsrechter a l'improviste. Spreker stelt zich dit echter anders voor dan de heeren Zandstra, Koopmans c.s. eenerzijds en Burge meester en Wethouders anderzijds. Het scheidsge recht dat Burgemeester en Wethouders voorstellen, is feitelijk niets anders dan eene commissie van arbi trage, die men ook wel in zaken heeft. Wanneer in zaken geschil ontstaat, benoemen partijen veeltijds arbiters en het ligt voor de hand, dat arbiters meestal zullen trekken naar de zijde van dengene, die ze heeft uitgezonden. Wij zijn toch allen menschen, en het kan niet anders of iemand, die geroepen is voor eens anders belangen op te komen, zal naar die zijde trekken, tenzij hij ontzettend hoog staat en een zeer objectieven kijk op de zaken heeft. Dat zal ook het geval zijn bij een scheidsgerecht zooals Burgemeester en Wethouders dat willen. Daarom is spreker tegen de door hen voorgestelde regeling, evenals hij tegen die van de heeren Zandstra en van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1911. 103 G. W. Koopmans c.s. is, daar deze feitelijk op het zelfde neerkomt. Zooeven is gezegd dat, als de benoeming der scheids rechters bij geheime stemming geschiedt, deze benoe ming buiten de partijen zoude omgaan. Deze bewering is in strijd met de werkelijkheid. Wanneer toch twee leden worden gekozen door de gemeentewerklieden, zullen er vast en zeker twoe sociaal-democraten worden gekozen en wel twee van het allerzuiverste water. Spreker wil daarmee niet zeggen dat deze menschen bevooroordeeld zullon rechtspreken, maar zij zullen in ieder geval partij zijn. Om het scheidsgerecht zoo onpartijdig mogelijk samengesteld te krijgen, wil spreker de leden van het scheidsgerecht door den Raad zien benoemd. Nu kan men spreker tegenvoeren dat de Raad heelemaal partij is, hij is van oordeel dat het tegendeel waar is en volgens spreker zal het scheidsgerecht geheel betrouwbaar worden, indien zijne leden op deze wijze voor eenige jaren zitting zullen krijgen. Op eene aanbeveling van Burgemeester en Wethouders zullen kunnen worden gekozen twee leden-werkgevers en twee leden-werknemers, terwijl het vijfde lid geheel buiten die beide categorieën zou moeten staan. Het liefst zou spreker daarvoor dan een jurist zien be noemd, zooals zulks het geval is bij den Raad van Beroep (Ongevallenwet). Een jurist toch is bevoegd voorzitter te zijn van een rechtsprekend college. Spreker is van oordeel dat een dergelijk scheidsge recht het best is èn voor de gemeente èn voor hare werklieden. De heer Lautenbach wil een permanent scheidsge recht, niet omdat het voorstel een kindeke mee van hem is, uit den tijd toen de bouwstoffen dunner waren dan thans, maar ook omdat hij, sedert het voorstel is ingediend, niet van overtuiging is veranderd. Spreker zal echter zoo beknopt mogelijk zijn gedachten aan den Raad mededeelen. Een permanent scheidsgerecht heeft dit voor dat vooringenomenheid bij een van beido partijen zal worden voorkomen door de opvoedende kracht die van de organisaties uitgaat. Spreker is van nabij met de organisatie bekend en hij merkt daarin ei- mogen gebreken aan kleven een krachtig streven om de waarheid en niets dan de waarheid naar voren te brengen, daar dit voor hen is een levenskwestie en de voorwaaarde om in een goeden reuk bij de superieuren te blijven. De opvoedende kracht die van de organisaties uitgaat, waarborgt spreker dat geen vooringenomenheid zal ontstaan, eene vooringenomen heid die bij het voorstel van Burgemeester en Wet houders niet is uitgesloten. Bovendien zullen de scheidsrechters uit een permanent scheidsgerecht routine krijgen door ervaring en dat is ook een groot voordeel. Burgemeester en Wethouders spreken van den weinigen invloed van hem, die het beroep instelt, op de benoeming der scheidsrechters, n.l. in het voorstel- .Tansen, Koopmans en spreker. Het is waar, de persoonlijke invloed wordt iets minder, maar het scheidsgerecht wordt er veel zuiverder door. Dat heeft meer waarde dan de persoonlijke invloed van den betrokkene. Juist is het, zooals de heer Feddema zegt, dat bij een niet-permanent scheidsgerecht de keuze van den betrokkene zal vallen op twee menschen, die het volkomen met hem eens zijn en dat men een heldenfiguur moet zijn om dan over de zaak een objectief oordeel te vellen. Onjuist daarentegen is het bezwaar van Burgemeester en Wethouders dat de betrokken werklieden personen zullen kunnen kiezen, die weinig kennis van zaken hebben. Zelfs de titel van mr. in de rechten waarborgt niet altijd dat zoo iemand moester in het rechte is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 5