182 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juni 1911. voor dat schiphuis gemaakte sloot met zand of klei grond gedempt en aan de zijde van het Vliet en van de eventueel naast liggende sloot tegen uitzakking of uitspoeling van grond de noodige versterking aan gebracht zijn, een en ander ten genoegen van Bur gemeester en Wethouders. 4. Het verschuldigde recht moet door den opstal houder bij vooruitbetaling jaarlijks vóór of op den 15en Juli, voor het eerst in 1911, ten kantore van den ontvanger dezer gemeente worden betaald. 5. Door adressant moet vóór 15 Juli 1911 de huurder van het terrein over het loopende huurjaar schadeloos gesteld worden voor gemis van genot, welke schadeloosstelling volgens de betrekkelijke huurover eenkomst wordt berekend en bestaat in tweemaal de som, die als huur voor het afgestane terrein geacht moet worden verschuldigd te zijn, zijnde in totaal 1. en wijders op de bepalingen, welke Burgemeester en Wethouders noodig zullen oordeelen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om van C. Bijkerk Hzn., alhier, tegen den prijs van f 15.in eigendom over te nemen een gedeelte van zijn terrein op den hoek van het Zuidvliet en de Bote van Bohwertsiraat. Dit voorstel luidt als volgt Op den oostelijken hoek Zuidvliet-Bote van Bols- wertstraat ligt het winkelhuis van C. Bijkerk, dat vóór den gevel aan de Vlietzijde een stoep en aan den kant der Bote van Bolswertstraat een bleekveldje heeft. De bedoeling van den eigenaar is om het gedeelte van de bleek, dat aan de zijde van het Vliet ligt, bij gelegenheid van de vernieuwing van het hek werk aldaar open te houden en hij biedt dit stuk grond, dat circa 5 M2. groot is, tegen 15.in koop aan de gemeente aan. Wordt op dit verzoek ingegaan en dit gedeelte grond bij de openbare straat getrokken, dan kan, nu weldra de stoomtram ter plaatse zal passeeren, de veiligheid van het verkeer aldaar er slechts bij winnen, zoodat wij het met den Directeur der Gemeentewerken geraden achten het aanbod te aanvaarden. Wij stellen U alzoo voor te besluiten van C. Bijkerk Hz. alhier in koop voor de som van f 15.over te nemen een perceel grond aan het Zuidvliet en de Bote van Bolswertstraat, uitmakende, zooals op de overgelegde teekening is aangegeven, het noord-westelijke gedeelte van het kadastrale per ceel sectie G no. 5679, bekend als huis en erf, groot 5 M2., de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster op te meten, terwijl de kosten der akte en hare overschrijving, alsmede de kadastrale uitmeting komen voor rekening der gemeente. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot on- invorderhaarverklaring van aanslagen a. in de belasting op het inkomen, diensten 1906, 1907, 1908, 1909 en 1910; b. wegens schoolgeld voor onderwijs aan de openbare lagere scholen, diensten 1908, 1909 en 1910 c. wegens schoolgeld voor onderwijs aan gemeente- bewaarschoolen, diensten 1908, 1909 en 1910 d. wegens schoolgelden voor onderwijs aan de burger avondschool, diensten 1909 en 1910; e. in de belasting op het houden van honden, diensten 1909 en 1910; f. in het kadegeld, dienst 1910. De beraadslaging wordt geopend. Do heer Komter zou de volgno's 49, 87, 204, 214 en 242 van het kohier 1910 voorloopig willen aan houden. Het zijn kleine posten en de woonplaatsen van hen, ten wier name zij staan, waren destijds on bekend. Thans zijn die woonplaatsen bekend en kan nog worden onderzocht of de betrokken personen in staat zijn het verschuldigde te betalen. De heer G. W. Koopmans wijst er op dat onder volgno. 292 op het kohier 1910 een post voorkomt van ƒ80. hoofdsom. De betrokken persoon heeft het 1/2 ge deelte op tijd betaald. In de toelichting nu staat „volgens inlichtingen is een proces-verbaal van on vermogen ten opzichte van de grondbelasting opge maakt". Dit is echter geen motief voor oninvorderbaar- verklaring van den aanslag in den Hoofdelijken Omslag. Het komt spreker toch vreemd voor dat iemand, die voor f 80.is aangeslagen en de helft van dien aanslag op tijd betaalt, plotseling onver mogend wordt. Spreker wil ook dezen post aan houden en de vervolging ten einde brengen. De heer Komter had gedacht dat de heer G. W. Koopmans iets wist van de financieele omstandigheden van den betrokken persoon. Spreker is er niet tegen ook dit volgno. voorloopig aan te houden. Bur gemeester en Wethouders kunnen het altijd bij een voorstel tot oniuvorderbaarverklaring weer bijvoegen. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders, met dien verstande evenwel dat de volgno's 49, 87, 204, 214, 242 en 292 van het kohier van den Hoof delijken Omslag 1910 voorloopig behouden blijven. De Raad gaat in comité-generaal ter behandeling van 6. het Rapport der Commissie voor de reclames omtrent bezwaarschriften tegen aanslagen in den Hoofdelijken Omslag, zoo in eersten aanleg als in beroep, dienst 1910. Na heropening is aan de orde 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om voor de stichting der electrische centrale aan te wijzen het aan de gemeente behoorend perceel weiland, gelegen tusschen het Zuidvliet en den Kanaalweg N.Z., onmid dellijk beoosten den Poppeweg. Bij Uw besluit van 13 dezer, waarbij ons college gemachtigd werd over den reeds op de begrooting aangebrachten post te beschikken voor de oprichting der electrische centrale volgens de plannen van den heer Bellaar Spruyt, werd de aanwijzing der plaats van stichting nader voorbehouden. Gelijk wij in het ff- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juni 1911. 133 debat al hebben doen uitkomen en ook de ovenge noemde deskundige in een voor den Raad reeds den vorigen keer ter visie gelegden brief, waarbij een teekening ter toelichting was gevoegd, aanraadde, wordt voor die plaats het best bestemd het perceel weiland aan den Kanaalweg N. Z., ten westen van het terrein der firma Molema, Landeweer en Stemmer en verder begrensd door den Poppeweg en het Vliet. Het is groot 1.10 H.A. en thans verhuurd aan R. E. van der Weide, huurder der zathe en landen op Kleijenburg, waarvan het deel uitmaakt. Al meende Uwe Ver gadering den 13en dezer niet voldoende ingelicht te zijn om ter zake een beslissing te nemen, het is ons niet mogelijk andere motieven aan te voeren, die voor deze aanwijzing pleiten dan den Raad reeds geruimen tijd bekend zijn. Het zijn de navolgende. Voor aanvoer van steenkool ligt het gunstig aan hot watertramaansluiting, zoo noodig, zou verkregen kunnen worden. Het heeft bovendien het voordeel van aan twee vaarwaters gelegen te zijn, wat bij aan wending van turbines, die, gelijk hier, water zouden moeten trekken uit niet regelmatig afstroomende kana len, een bepaald vereischte is, omdat voorkomen moet worden dat aan die machines afgewerkt en niet vol doende koel water zou worden toegevoerd. Vooral dit laatste voordeel wordt gemist, indien een terrein aan de overzijde van het Nieuwe Kanaal gekozen werd, waarop in den boezem Uwer Vergadering reeds ge zinspeeld is. Eindelijk is het perceel volgens de bepaalde verzekering van den deskundige voldoende groot voor het beoogde doel, zelfs om, gesteld dat dit moest, een electriciteitsfabriek te stichten die de geheele provincie zou kunnen bedienen. Het geheele stuk zal niet dadelijk noodig zijn, zoodat aanvankelijk het noordelijk gedeelte zou kunnen worden verhuurd, waarvan, al naar mate de behoefte, later weer kan worden afgenomen en bij het emplacement der cen trale gevoegd. Wij stellen U voor te besluiten voor de stichting der electriciteitsfabriek te bestemmen het perceel land geheel of, indien noodig, daarvan het meest zuidelijk gedeelte deel uitmakende van de zathe en landen op Kleijenburg, kadastraal bekend in sectie G no. 6247 als weiland, ter grootte van +1.10H.A., voor zoover het gelegen is tusschen het Vliet en het Nieuwe Kanaal, onmiddellijk ten oosten van den Poppeweg. De beraadslaging wordt geopend. De heer J. Koopmans spreekt in de eerste plaats zijne erkentelijkheid uit voor de welwillende houding, door den Raad in de vorige vergadering aangenomen, waardoor het den leden der Gascommissie mogelijk is geworden hunne inzichten tegenover die van Burgemeester en Wethouders aan den Raad kenbaar te maken. Spreker doet dit mede namens de andere leden, voorzoover niet zij ook het woord over deze zaak wenschen te voeren en kan hierbij mededeelen, dat zij geheel zijne inzichten deelen. Stond spreker voor vier weken in de geheime vergadering onvoor bereid alleen, bij onderlinge besprekingen in dezen tijd gevoerd, is het gebleken, dat er volkomen over eenstemming tusschen hen bestaat. Naast groot verschil van meening tusschen Burge meester en Wethouders en de Gascommissie over de voorbereiding van het oprichten der electrische centrale, zijn er een paar punten, waarover men het eens is kunnen worden. Een hiervan is, dat de plaats, waar de centrale zou worden gesticht, niet zou zijn Achter de Hoven op een terrein aan de Potmarge, doch aan het Nieuwe Kanaal, dat door ligging aan grootscheepsvaarwater, dat tevens goed bedrijfswater bevat, vele voordeelen aanbiedt. Doch daarbij loopen de inzichten weder uiteen, waar Burgemeester en Wethouders aan het terrein aan de noordzijde, aan den Poppeweg naast de fabriek van de heeren Molema, Landeweer en Stemmer, de voorkeur geven, terwijl de Commissie meent, dat de centrale op het terrein 2de Kanaalpand zuidzijde moet worden gesticht. Burgemeester en Wethouders verdedigen hun stand punt, door op den voorgrond te stellen het advies van den deskundige, den heer Bellaar Spruijt. Deze zegt, dat het terrein aan de noordzijde zoo uiterst geschikt is, omdat het de gelegenheid biedt het water, benoodigd voor de condensatie, uit het eene kanaal op te nemen en in een ander weer te loozen, terwijl dit aan de zuidzijde niet zou kunnen plaats hebben. De leden van de gascommissie deelen dit bezwaar niet. Ook aan de zuidzijde kan men een dergelijken toestand scheppen, wanneer de fabriek op het uiterste Kanaal- pand wordt geplaatst. Men kan dan het water van de Tijnje toevoeren en in het Nieuwe Kanaal weer loozen of omgekeerd. Doch noodzakelijk is zulks niet. Even goed kan men voor den bouw het vooreinde nemen, dat bij voldoende diepte een onbeperkte lengte heeft, als men maar zorgt het condenswater op een behoorlijken afstand van het toevoerpunt te laten afvloeien. Dit water koelt trouwens in een zoo diep water als het Nieuwe Kanaal zeer spoedig af. Op eene pertinente vraag van den heer Feitz aan den heer Bellaar Spruijt verklaarde deze dan ook uitdruk kelijk, dat er bij hem geen overwegende bezwaren tegen de zuidzijde bestonden. Deze beschouwingen hebben niet de minste betrek king op de thans gemaakte installatie, die slechts een provisorische is en waarbij kleine stoommachines worden genomen. Zelfs zou het opgeworpen bezwaar niet eens gelden, indien men in de toekomst de centrale uitbreidde en dan groote stoommachines zou nemen, doch alleen wanneer voor een eventueele groote electriciteitsfabriek turbines als bedrijfskracht zouden worden aangewendmaar zooals reeds is aan getoond, kan men in dit opzicht aan de zuidzijde over dezelfde voordeelen beschikken, die men aan den noordkant heeft, terwijl men daarentegen aan de zuidzijde belangrijke voordeelen kan aanwijzen, die het door Burgemeester en Wethouders aanbevolen terrein missen, juist dan wanneer in de toekomst eene zeer groote fabriek zal blij ken noodig te zijn. Spreker dacht van circa 4000 P. K., terwijl de heer Bellaar Spruijt zelfs van 10.000 P. K. gewaagde. Of het dan eene gemeentelijke zal kunnen zijn, mag worden betwijfeld. In de eerste plaats is als direct voordeel te noemen de aanvoer van de steenkolen per tram direct op het terrein. Burgemeester en Wethouders kunnen de bij de concessievoorwaarden aan de Nederlandsche Tram weg Maatschappij bedongen bepaling toepassen, dat de Maatschappij verplicht is de tramlijn van de Willem Lodewijkstraat tot aan de Tijnje door te trekken, als dit voor het stichten van fabrieken op het 2de Kanaalpand zal blijken noodig te zijn. Voert men op deze wijze de kolen aan, dan zal dit eene belangrijke besparing geven in de transport kosten, wat van de grootste beteekenis is voor eene economische exploitatie, indien de fabriek tot de verwachte capaciteit wordt uitgebreid. De steenkolen zijn de eenige benoodigde grondstof, doch het gebruik is groot en deze post maakt een belangrijk deel van de algemeene exploitatiekosten uit. Nu bestaat ook de gelegenheid ze per schip aan te voeren, wat voor de beide terreinen gelijk staat, maar het is spreker gebleken, door informatie bij de vertegenwoordigers van het Rheinische-Westfalische kolensyndicaat, dat zulks vooreerst, zoolang het Dortmund-Eemskanaal niet tot aan de schacht der kolenmijn is doorgetrokken, duurder uitkomt. Bedoeld wordt kolen uit die mijnen, die als de beste Duitsche kolen bekend zijn en voor

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 3