AX-Ji'ft.1** '15L-» V. - 106 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1911. moet benoemen, komt er nooit een sociaal-democraat in, evenmin als in de belangrijke raadscommissies. Wat de heer Feddema wil, leidt tot de grootst mogelijke partijdigheid. Spreker wil een onkel woord richten aan het adres van den heer Burger. De sociaal-democraten, zegt dat raadslid, spreken niet meer zoo opgeblazen over klasse-justitie. Misschien wordt er niet meer zooveel over gesproken als vroeger. De zaak bestaat echter en dit wordt door ons meer malen aangetoond. Spreker en zijn partijgenooten zijn overtuigd dat iemand uit een hoogere klasse niet geschikt is te oordeelen over een arbeider, omdat hij uit een ander milieu komt en van de behoeften en nooden van een arbeider niets weet. Spreker wil daarmee niet zeggen dat die rechters oneerlijk zijn, neen, maar zij kennen het arbeidersleven niet en be schouwen zich zelf als van een ander soort. Wanneer alleen dergelijke menschen in een scheids gerecht komen wordt dat geen gerecht, waar de belangen der arbeiders goed worden behartigd. Iedere partij moet gelegenheid hebben leden te kiezen, b.v. 2 door de werklieden, 2 door Burgemeester en Wet houders of door den Raad op aanbeveling van het Dagelijksch Bestuur en deze vier moeten een voorzitter kiezen. Dan heeft men den besten waarborg voor een onpartijdig scheidsgerecht. Men zal nu misschien meenen dat de sociaal democraten in elk geval door dik en dun de zijde van den werkman zullen kiezen. Dit is echter niets minder dan eene beleediging. Ook zij zullen trachten alleen de zaak te zien en onbevooroordeeld recht te spreken. De heer G- W. Koopmans meent dat de heer Oosterhoff in zijne verdediging van het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet gelukkig is geweest. Spreker toch heeft over het voorstel van Burgemeester en Wet houders niet veel bijzonders gehoord. De heer Ooster hoff heeft alleen de vergadering der gemeentewerk lieden aangehaald en gezegd, dat er geen sympathie is betuigd met hetgeen de Nederlandsche Bond wil door de Christelijke werklieden of de leden van den Federatieven Bond. Dat is geen verdediging van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ten slotte heeft de heer Oosterhoff gezegd dat er bij eene verkiezing van een lid in het scheidsgerecht bij de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij een oproeping aan de leden is rondgezonden om zoo trouw mogelijk te stemmen op een zeker lid van de organisatie, daar deze dan op dat lid van het scheidsgerecht controle zou kunnen uitoefenen. Bij een permanent scheidsgerecht nu zal zooiets niet kunnen voorkomen, ook al, omdat degene die verkozen wordt, buiten de gemeentewerklieden staat. Om nu tijd te sparen en tegemoet te komen aan het denkbeeld van den Voorzitter om, als de discussion gesloten zijn, eerst het voorstelKoopmansJansen Lautenbach aan de orde te stellen, heeft spreker de eer mede namens de heoren Berghuis, Tijsma, Lau tenbach en Fransen de volgende motie voor te stellen „de Raad, „van oordeel dat het scheidsgerecht permanent moet „zijn, verzoekt Burgemeester en Wethouders een „voorstel in dien geest aan den Raad aan te bieden." De Voorzitter wijst er den heer Koopmans op dat, als de algemeene beschouwingen zijn afgeloopen, aller eerst aan de ordo bomt het voorstel van Burgemeester en Wethouders om te beslissen of de Raad het voorstel van de hoeren Koopmans, Jansen en Lautenbach al dan niet in behandeling zal nemen. Voor zoover spreker heeft begrepen wat men met een permanent scheidsgerecht bedoelt, spreker weet niet voor hoelang de leden zullen worden gekozen, is het de bedoeling de leden voor een jaar te benoemen en dadelijk herkiesbaar te stellen? Wanneer men dat een permanent scheidsgerecht zou willen noemen is de motie overbodig, want wanneer besloten is over al of niet behandelen van het voorstel van 1905, is de kwestie van het permanente scheidsgerecht ook uitgemaakt. De heer G. W. Koopmans zou wel met de redeneering van den Voorzitter mee willen gaan, want zijne motie bedoelt hetzelfde. Zij beoogt echter om, wanneer do algemeene beraadslagingen zijn afgeloopen, te vragen zal de Raad het voorstel Koopmans-Jansen-Lautenbach in behandeling nemen. Als daarovor is beslist bedoelt de motie om de stukken terug te zenden aan Burgemeester en Wethouders ten einde het in over eenstemming te brengen met 's Raads wil. Verschil lende artikelen zullen misschien moeten worden ge wijzigd naar den geest van den tegenwoordigen tijd. Spreker is niet klaar om daaraan reeds mede te werken en daarom zag hij het voorstel gaarne teruggezonden aan Burgemeester en Wethouders, opdat deze kunnen beoordeelen welke wijzigingen noodzakelijk zijn. De Voorzitter is van meening dat, als de Raad besluit het voorstel van de heeren Koopmans c. s. niet te deponeeren, de behandeling daarvan moet worden aangehouden, of het voorstel moet worden gerenvoyeerd aan Burgemeester en Wethouders, omdat spreker herhaalt zulks met alle respect voor den arbeid die geleverd is, die arbeid niet geschikt is voor dadelijke behandeling. Wanneer de meerderheid niet begeert het voorstel van 1905 in behandeling te nemen, mag worden aan genomen dat zij het scheidsgerecht van Burgemeester en Wethouders begeert. Daarbij heeft de heer Gr. W. Koopmans zich neer te leggen. Wanneer nu zijne werkwijze ten nadeele was van het voorstel van 1905, zou spreker zich het nut der motie kunnen voorstellen. Zulks is echter niet het geval en daarom acht spreker do motie overbodig. De heer G. W. Koopmans vraagt of het de bedoe ling van den Voorzitter is om den Raad te vragen na afloop der beraadslagingen, of hij het voorstel Koopmans c. s. in behandeling wil nemen. De Voorzitter antwoordt dat hij zal laten stemmen over de vraag om het voorstel Koopmans c. s. ter zijde stellen. De heer G. W. Koopmans vraagt verderwat gebeurt als de Raad besluit het voorstel van 1905 niet ter zijde te stellen. Nemen Burgemeester en Wethouders dat voorstel dan tot zich, met de bedoeling het later weder bij den Raad in te dienen Als dit de bedoeling is heeft spreker geen verder belang bij do motie. De Voorzitter antwoordt dat, als de Raad besluit het voorstel-Koopmans c. s. niet ter zijde te stellen, daarmede is uitgesproken dat hij van het voorstel van Burgemeester en Wethouders niets wil weten. Spreker denkt dan ook wel dat de leden zich duidelijk rekenschap zullen geven van het feit, dat zij door te stemmen tegen het terzijde stellen, sympathie betuigen met het voorstel-Koopmans. Wanneer de meerderheid gestemd heeft tegen het voorstel van de terzijde stelling, is het voorstel van Burgemeester en Wethouders in beginsel van de baan. Dan zullen Burgemeester en Wethouders in den geest van den heer Koopmans handelen en het voorstel nader onder de oogen zien. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1911. 107 De heer G. W. Koopmans trekt zijne motie in. De Voorzifter deelt mede dat de heer G. W. Koop mans diens motie heeft ingetrokken. Zij maakt alzoo geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Lautenbach moet eene kleine opmerking maken. De Wethouder en ook de heer Burger zijn bang geworden door veronderstellingen. Die veronderstellingen zijn moeilijk te bestrijden, als men met feiten te doen had was zulks gemakke lijker. Spreker kan zich voorstellen dat een permanent scheidsgerecht, hetwelk tengevolge van zijn samen stelling slecht zou blijken te zijn, slechts een oogen- blik zou bestaan. Spreker echter stelt zich voor dat het zoo niet zal loopen. Ook gaat het niet aan een permanent scheids gerecht te doodverven met een beroep op hetgeen bij de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij is voor gevallen, daar men zich die controle niet moet denken als een telefoon of een marionetten theater. De Christelijke organisatie hoeft gezwegenzij heeft dit echter ook gedaan ten opzichte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Deze beide ideeën neutraliseeren elkander geheel. Het komt spreker gowenscht voor dat er een per manent scheidsgerecht kome, waarvan de leden voor 1 jaar worden benoemd. De heer Feddema wijst er op dat de wensch, om een scheidsgerecht te hobben, is uitgegaan van de gemeentewerklieden. Waar nu door het werklieden reglement de rechtspositie van den werkman is ge regeld, moet er een scheidsgerecht komen om in geval van geschil uitspraak te doen. Burgemeester en Wet houders hebben voorgesteld een scheidsgerecht in het leven te roepen, de heeren G. W. Koopmans c. s. ook, maar op een andere wijze. Spreker is van oordeel dat men het meest onpar tijdige scheidsgerecht krijgt als het wordt samenge steld op de wijzo als door hem is voorgesteld. De heer Burger heeft gezegdhet beste scheids gerecht is de Raad eigenlijk zolf, indien het niet zoo'n bij uitstek ongeschikt lichaam was, om recht te spreken. Maar uit de woorden van dat raadslid zou men toch kunnen distilleeren, dat de Raad het aangewezen lichaam is om de rechters te kiezen. Spreker hoopt dan ook dat de heer Burger met hem zal meegaan. Wat door den heer Oosterhoff is gezegd van het in do minderheid zijn van do Christelijke werklieden tegenover de leden van den Federatieven Bond, heeft spreker in zijne opinie bevestigd dat do leden van het scheidsgerecht door den Raad moeten worden gekozen. Dan is het althans zeker, dat geen bepaalde partij de overhand heeft. De Bond van gemeentewerklieden is door den heer de Jong vrij hoog opgehemeld als het meest on partijdige lichaam. Wij behoeven elkander niets te vertellen; deleden van den Bond zullen, als zij hebben te kiezen, ook enkel bondsleden als hunne vertrouwensmannen kiezen. Dit is bevoorrechting van do sociaal-democratische meerderheid in de gelederen der gemeente werklieden bovon de minderheid der christelijke organisatie. Spreker is van oordeel dat iedere sociaal-democraat als zoodanig bevooroordeeld is. Elk partijblad, dat men leest, staat vol met uitdruk kingen alsrotte bourgoois-maatschappij. bezit is diefstal, iedero patroon is een dief en uitzuiger enz. Menschen nu, die met dergelijke denkbeelden rond- loopen, zijn toch niet onbevooroordeeld. Men versta echter spreker welhet kan hem niet schelen dat een sociaal-democraat lid wordt van liet scheidsgerecht, mits hij door den Raad wordt benoemd. Spreker zal eene motie indienen en hoopt dat deze or beter af komt dan die van den heer G. W. Koopmans. Hij zou toch gaarne in deze vergadering zien uitgemaakt of er een permanent scheidsgerecht zal komen, samen gesteld zooals spreker zich dat voorstelt of op de wijzo van de heeren G. W. Koopmans c.s. Spreker heeft daarom de eer mede namens den heer J. Koop mans de volgende motie voor te stellen De Raad van oordeel dat het scheidsgerecht permanent moet zijn, en dat zijne leden behooren te worden benoemd door den gemeenteraad, verzoekt Burgemeester en Wethouders hun voorstel terug te nomen en in verband met dit besluit hun voorstel opnieuw bij den Raad in te dienen. Do Voorzitter heeft ook tegen deze motie enkele bezwaren en wel ten eerste dat zij uit meerdere leden bestaat. Het eerste lid handelt over het permanent zijn en het tweede over de wijze van benoeming. Spreker kan nu wel door de motie te splitsen twee uitspraken uitlokken. Ten slotte wordt verzocht dat Burgemeester en Wethouders hun voorstel zullen terugnemen. Het is spreker niet bekend hoe de stemming zal afloopen over het voorsted van Burgemeester en Wethouders om het voorstel van de heeren Koopmans c.s. ter zijde te stellen, maar in ieder geval moeten eerst de algemeene beraadslagingen afloopen en besloten zijn of het voorstel van de heeren Koopmans c.s. of een ander in behandeling zal worden genomen. Daarna wil spreker dan van den Raad een uitspraak zien te krijgen zooals de heer Feddema die wenscht, ook wat betreft de wijze van benoeming der leden van het scheidsgerecht door den Raad, ofschoon spreker zulks niet met volle instemming doet. Het is wel jammer van den tijd dien de beraad slaging vandaag heeft gekost, maar die tijd is niet geheel verloren. Burgemeester en Wethouders kunnen zich het gesprokene ten nutte maken. De hoer Feddema is van oordeel dat de motie altijd aan de orde kan komen ook al wordt besloten het voorstel-Koopmans c.s. niet ter zijde te stellen. Wan neer dit voorstel toch aan de orde komt, komt de wijze van benoeming van de loden ook ter sprake en daarom wil spreker, ten einde noodelooze discussie te voorkomen, zijne motie voor laten gaan. De Voorzitter gelooft dat de heer Feddema het met hem eens is, dat de algemeene beschouwingen moeten worden doorgezet. Dan zal worden gestemd over het voorstel om het voorstel van do heeren Koopmans c.s. ter zijde te stellen. Wannoer spreker een weg volgde die iemands invloed verkortte, zou hij er iets voor gevoelen een andere werkwijze te volgen zulks niet het geval zijndo, wenscht hij de zijne te behouden. De heer Burger vraagt: is het de bedoeling dat, als het voorstel dor heeren Koopmans c.s. ter zijde is gestold, bij artikel 2 een amendement in den geest van den heer Foddema kan worden ingediend? De Voorzitter antwoordt dat hot allerminst in zijne bedoeling ligt het voorstel er zoo maar door te jagen. Wanneer de Raad mocht besluiten het voorstel-Koop mans c.s. niet ter zijde te stellen, willen Burgemeester

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 7