138 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juni 1911. nog duidelijker kon zijn. Hij had moeten nemen eene vereeniging met 100 leden en een met 50. Dan zal, in het systeem van Burgemeester en Wethouders, de groep van 100 alle scheidsrechters krijgen. Wordt echter sprekers amendement aangenomen en moet er een herstemming plaats hebben, dan kunnen de minder heden samengaan en de groote vereeniging overstem men. De heer Lautenbach zegtik wil niet de grootste groep laten heerschen over de andere. Wanneer alle groepen eens 20 leden hebben en er is één met 22, dan zal deze altijd alle scheidsrechters kiezen. Is dat dan beter dan de helft 1 Spreker gelooft dat de heer Lautenbach zich heeft vergist en hij hoopt dat dit raadslid zal inzien een wiskundige dwaasheid te hebben begaan. De heer Oosterhoff (wethouder) wil alleen mede- deelen dat deze wijze van verkiezing door Burgemees ter en Wethouders is voorgesteld met de bedoeling om deze zoo eenvoudig mogelijk te maken. Spreker stelt zich voor dat er niet iemand zal worden gekozen met een luttel aantal stemmen. Hij is van oordeel dat de gekozenen wel zooveel stemmen zullen krijgen, dat men niet zal kunnen zeggen, dat de gemeente werklieden geen vertrouwen in hen stellen. De heer G. W. Koopmans moet even den heer Besuijen antwoorden. De heer Besuijen zegt dat spreker zich vergist en dat het niet goed komt, waar spreker als voorbeeld neemt vereenigingen met 50-, 83- en 17 leden. Spreker moet er op wijzen dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders spreekt van de meeste stemmen. De heer Besuijen zegt daarentegen als er herstemming komt, maar daarvan is bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders geen sprake. De heer Besuijen meent uit de bestrijding door den heer Oosterhoff te mogen concludeeren, dat sprekers voorstel beter is. Hij zegt alleen dat Bur gemeester en Wethouders hun voorstel hebben gedaan om de verkiezing zoo eenvoudig mogelijk te maken. Deze bestrijding is de beste aanbeveling voor sprekers amendement. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Besuijen wordt verworpen met 10 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen de heeren Zandstra, J. Koopmans, Fransen, G. W. Koopmans, Hartelust, Haverschmidt, Menalda en Besuijen. Tegen de heerenBerghuis, Beucker Andreae, Lautenbach, Feddema, Oosterhoff, Schoondermark, Komter, Tijsma, Feitz en Burger. Artikel 6 wordt hierna overanderd met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is artikel 7. Het le en 2e lid worden met algemeene stemmen onveranderd vastgesteld. Aan de orde is het 3e lid. De heer Tijsma heeft eene kleine redactiewijziging voor te stellen. Spreker meent dat het niet mogelijk is een keuze al of niet aan te nemen. Zulks is wel het geval met het resultaat der keuze, de benoeming. Spreker stelt voor te lezenin de plaats van „de op hem uitgebrachte keuze", „zijne benoeming". Aldus gewijzigd wordt het 3e lid met algemeene stemmen vastgesteld. De heer Besuijen is van oordeel dat ook in het 2e lid in plaats van verkiezing „benoeming" moet staan. Hij stelt voor daarom nog even tot het 2e lid terug te keeren en de door hem voorgestelde verandering aan te brengen. Hiertoe wordt besloten en aldus gewijzigd wordt het 2e lid opnieuw vastgesteld. Aan de orde is artikel 8, le lid. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tijsma heeft ook hier eene redactiever betering voor te stellen. Er staattot leden enz. mogen niet worden gekozen. Dit zal moeten zijn kunnen niet worden benoemd. Spreker meent dat dit eenvoudiger en juister is. Men kan niemand toch beletten b.v. den Burgemeester te stemmen bij de verkiezing. Spreker heeft de eer voor te stellen te lezen in plaats van „mogen niet worden gekozen", „kunnen niet worden benoemd." De Voorzitter gelooft niet dat dit eene verbetering zal zijn, daar het tweede lid van dit artikel splitsing maakt tusschen een deel der scheidsrechters dat be noemd en een deel dat gekozen wordt. De heer Burger meent dat de redactie van Bur gemeester en Wethouders kan blijven staan als „mogen" veranderd wordt in „kunnen". De heer Tijsma trekt zijn amendement in. De beraadslaging wordt gesloten. Gewijzigd, als door den heer Burger is aangegeven, wordt het le lid met algemeene stemmen vastgesteld. Het 2e lid wordt met algemeene stemmen goed gekeurd. De artikelen 911 worden met algemeene stemmen onveranderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 12, met het daarop ingediende amendement-Besuijen. De heer Besuijen had niet gedacht dat verdediging noodig zou zijn, want hij had verwacht, dat Burge meester en Wethouders het amendement hadden over genomen. Het is duidelijk dat, waar men den arbeiders gelegenheid geeft zitting te nemen in het scheids gerecht, men dit ook praktisch uitvoerbaar moet maken. Het beginsel van presentiegeld is niet nieuw, want bij de commissie voor de Arbeidsbeurs en bij die voor het Werkloozenfonds bestaat het reeds. Het amendement ligt dus geheel in de lijn van reeds genomen beslis singen. Theoretisch is hier nu voor de arbeiders de mogelijkheid geopend om scheidsrechters te zijn, het artikel van Burgemeester en Wethouders maakt zulks echter praktisch onmogelijk. Vandaar het amendement. De heer Komter (wethouder) heeft geen bezwaar het amendement over te nemen, als de laatste zinsnede vervalt. Spreker wil de bepaling van wat een zitting is liever over laten aan de prudentie van het scheids gerecht zelf. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Juni 1911. 139 De heer Besuijen trekt de laatste zinsnede in, waarna het amendement door Burgemeester en Wethouders wordt overgenomen. De beraadslaging wordt gesloten. Het le lid wordt aldus gewijzigd met algemeene stemmen vastgesteld. Het 2e en 3e lid worden met algemeene stemmen onveranderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 13. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tijsma stelt voor om hier, evenals in artikel 20, te lezen in plaats van „wordt ingesteld door eene schriftelijke verklaring," „ingesteld door eene, door den werkman onderteekende verklaring." Spreker is van oordeel dat deze redactie juister en beter is. Zooals het artikel nu is geredigeerd is het de vraag, wat met eene schriftelijke verklaring bedoeld is. De Voorzitter wijst er op dat het tweede lid van artikel 49 van het Werkliedenreglement daarin voor ziet. Daar toch wordt de bevoegdheid van de werk lieden geregeld. Spreker is van oordeel dat de Raad niet bevoegd is daaraan uitbreiding te geven. De heer Tijsma meent dat deze uitbreiding toch ook wordt gegeven in artikel 20. Hier weet spreker niet wie de verklaring moet afgeven en wie haar moet teekenen. Formaliteiten moeten niet overdreven worden, maar men kan ze niet heelemaal achterwege laten. Een niet geteekende verklaring zou hier ook als memorie van appèl kunnen dienen. De voorgestelde wijziging wordt door Burgemeester en Wethouders overgenomen. De heer Tijsma vraagt waarom moet worden kennis gegeven aan den voorzitter en den secretaris. De Voorzitter antwoordt dat de Voorzitter anders toch den secretaris moet mededeelen, dat een beroep is ingesteld. De secretaris heeft een bepaalde taak in het scheidsgerecht, die in artikel 14, 2e lid om schreven is. De heer Besuijen wijst er op dat de secretaris half ambtenaar is, benoemd door Burgemeester en Wethouders, terwijl de voorzitter bij keuze door den Raad is benoemd. Daarom is het beter dat beiden kennis krijgen van een ingesteld beroep. Artikel 13 wordt, zooals het is gewijzigd, met al gemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is artikel 14, le lid. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tijsma vindt in dit en de volgende artikelen een ding leelijk, namelijk de uitdrukking „hij die het beroep instelde". Spreker zou dit overal willen vervangen door klager. De Voorzitter is van oordeel dat de redactie zeer duidelijk is. Het hoofdstuk heet toch ook „Van het beroep, als bedoeld in artikel 49, 2e lid, „van het Werkliedenreglement". De heer Tijsma klaagt niet over de onduidelijke, maar wel over de leelijke redactie. De beraadslaging wordt gesloten. Het le lid wordt met algemeene stemmen onver anderd vastgesteld. Aan de orde is het 2e lid. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra stelt voor hier in te lasschen „de werkman, die het beroep instelde, kan zich hierbij van een door hem zelf gekozen raadsman doen bijstaan." Spreker, die weet, dat niet alle werklieden evengoed kunnen lezen, dat is begrijpen wat er staat, wil den werkman daarom in de gelegenheid stellen bij het inzien der stukken iemand mee te nemen, die de zaak wel goed begrijpt. Men kan toch in dergelijke dingen niet te voorzichtig zijn. Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet houders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer OosterhofF (wethouder) acht het amendement bezwaarlijk. Den leden van het scheidsgerecht zal geheimhouding worden opgelegd en nu zal iemand, geheel daarbuiten staande, de stukken mogen inzien. Wat voor zekerheid heeft men dan dat de geheim houding wordt betracht? De werkman heeft voldoende gelegenheid op te nemen wat er in de stukken staat en kan dan raad vragen, wien hij wil. Bovendien zullen er tegenwoordig niet veel werklieden meer zijn, die niet kunnen lezen. Spreker wil niemand, buiten het scheidsgerecht staande, in de zaken mengen. De Voorzitter wijst er den heer Zandstra op dat hij beter zou doen den secretaris op te leggen de stukken aan den betrokken werkman te verklaren. De heer Zandstra voelt wel iets voor hetgeen de heer Oosterhoff zegt, maar doet opmerken dat de geheimhouding niet wordt opgelegd ten opzichte van de stukken, wel van de behandeling. Men kan een werkman, die de stukken, zijne zaak betreffende, leest, niet verplichten daar niet over te spreken. De heer Oosterhoff zegt dat er niet veel werklieden meer zijn die niet kunnen lezen. Spreker is van oordeel dat de meesten de stukken wel zullen kunnen stamelen, maar dan weten zij vaak nog niet wat ze beteekenen. Hij meent dat de werkman het recht heeft om te kunnen begrijpen wat over hem staat geschreven. Spreker voelt ook wel iets voor hetgeen de Voorzitter zegt, maar acht het toch beter dat de werkman zelf zijn raadsman kiest. De heer Burger is van oordeel dat de heer Zandstra verbazend bescheiden is. Hij houdt zich aan de kwestie, door dit artikel geregeld, maar hij zou veel sterker staan als hij artikel 15 er bij haalde. Spreker gelooft ook dat men den werkman dit recht niet kan onthouden. Hij staat zoover achter bij het college van Burgemeester en Wethouders, dat het spreker

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 6