130 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juni 1911.
college, ten hoogste tot het overgebleven bedrag,
dat boven werd genoemd en waarin het Rijk de helft
zal dragen, moeten dienen, zoodat wij U in over
weging meenen te mogen geven te besluiten
Burgemeester en Wethouders ten laste van volgno. 161
der loopende begrooting van uitgaven „Voortzetting
der werken tot herstelling van de Oldehove" een
crediet te verleenen ten hoogste tot een bedrag van
160.ten behoeve van de uitgave van een werkje,
de pas afgeloopen restauratie van dat bouwwerk be
treffende, onder voorwaarde dat een 10-tal exemplaren
daarvan gratis ter beschikking van het gemeente
bestuur wordt gesteld.
Wordt voorgesteld dit voorstel in eene volgende
vergadering te behandelen.
De heer Feddema heeft toevallig inzage gehad van
het stuk, dat de secretaris der commissie voor de
restauratie van de Oldehove van dit werk heeft ge
maakt. Het is een lijvig stuk geworden. De be
doeling der commissie nu is om het uit te geven,
toegelicht door photo's, welke gedurende de restauratie
zijn gemaakt. Hiervoor vraagt zij nu van gemeente
wege te mogen beschikken over de plm. 160.
die van de voor de restauratie beschikbaar gestelde
som zijn overgebleven, terwijl de andere 80.reeds
door het Rijk zijn toegezegd. Waar het nu de be
doeling is van den voorzitter der commissie, den
Commissaris der Koningin, om de overdracht aan de
gemeente op 31 Augustus te doen plaats hebben, zou het
dezen aangenaam zijn dat het boekje alsdan gereed was.
Spreker stelt daarom voor dit voorstel nog heden in
behandeling te nemen. Het betreft niet een zaak
van overwegend belang, daar het te doen is om de
80.die overgebleven zijn van het beschikbaar
gesteld bedrag.
De Voorzitter doet opmerken, dat de zaak is zooais
die door den heer Feddema is gereleveerd. Spreker
heeft met den Directeur der Gemeentewerken een
onderhoud gehad, maar bezwaar gemaakt tegen dade
lijke behandeling, omdat hij niet de verantwoorde
lijkheid wilde dragen den Raad een dergelijk voorstel
te doen. Overigens verklaart spreker, dat tegen
directe behandeling geen bezwaren behoeven te be
staan, behalve uit het oogpunt van de leiding dezer
vergadering.
"Van het toegestane crediet zal overblijven 160.
De commissie voor de restauratie wil nu graag het
rapport van dit werk uitgeven. Burgemeester en
Wethouders hebben daartegen geen bezwaar. Boven
dien meende men beter met een uitgever te kunnen
onderhandelen als de behandeling niet tot de volgende
vergadering werd uitgesteld. De restauratie-com
missie wil de restauratie op 31 Augustus aan de ge
meente overdragen en zou dan gaarne zien dat het
boekje ware afgedrukt. Daarom zou het wel wen-
schelijk zijn het voorstel thans in behandeliug te nemen,
te meer daar het boekje nog al eenige photo's zal
bevatten, waarvan het drukken nog al wat tijd kost.
Spreker vreest dat het niet klaar komt als pas in de
volgende vergadering het desbetreffend besluit wordt
genomen.
Den heer Zandstra is de zaak niet recht duidelijk.
Hij is niet in staat om thans voldoende over de zaak
te oordeelen en zou het voorstel daarom liever in de
volgende vergadering willen behandelen. Hij heeft
dan den tijd tot het inzien der stukken.
De Voorzitter kan den heer Zandstra wel inlichten.
Spreker kent de photo's, gemaakt gedurende den bouw
en de ondergraving. Hij weet dat hetgeen van de
restauratie te boek is gesteld, voor de gemeente en
uit historisch oogpunt waarde heeft. Het geschrift
is oorspronkelijk aangeboden aan den Oudheidkundigen
Bond. Deze bond heeft het echter niet in zijn orgaan
kunnen opnemen, daar het te groot van omvang is.
Toch zag de commissie het gaarne gepubliceerd.
Daarom heeft de voorzitter, de Commissaris der
Koningin, aan den Minister van Binnenlandsche Zaken
geschreven, dat er van het door Rijk en gemeente
beschikbaar gestelde bedrag vermoedelijk 160.
zou overblijven en gevraagd of de Minister ook be
zwaar had tegen de uitgifte van het rapport. De
Minister heeft geen bezwaar gemaakt, de 80.
toe te staan op voorwaarde dat het departement van
Binnenlandsche Zaken 5 exemplaren zoude krijgen.
Spreker stelt zich dan ook voor dat niemand der
raadsleden bezwaar zal hebben de overgebleven ƒ80.
beschikbaar te stellen.
De heer Feddema wil nog gaarne een poging aan
wenden om den heer Zandstra tot andere gedachten
te brengen en hem over te halen goed te vinden, dat
het voorstel nog heden wordt behandeld. Het is eene
kwestie van ondergeschikt belang. Er is voor de
restauratie 30,000.door het Rijk en de gemeente
beschikbaar gesteld. Daarvan is over 160.
van de gemeente dus 80.Nu wenscht de com
missie het rapport, waarin o.a. voorkomt een geschied
kundig verhaal over het ontstaan der Oldehove en
de wijze waarop de verzakking heeft plaats gehad,
te doen drukken en uitgeven. Het is voor het ge
meente-archief alleen wel 80.— waard dit rapport
gedrukt te hebben. Aan het drukken en uitgeven
echter zijn veel kosten verbonden. Om het nu een
uitgever wat smakelijk te maken wordt voorgesteld
dezen in de kosten, die wel 400.zullen be
dragen, met de overgebleven 160.tegemoet te
komen. Dit is alles wat er van deze zaak is te zeggen,
zoodat de heer Zandstra nu ook volkomen is ingelicht.
Spreker zou dan ook gaarne zien dat de heer Zandstra,
waar het nog zoo kort dag is vóór 31 Augustus,
over zijne bezwaren heen kon stappen.
Met 19 stemmen tegen 1 stem wordt besloten tot
dadelijke behandeling.
Vóór stemmen de heeren Berghuis, J. Koopmans,
Beucker Andreae, Wilhelmij, Fransen, G. W. Koopmans,
Lautenbach, Feddema, Hartelust, Oosterhoff, Komter,
Schoondermark, Haverschmidt, Tijsma, Feitz, Menalda,
Baart de la Faille, Burger en Besuijen.
Tegen de heer Zandstra.
De beraadslaging over het voorstel wordt geopend.
De heer Zandstra heeft op de geschiedenis, zooals
die door den heer Feddema is medegedeeld, niets
tegen. Hij heeft ook geen bezwaar tegen de uitgifte
van het rapport, maar hij is er tegen omdat de over
dracht aan de gemeente op 31 Augustus moet ge
schieden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake het adres van P. van de Wint e.a. om ver
betering van den Harlinger trekweg.
Zal in eene volgende vergadering worden behandeld.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juni 1911. 131
De Voorzitter deelt nog mede dat door den heer
Lautenbach verlof is gevraagd het woord te mogen
voeren over een punt, vreemd aan de orde van den
dag. Dit raadslid wenscht n.l. Burgemeester en
Wethouders vragen te stellen over de toepassing der
loonklassen en de loonen der gemeentewerklieden.
Spreker stelt voor den heer Lautenbach, na afhandeling
der agenda, het gevraagde verlof te verleenen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van een tydelijken wethouder voor het
tijdvak van 17 Juli tot en met 15 Augustus 1911.
Uitgebracht zijn 20 stemmen, verdeeld als volgt
op den heer H. Beucker Andreae 14 stemmen op
elk der heerenC. L. B. J. Feitz, D. Lautenbach,
mr. C. Beekhuis 1 stem, terwijl 2 briefjes in blanco
zijn ingeleverd en 1 van onwaarde wordt verklaard.
De heer H. Beucker Andreae is alzoo benoemd.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
mej. 1. M. Kist op haar verzoek eervol ontslag te ver
leenen als leer ar es aan de school van Middelbaar Onderwijs
voor meisjesonder toekenning van pensioen.
Dit voorstel luidt als volgt
Door mejuffrouw I. M. Kist wordt bij nevensgaand
adres met bijgevoegd medisch attest van haar huisarts,
met ingang van 1 September 1911, op grond van on
geschiktheid wegens ziels- en lichaamsgebreken, eervol
ontslag gevraagd als leerares in de Duitsche taal en
letterkunde aan de school van middelbaar onderwijs
voor meisjes, alhier, onder toekenning van een pensioen
uit de gemeentekas.
Omtrent deze ontslagaanvrage is door ons het
advies ingewonnen van de Commissie van Toezicht
op en den Inspecteur van het middelbaar onderwijs,
die beiden adviseeren tot inwilliging van het verzoek.
Met betrekking tot haar gezondheidstoestand lieten
wij op de gewone wijze een onderzoek instellen door
den geneesheer-directeur van het stads-ziekenhuis.
Het resultaat daarvan is neergelegd in het hierbij
gaand rapport, waaruit blijkt, dat, al kan door hem
niet met positieve zekerheid worden verklaard, dat
adressante uit hoofde van de meegedeelde gebreken
niet meer in staat is hare betrekking naar behooren
waar te nemen, er alle reden is in casu genoegen te
nemen met de bij het adres gevoegde verklaring van
den huisarts. Wij meenen dat Uwe Vergadering zich
hierbij zal kunnen nederleggen.
In verband met het verzoek om toekenning van
pensioen merken wij op, dat adressante een diensttijd
heeft van 28 jaren, terwijl haar pensioensgrondslag,
gemiddeld over de laatste 15 jaar, 1500.bedraagt.
Volgens de bepalingen van de artikelen 36 der ver
ordening omtrent het verleenen van pensioen aan
ambtenaren, bedienden en werklieden in dienst der
gemeente of van gemeentelijke instellingen, waarvan
de tekst laatstelijk is bekend gemaakt bij gemeenteblad
no. 2 van 1910, zal het pensioen, dat aan adressante
eventueel kan worden verleend, f 700.bedragen.
Op grond van een en ander hebben wij de eer U
voor te stellen te besluiten
aan mejuffrouw I. M. Kist, op haar verzoek, met
ingang van 1 September 1911, eervol ontslag te ver
leenen als leerares in de Duitsche taal en letterkunde
aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes,
alhier, zulks onder toekenning van een pensioen ten
laste van de gemeentekas tot een bedrag van 700.
per jaar.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
A. Burg, alhier, recht van opstal te verleenen voor het
bouwen van een schiphuis op een gedeelte van het kadastrale
perceel sectie G no. 7193, behoorende tot de zathe en landen
op Kleijenburg.
Dit voorstel luidt als volgt
Door A. Burg, koopman, alhier is, met het oogmerk
om ter plaatse een schiphuis te bouwen, tot ons het
verzoek gericht van de gemeente het recht van op
stal te mogen verkrijgen op een aan het Vliet gelegen
gedeelte, groot 15 X 4 M. 60 M2., van het ka
dastraal perceel sectie G no. 7193, behoorende tot de
boereplaats der gemeente op Kleienburg en gren
zende ten westen aan no. 7194, in opstal bij Jhr. A.
van Sminia.
Die grond is echter thans nog in huur bij R. E.
van der Weide, doch kan, blijkens de bepalingen van
het loopende huurcontract, tegen toekenning van een
volgens die bepalingen berekende schadeloosstelling,
te allen tijde aan de huur worden onttrokken. Het is
billijk, dat die schadeloosstelling eventueel door adres
sant wordt betaald.
Bezwaren tegen de inwilliging van het verzoek
bestaan dan ook niet. Daarom hebben wij adressant
medegedeeld bereid te zijn Uwer Vergadering een
daartoe strekkend voorstel aan te bieden, mits hij
vooraf verklaarde met hem medegedeelde, aan de uit
gifte in opstal te verbinden voorwaarden genoegen
te nemen. Die verklaring is bereids door hem in
gezonden.
Op grond van het voorafgaande hebben wij de eer
U mitsdien voor te stellen te besluiten
aan Age Burg, koopman, alhier, een gedeelte, on
geveer ter plaatse als door hem is aangevraagd, groot
circa 60 M2., de juiste plaats en grootte nader door
een landmeter van het kadaster uit te meten, van
het kadastraal perceel sectie G no. 7193, met ingang
van 1 Juli 1911 tot wederopzeggens toe, tegen een
jaarlijksch recht van ƒ10.in opstal af te staan,
om ter plaatse een schiphuis te bouwen, onder de
volgende voorwaarden
1. De uit te graven grond moet door en voor
rekening van adressant worden vervoerd naar plaatsen
door of vanwege den Directeur der gemeentewerken
aan te wijzen en aldaar volgens diens aanwijzing
worden verwerkt.
2. De boorden van het Vliet naast het te bouwen
schiphuis moeten ten genoegen van den Directeur der
gemeentewerken over eene lengte van 1 Meter weder
zijds behoorlijk door en ten koste van den opstal
houder tegen grondafslag beveiligd worden en blijven.
3. Binnen twee maanden na het eindigen van het
recht van opstal moet door en op kosten van den
opstalhouder het schiphuis en al hetgeen zich verder
op den grond mocht bevinden geheel verwijderd, de