144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juli 1911. Tonnenbezorgers staan in de 2e klasse. Spreker hoeft daarbij aangetroffen menschen met 33, 32 en minder dienstjaren, die eveneens 10.80 genieten. Hij vindt die regeling onbillijk. Wanneer zullen deze menschen het maximum halen. Velen hunner zijn nu reeds 50 jaar en ouder en hebben al lang het hoogte punt hunner krachten zien afnemen. Aschophalers staan in de le klasse. Er zijn veteranen bij met 41, 34, 32 en 27 dienstjaren Zij genieten J 10.80 en hebben dus nog twee verhoogingen noodig om het maximum dier klasse te bereiken. Dit acht spreker ook onbillijk. Wel is hun loon f 2.55 ver hoogd, maar zij missen ook hunne emolumenten, die de wethouder Hijlkema indertijd op 1.25 a f 1.50 schatte. Hunne verhooging is alzoo miniem, te meer, waar er zijn die na aftrek der emolumenten, die spreker op 1.25 taxeert, slechts 10 cent vooruitgaan. Hieronder zijn menschen met 7 dienstjaren. De timmerman aan de gasfabriek met 24 dienstjaren heeft het maximum loon, thans in de 4e klasse. Hij is de eenigste die het eindstation dadelijk bereikte, terwijl nog één werkman met 44 dienstjaren in dezelfde gunstige positie is gekomen. De stokers, in de 4e en 5e klasse gerangschikt, zijn er minder rooskleurig aan toe, volkomen in overeen stemming met hun lichaamskleur gedurende den arbeid. Zij zijn door de invoering van het drieploegenstelsel wel in eene betere positie geraakt, maar niettemin is hun arbeid zwaar en bij de indeeling in de 4e en 3e loonklasse is daarmede geen voldoende rekening gehouden. Het vak der tuinlieden is zeker ook een vak van beteekenis. Zij werken wel is waar onder een chef, maar moeten vrij wat ervaring hebben opgedaan voor het kweeken van planten. Bovendien zijn deze menschen bij het klimmen in de boomen aan groote gevaren blootgesteld. Zij zijn echter evenals de tonnenbezorgers in de 2e klasse geplaatst. Spreker acht dit onjuist en eene miskenning van hun vak. Het spreekt van zelf dat spreker, zooals hij zooeven reeds zeide, hier en daar een greep heeft gedaan, maar hij meent voldoende te hebben aangetoond dat het Werkliedenreglement niet is toegepast, zooals dit in 's Raads bedoeling heeft gelegen. Die toepassing draagt, volgens spreker, het kenmerk vanmet hoe weinig kunnen wij het af. Nu mag de wethouder beweren dat de gemiddelde verhooging f 0.47 bedraagt, maar die gemiddelde vorhooging baat den werkman al even weinig als iemand, die een water doorgaat met een gemiddelde diepte van 4 voet, maar bij het doorwaden merkt dat hij een plaats heeft getroffen, waar 6 voet water staat. De wethouder erkent dat er nog onregelmatigheden voorkomen tengevolge van bestaande toestanden. Spreker meent deze onregelmatigheden te hebben aangetoond, maar vraagtwaarom worden die niet dadelijk weggenomen Een onrecht wordt te grie- vender, naarmate het langer bestendigd blijft. Het gemiddelde loon geeft immers den enkelingen, die het niet halen, niets, integendeel het maakt het hen zooveel onaangenamer. Spreker heeft het vroeger reeds opgemerkt en hij herhaalt zulks thanser kunnen twee standpunten worden ingenomen, n.l. de belangen van den arbeid of die van den arbeider gaan voorop, d.w.z. de arbeid die een werkman verricht, moet zoo loonend zijn, dat hij voldoende kan voorzien in het onderhoud van zijn gezin. Wat geschiktheid en routine betreft, daarin voorziet het Werkliedenreglement. Ook doet het zulks ten opzichte der dienstjai-en en daarmede is niet voldoende rekening gehouden. Op grond hiervan stolt spreker voor de Raad gezien de inlichtingen van Burgemeester en Wet houders inzake de toepassing van het werklieden reglement wat de indeeling der loonklassen betreft. noodigt Burgemeester en Wethouders uit die opnieuw te onderzooken en toe te passen, zoodanig, dat meerdere rekening wordt gehouden met bekwaamheid en dienst jaren. De heer Besuijen heeft zich ook de moeite gegeven den staat van de loonen der gemeentewerklieden in te zien en over te schrijven. Het was spreker bekend dat er eene gisting onder de gemeentewerklieden is ontstaan door de teleurstelling, die zij ondervonden, toen de loonen na 1 Juli bekend worden. Spreker dacht dat het een gevolg zou zijn van de gewone schrielheid van Burgemeester en Wethouders en den Raad als de loonen der werklieden aan do orde komen. Hij is echter gisteren tot de overtuiging ge komen dat er een groote grief bestaat en dat die grief zit in het niet eerlijk wil spreker niet zeggen, maar in het niet loyaal toepassen van het Werklieden reglement. Er zou niet zoo 'n gisting zijn als aan een be paling van het reglement loyaal was voldaan, n.l. art. 36. Een deel van den Raad huldigt de opvatting, die spreker heeft van art. 36, hetwelk luidt „Na het betrokken hoofd van den tak van dienst „te hebben gehoord, verleenen Burgemeester en Wet houders aan vaste werklieden, die in de loonklasse, „waarin zij zijn gerangschikt, het maximumloon nog „niet hebben bereikt, in den regel en in elk geval „voor zoover toewijding, geschiktheid en gedrag van „den werkman niet te wenschen overlaten, telkens „na drie jaren diensttijd binnen do grenzen der loon- „klasse verhooging van loon." „Indien toewijding of geschiktheid te wenschen „overlaten, kan de werkman, het betrokken hoofd „van den tak van dienst gehoord, door Burgemeester „en Wethouders in loon worden verlaagd of in eene „lagere klasse worden gerangschikt." Nu zijn er 10 loonklassen. De le klasse begint met 9.de 2e met f 9.60 enz. In de eerste klasse zijn 4 phason die 60 cent verschillen, dus na 3 jaren wordt het loon van een in die klasse ge plaatsten werkman f 9.60, voor 6 jaren 10.20, na 12 jaren 10.80, terwijl het maximum f 11.40 bedraagt. De bedoeling van den Raad is nu dat een werkman zal worden geplaatst in do klasse, waarin hij naar den aard van zijn werk thuis behoort en in de phase, waarop hij naar zyn dienstjaren recht heeft. In de le klasse staat een opperman met 14 dienstjaren op f 10.80, terwijl dit moet zijn f 11.40. Ook staat er een opperman met 6 jaren dienst op 9.Daar staat echter bij „ongeschikt". Hier en daar heeft spreker eene gelijke bijvoeging gevonden en hij kan niet controleeren of dit goed is. In zoo'n geval echter hebben Burgemeester en Wethouders het recht den werkman op zijn loon te laten staan, zijnde dit in overeenstemming met art. 36. Spreker laat dus verdol de personen met dergelijke toevoeging buiten be schouwing. Burgemoester en Wethouders echter hebben ook verder geen rekening gehouden met het aantal dienstjaren en velen werklieden een willekeurig loon gegeven. Wanneer dat niet het geval ware, zouden zij toch een aschman, die 40 dienstjaren heeft, op het maximum hebben gezet. Het spreekt van zelf dat er, toen dit niet geschiedde, ontevreden heid is ontstaan. Dat de Raad, tenminste een deel ervan, van meening was dat het zou gebeuren, blijkt wel uit de pagina's 266267 der handelingen van 1910. Bij de algemeone beschouwingen over de be grooting heeft spreker de ontwerp-loonstaten gezien van de verschillende Directeuren. De Directeur der Gemeentewerken was zeer schriel. Hij stelde een tuin man niet in de klasse en de phaso waarin hij thuis Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juli 1911. 145 behoorde. Spreker heeft dit toen duidelijk gezegd en de heer Burger heeft daarna het volgende gezegd „De heer Burger was bij de algemeene beschouwingen „niet tegenwoordig en weet dus niet of hij soms in „herhalingen vervalt." „Hetgeen hij te zeggen heeft sluit zich echter aan „bij hetgeen spreker heeft opgevangen. Burgemeester en „Wethouders hebben bij dit artikel medegedeeld dat „zij voor de loonen der werklieden bij de gemeente- „werken rekening hebben gehouden met do voor schriften van het Werkliedenreglenent. Spreker ziet „echter niet in dat rekening is gehouden met de „dienstjaren, daar de werklieden met de hoogste „dienstjaren zijn geplaatst op een loonbedrag beneden „het maximum der laagste loonklasse. „Spreker vraagt echter of er ook op dit punt „rekening is gehouden met de bepalingen van het „reglement en of het de opvatting is van Burgemeester „en Wethouders, dat de loonsverhoogingen naar het „aantal dientjaren niet aanstonds in hun geheel zullen „moeten worden toegekend." Spreker zelf heeft dit later aldus aangevuld „Op den staat komen voor 3 werklieden a, 10.50 „en in de begrooting 3 werklieden a f 10.80. De „opmerking hierbij is deze als zij f 10.80 krijgen, „krijgen zij minder dan wanneer zij op 10.50 staan, „omdat in het laatste geval 35 cent ziekengeld voor „hen wordt betaald. Spreker heeft evenwel niet „kunnen ontdekken, of aan den wensch van den „Raad is voldaan, n.l. dat rekening is gehouden met „de dienstjaren. Bij de reiniging heeft spreker dien „indruk ook niet gekregen. Hij heeft daar toch een „aschman gevonden, die evenveel, 10.20, krijgt als een met 13 dienstjaren." Een tweede opmerking is deze. Dat de opvatting is gehuldigd, dat bij de vaststelling der loonen rekening zou worden gehouden met de dienstjaren, blijkt wel hieruit, dat iemand, die nu reeds 40 dienstjaren heeft en nu nog moet beginnen met het minimum, het maximum wel niet zal bereiken. De voorzitter heeft toen aldus geantwoord „De voorzitter gelooft verstandig te handelen door „niet in te gaan op de opmerkingen, die gemaakt zijn „ten opzichte van de rangschikking in de loonklassen „van het Werkliedenreglement. De loonsbepaling „zooals die ook voorkomt op den staat van den „Directeur der Gemeentewerken, is in ieder geval „van dien aard, dat men niet kan beweren dat geen „rekening is gehouden met het aantal dienstjaren. „Trouwens daar is natuurlijk rekening mee gehouden, „omdat de thans uitgetrokken loonen zeer weinig „afwijken van de bestaande, die toch grootendeels „door dienstjaren worden beheerscht." De voorzitter heeft toen niet gezegd dat sprekers opvatting onjuist was, maar alleen dat met de dienst jaren rekening is gehouden, zonder echter te zeggen, dat rekening is gehouden met de regoling, als is vast gesteld in art. 36 van het Werkliedenreglement. De heer Burger heeft hierop gezegd „dat door Burgemeester en Wethouders is mede gedeeld dat: „in verband mot de vaststelling van het Werklieden- „reglemont zijn de loonen der werklieden bij de ge meentewerken zooveel mogelijk geregeld in over eenstemming met de bepalingen van dat reglement." „Nu zijn er bij de plantsoenarbeiders drie met 20 „diestjaren en meer. Dezen zouden dus moeten komen „op het maximum-loon van de klasse, waarin zij „worden geplaatst. En toch staan deze drie op een „lager loon dan het maximum der laagste klasse. „Spreker meent dat dit niet goed is". Spreker zal niet meer aanhalingen voorlezen. Hij hoopt dat zijne medeleden de moeite zullen nemen de handelingen hieromtrent eens na te zien, opdat de gemeentewerklieden, die daarop recht hebben, in de phasen der loonklassen waarin zij behooren, worden geplaatst. Spreker heeft zich de moeite gegeven na te gaan hoe de loonen dan moeten zijn en hij kan zich voorstellen dat er gisting is ontstaan. Hij heeft het niet over de indeeling in de klassen zelf. Hij kan moeielijk beoordeelen of b.v. een oppermachinist in de 8e of 9e klasse thuis behoort, maar weet wel dat de tuinlieden, menschen met vakkennis, in de eerste klasse niet goed zijn geplaatst. Daarover echter wil spreker niet uitweiden, maar hij zal alleen aantoonen, dat er geen rekening is gehouden met de dienstjaren. Niet dus een kwestie van appreciatie, maar een van recht, van uitlegging der verordening behandelt spreker. Bij de plantsoenarbeiders komt dit het sterkst uit. Daar zijn menschen met 21, 24, 23, 20, 14, 13 dienst jaren met een loon van 10.80, terwijl dit 12. moest zijn. Twee ervan met respectievelijk 9 en 7 dienstjaren hebben 10.20. Dit moest zijn f 11.40 en 10.80. Bij de gemeentewerken is het beter in orde. Een der werklieden krijgt in October het maximum, terwijl een ander het toevoegsel „ongeschikt" heeft. Bij de gasfabriek, n.l. bij het stokerspersoneel, vindt men dezelfde onbillijkheid. Daar worden loonen uitgekeerd van 12.60 en 12.die 13.20 en f 12.60 moeten zijn, terwijl de 2e stokers f 11.40 ontvangen inplaats van f 12. De crime echter zit in de reiniging. Alle werk lieden zijn geplaatst in de 2e loonklasse. Wanneer- zij dus 12 dienstjaren hebben moet hun loon ƒ12.- bedragen. Er zijn echter onder deze menschen die f 10.80 en 9.60 ontvangen. Hetzelfde is het geval met de bakkenledigers. Die zijn genoteerd voor f 10.80, en moesten f 12.en f 11.40 hebben. Zonder uitzondering heeft men dezelfde historie bij de aschlieden. Op 5 na heeft deze categorie van arbeiders meer dan 12 dienstjaren. Zij moesten dus een loon hebben van f 11.40 en hebben minde!-. Wanneer men dit alles weet is het niet moeilijk te begrijpen, dat er gisting bestaat. Spreker hoopt dat de commissie voor het Werkliedenreglement, wier voorzitter, de heer Burger, thans helaas niet aanwezig is, zich over deze zaak zal uitspreken. Spreker heeft eene motie gereed gemaakt, die niet op hetzelfde neerkomt als de motie van den heer Lautenbach, hoewel spreker diens opvatting grootendeels deelt. Deze motie, die spreker, met het oog op de afwezigheid van den heer Burger, gaarne in de volgende ver gadering zag behandeld en die spreker do eer heeft bij deze in te dienen, luidt de Raad, van oordeel dat bij de vaststelling der loonen der gemeentewerklieden, binnen de loonklassen, rekening moet worden gehouden met de dienstjaren, in dien zin, dat zij die 3, 6, 9 of 12 dienstjaren hebben respectievelijk op de le, 2e, 3e of 4e verhooging in hun klasse worden geplaatst (artikel 36 Werklieden- reglement), tenzij toewijding, geschiktheid en gedrag te wenschen overlaten, noodigt Burgemeester en Wethouders uit eene nieuwe vaststelling der loonen te doen plaats hebben en de nieuwe loonlijsten aan den Raad over te leggen. De Voorzitter deelt mede, dat bij hem zijn ingekomen een motie van den heer Lautenbach, luidende „de Raad, gezien de inlichtingen van Burgemeester en Wet houders inzake de toepassing van het Werklieden reglement wat de indeeling der loonklassen betreft, noodigt Burgemeester en Wethouders uit, die opnieuw te onderzoeken en toe te passen zoodanig, dat meerdere rekening wordt gehouden met bekwaam heid en dienstjaren", en eene van den heer Besuijen luidende

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 2