108 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1911.
en Wethouders dat liever nog eens nader bekijken
spreker heeft dat reeds meermalen aangekondigd.
De heer Zandstra wil nog een enkel woord spreken
naar aanleiding van de uitdrukking: de oppermacht
van Burgemeester en Wethouders. De heer Oosterhoff
heeft spreker gezegd dat hij die uitdrukking zou
hebben uit de vergadering van de gemeentewerklieden,
waar de heer van Hinte gesproken heeft. Toevallig
is spreker daar niet bij geweest en hij behoeft zooiets
ook niet uit eene vergadering te halen, dat leeren de
grondslagen van het maatschappelijk stelsel hem wel.
Waar hot toch duidelijk in art. 2 wordt gezegd dat
drie plaatsen worden ingenomen door vertegenwoor
digers van Burgemeester en Wethouders, geeft dit
den schijn van oppermachtig te willen zijn. Spreker
heeft er echter geen kwaad mee bedoeld. Hij en
zijne partijgenooten denken niet altijd kwaad. Zij
zijn in dat opzicht veel gelukkiger dan de liberalen,
die altijd kwaaddenkend zijn van de sociaal-democraten.
De liberalen echter kunnen even eerlijk zijn als deze.
Zij hebben echter een andere wereldbeschouwing,
andere grondbeginselen en rechtsbegrippen. Spreker
zou echter geen oogenblik wantrouwen in eene be
noeming door den Raad als deze onpartijdig kon zijn.
De ondervinding heeft hem geloerd dat dit niet mogelijk
is, want de Raad bestaat niet uit onpartijdige elemen
ten. Spreker beschouwt echter zijne medeleden even
eerlijk als zich zelf. Hij vraagt echter waarom zullen
door de werklieden twee sociaal-democraten worden
gekozen als de verkiezing door allen geschiedt, die
in vasten dienst van de gemeente zijn Er zijn toch
veel vaste werklieden niet aangesloten bij een organi
satie en die hebben ook stemrecht. Het is natuurlijk
dat de organisaties invloed zullen uitoefenen en met
candidaten komen dat ze de gekozenen zullen con
troleeren spreekt wel van zelf, dat is de taak dei-
organisatie, maar dat er por se sociaal-democraten
zullen worden gekozen, betwijfelt spreker.
Aan den anderen kant begrijpt spreker niet dat
sociaal-democraten niet onpartijdig kunnen zijn. Hij
is overtuigd dat zij het verkeerde in een werkman
evengoed zullen afkeuren als een liberaal zulks
zou doen. Ook wat de klasse-justitie betreft, door
den heer Burger in 't midden gebracht, wil spreker
niet geacht worden te zeggen, dat de rechters van
huis uit oneerlijk zijn. Dat is niet het geval. Zij
komen echter uit een ander milieu, kunnen zich niet
indenken in het leven en werken en den strijd van de
arbeidende klasse. Opgegroeid en gevormd in de
burgerlijke samenleving, bedeeld met een andere
werold- en levensbeschouwing, dit is oorzaak dat hun
rechtsbegrip op een anderen grondslag berust, dan die
der sociaal-democraten.
Doch afgescheiden van dit alles is en blijft sprekers
meening, dat, zal een scheidsgerecht goed zijn, het
permanent moet wezen en op de meest onpartijdige
wijze dient verkozen te worden.
De heer de Jong heeft den heer Feddema hooren
zeggen, dat hij spreker den Bond van gemeente
werklieden zoo heeft opgehemeld. Dat is onjuist.
Spreker heeft met geen enkel woord over den Bond
van gemeentewerklieden gesproken, maar heeft alleen
gezegd, dat een scheidsgerecht alleen dan zoo on
partijdig mogelijk is als twee leden worden aangewezen
door alle werklieden in dienst der gemeente. Nu
beweert de heer Feddema, dat zullen twee door den
rooden Bond aangewezen menschen worden. Dat is
niet zoo, ze moeten door alle vaste werklieden worden
gekozen.
De heer Feddema vindt ons zoo partijdig, omdat
hij wol eens in een socialistisch blad las van rotte
bourgeoisie, bezit is diefstal enz.
Spreker weet niet wat anarchistisch krantje de heer
Feddema nu weer heeft gelezen. Maar aangenomen
dat de sociaal-democraten zooiets hadden geschreven,
wat is dat dan nog in vergelijking met wat de
liberalen deden in hunne opkomst. Die het niet met
hen eens was en niet vlug in alles wilde toestemmen,
werd soms opgehangen of men dreigde met de dood
straf. zelfs tegenover koningen. Zoover hebben spreker
en zijne partijgenooten het nog niet gebracht. Beter
dan wat de heer Feddema doet is eens te overwegen
of het voorstel van spreker en zijne partijgenooten
omtrent de inrichting van het scheidsgerecht niet
zeer praktisch is en niet de meeste waarborgen biedt
voor onpartijdigheid.
De heer Oosterhoff (wethouder) wijst er op dat de
lieer do Jong in eersten termijn heeft gesproken over
klasse-justitie en gezegd, dat de rechters bevooroordeeld
zijn, omdat zij uit een ander milieu komen dan de
beklaagden. Daarmede is dus meteen uitgemaakt,
dat de door Burgemeester en Wethouders aan te
wijzen scheidsrechters in den regel ook partijdig
zullen zijn. En nu is het toch wel eigenaardig den
heer de Jong terstond daarna te hooren beweren, dat
de werklieden, die toch ook uit een bepaald sociaal
milieu komen, als scheidsrechters geheel onpartijdig
zullen zijn.
De heer G. W. Koopmans heeft gezegd dat Burge
meester en Wethouders niet hebben aangetoond, dat
hun scheidsgerecht beter is dan het door hem voor
gestelde. Dat raadslid heeft zeker niet goed geluisterd.
Spreker heeft toch gezegd dat de gestrafte werkman
in een scheidsgerecht, zooals Burgemeester en Wet
houders zich dat denken, zelf zijn vertrouwensmannen
kan aanwijzen. Ook heeft hij gewezen op het
voordeel voor elk bijzonder geval deskundigen te
kunnen benoemen. Bij een permanent scheidsgerecht
kan dit niet.
De heer Lautenbach heeft over de denkbeeldigheid der
bezwaren gesproken. Tot zekere hoogte stemt spreker
dat toe, maar den heer Lautenbach is het niet onbe
kend dat de verhouding tusschen de verschillende
vereenigingen alles behalve vriendschappelijk is en
dat bovendien de niet aangeslotenen met een kwaad
oog worden aangezien. Het staat daarom voor spreker
vast, dat, als twee leden van het scheidsgerecht zullen
worden gekozen door alle werklieden, dit zullen worden
twee mannen van de meerderheid.
Do heer Zandstra heeft spreker een reprimande
gegeven naar aanleiding van het gebezigde woord
oppermachtig. Dat raadslid heeft spreker verkeerd
begrepen. De bedoeling is geweest dat Burge
meester en Wethouders eene aanbeveling indienen
voor het 3e lid, ten einde aan de stemming eenige
leiding te geven. De Raad kan daarbuiten gaan,
zoodat de invloed van Burgemeester en Wethouders
slechts gering is.
De heer Beekhuis heeft met veel aandacht de dis
cussie gevolgd. Het heeft hem getroffen dat de woorden
partijdigheid en onpartijdiheid daarbij schering en
inslag zijn geweest. Nu had men echter, daarover
sprekende, twee soorten van partijdigheid en onpar
tijdigheid moeten onderscheiden, nl. van partijdigheid
in het algemeen, d. i., men behoort tot zekere partij
en is geneigd daarvoor partij te kiezen en met de
partijdige of onpartijdige uitspraak in een bepaalde
zaak. Van deze laatste partijdigheid zal bij een per
manent scheidsgerecht geen sprake zijn.
De heer Lautenbach acht het een onverdedigbaar
standpunt om den Raad de verkiezing van de commissie
op te dragen, alléén om de vrees van eene partij
stemming te voorkomen.
Dit is geheel de houding van dien Franschen koning,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1911. 109
die ten opzichte van zijn volk het standpunt innam
„over jullie, bij jullie, doch zonder jullie".
Het is eene voogdijopdringing aan de werklieden,
eene voogdij, waarvan de noodzakelijkheid op eene
onderstelling berust.
Zoolang die noodzaak niet bewezen is, hoopt spreker
dat de Raad dit voorstel zal verwerpen.
De heer OostsrhofF (wethouder) wil er den heer
Beekhuis nog op wijzen, dat het wel de zaak is waar
over het scheidsgerecht geroepen is te oordeelen, maar
dat bij die zaak toch steeds een bepaald persoon
betrokken is. Daardoor is de kans op partijdigheid
groot.
De heer Feddema wil iets zeggen naar aanleiding
van het door den heer Lautenbach gesprokene. Deze
heeft n.l. gezegd, dat de arbeiders, wanneer sprekers
voorstel wordt aangenomen, weer een voogd zullen
krijgen. Dit is niet het geval maar het zal wel zoo
worden als het scheidsgerecht wordt samengesteld in
den geest van het voorstel-Koopmans, Jansen, Lauten
bach. Bij een permanent door den Raad gekozen
scheidsgerecht zal de rechtspositie van de werklieden
het meest veilig zijn. Dat is geen voogd over de
werklieden. Spreker gelooft dat men van een voogd
zou kunnen spreken, bij een voor elk geval incidenteel
samengesteld scheidsgerecht en bij een scheidsgerecht,
gekozen voor een gedeelte door de sociaal-democratische
meerderheid der gemeentewerklieden.
De Voorzitter wenscht ook nog een enkel woord te
spreken ter verdediging van het voorstol van Burge
meester en Wethouders en ten slotte zoo mogelijk
nog misvatting van dat voorstel weg te nemen. Hij
doet dat met eene zekere voorliefde, want, in strijd
met wat de heer Zandstra veronderstelde, hebben
Burgemeester en Wethouders de uitwerking van de
instelling van het scheidsgerecht allerminst met tegen
zin ter hand genomen. Dat behoefdo trouwens niet
te verwonderen; toen eenmaal het Werklieden-
regiement was tot stand gebracht, begreep men ook
dezerzijds dat een scheidsgerecht behoorde te volgen,
nog afgescheiden van het feit dat men wel kon aan
nemen, dat do meerderheid van den Raad het scheids
gerecht begeerde. Ook al zag men de noodzakelijk
heid er niet van in, zoo kon men zich toch zonder
eenigen tegenzin tot de uitwerking van het beginsel
nederzetten.
Nu wordt heden middag doorloopend de uitdrukking
„permanent scheidsgerecht" gebezigd en dit scheids
gerecht gesteld tegenover dat van Burgemeester en
"Wethouders, dat men zon kunnen noemen „een
scheidsgerecht voor iedere zaak". Leden, die nog
geen keuze hebben gedaan, moeten wel den indruk
hebben gekregen dat het „permanente" scheidsgerecht
iets zeer bizonders zal wezen. Spreker weet er thans
van, dat er mede bedoeld is, benoeming der leden
voor den tijd van één jaar en herkiesbaarheid dor
aftredende leden. Op de wijze van benoeming dier
leden, een ieder zal dit gevoelen en de heer Feddema
deed er in zijn motie duidelijk van blijken, komt het
natuurlijk aan. Het verschil tusschen het permanente
en het tijdelijke scheidsgerecht zit dan ook daarin
alleen vandaar de aanvallen op het stelsel van Burge
meester en Wethouders. Wel noemt men nu nog
als eene aanbeveling van het zoogenaamde permanente
scheidsgerecht, dat de leden meer routine krijgen en
dus meer waarborgen geven voor uniforme en goede
uitspraken, maar de heer Oosterhoff toonde reeds aan
dat die routine, bij wellicht 2 a 3 zittingen per jaar,
toch niet zoo heel veel gewicht in de schaal kan
leggen. Rest dus het voordeel der benoeming van
do leden door anderen dan den gestrafte. Spreker heeft
dat voordeel nog niet zoo erg duidelijk in het licht
zien stellenalthans het niet begrepen. Toen men
sprak van benoeming door den Raad, werden daar
duidelijk stemmen tegen vernomen. Tegen ieder
stelsel van benoeming, dat heden besproken werd,
zijn bezwaren ingebrachtmen hoorde tweeërlei be
zwaren óf dat de arbeiderspartij te veel-, of dat die
te weinig invloed op de benoeming zoude hebben.
Maar is dit nu voor den appellant wel do hoofdzaak?
Spreker meende altijd dat het voor dezen heel wat
belangrijker was dat hij in het scheidsgerecht twee
mannen kreeg naar zijne eigen keuze, die het beste
zijne belangen daarin konden behartigen. Eu die
gedachte „geef den appellant den grootst mogelijken
waarborg voor eene goede behandeling zijner zaak",
is met zekere voorliefde, zooals spreker reeds in den
aanvang zoide, door Burgemeester en Wethouders
uitgewerkt in het voorstel dat thans van hen ter
tafel ligt.
De heer Zandstra acht slechts ééne wijze van be
noeming goeddie door de organisatie der arbeiders.
Dit is misschien van het standpunt van den heer
Zandstra zeer juist gezien, maar de vraag waar 't op
aankomt is deze geeft die wijze van benoeming aan
den gestrafte meer waarborgen voor goede behandeling
zijner zaak dan bij het stelsel van Burgemeester en
Wethouders? En die vraag moet ontkennend beant
woord worden. Stel dat de arbeidersorganisatie of
alle arbeidersorganisatiën te zamen 2 leden voor het
scheidsgerecht aanwezen, de personen A en B. Dan
zullen, in het stelsel van den heer Zandstra, A en B
in ieder scheidsgerecht zitting nemen, onverschillig
of de appellant met die heeren al dan niet sympathiseert.
In het stelsel van Burgemeester en Wethouders kan
de appellant ooTc A en B kiezen, als zij zijne ver
trouwensmannen zijn, doch daarnaast is hij vrij om,
als hij aan anderen de voorkeur geeft, bijv.C en
D te kiezen.
Daaraan zou spreker, die liever door zich zeiven
dan door anderen ziet uitgemaakt wat zijn persoonlijk
belang medebrengt, nog al iets gelegen zijn. Spreker
meent hierdoor voldoende te hebben aangetoond, dat
het groote woorden en ook holle woorden zijn, als
men beweert dat Burgemeester en Wethouders slechts
oen surrogaat van een scheidsgerecht hebben geleverd
en dat zij de arbeiders onder voogdij stellen en hunne
rechten trachten te verkorten. Het kan ten slotte
noch spreker, noch een zijner medeleden in het
dagelijksch bestuur, iets schelen hoe het scheidsgerecht
wordt samengesteld, maar wel kan het hun schelen
dat hun werk als slecht wordt aangeduid en dat men
tracht met groote woorden andere stelsels aan te
prijzen, die in het wezen der zaak den arbeiders meer
„tot knechten maken", maar dan van ééne opper
machtige organisatie, dan het stelsel van Burgemeester
en Wethouders, dat volkomen vrijheid van keuze
waarborgt. Trouwens wie weet dat beter dan spreker
Spreker verkeert in het zeer bijzondere geval dat hij
wel eenige ervaring van de werking van scheidsge
rechten bezithij werd in de laatste zes jaren meer
malen geroepen tot het voorzitterschap van een
scheidsgerecht van een onzer groote spoorwegmaat
schappijen, waarvan de 4 leden op overeenkomstige
wijze worden gekozen als in het voorstel van Burge
meester en Wethouders. En dio ervaring heeft bij
hem, evenals zoo straks bij den heer Beekhuis, wei
eenige verbazing doen ontstaan over de heden zoo
herhaaldelijk geuite vrees voor partijdigheid en voor
intimideering en voor wat voor ijselijko dingen meer.
Spreker's ervaring is gelukkig eene gansch andore.
In de scheidsgerechten die hij presideerde, heeft hij
zoowel de door den appellant gekozen leden hooren
stemmen vóór handhaving der opgelegde straf, als
de door de directie gekozen loden vóór vernietiging