150 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juli 1911.
door Achter de Witte Hand, den Wissesdwinger en
den Opgang, eventueel voor schoolbouw ware te be
nutten. Wij stellen ons voor, komen door vaststelling
van het hieronder aangeboden ontwerp-besluit de nog
niet aan de gemeente behoorende eigendommen aldaar
in haar bezit, U te zijner tijd dienaangaande nader
van bericht te dienen. Thans worde volstaan met
den aankoop van alsnog eenige gebouwde en onbe
bouwde perceelen daar ter plaatse, zoodat het geheele
terrein, begrensd als boven is aagegeven, in handen
der gemeente is. Wordt hiertoe door U besloten, dan
is ten aanzien van eventueelen schoolbouw aldaar nog
niets geprejudicieerd.
Wij geven U in overweging
1°. voor dien aankoop vast te stellen het hierna
in ontwerp volgend besluit
2°. te besluiten de begrooting der inkomsten en
uitgaven van de gemeente Leeuwarden voor het
dienstjaar 1911 te wijzigen als volgt:
INKOMSTEN:
Volgno. 85a. „Tijdelijke geldleening voor buiten
gewone werken" te verhoogen met f 4000.
UITGAVEN:
Volgno. 160. „Aankoop van vastigheden" te ver
hoogen met 4000.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden,
overwegende dat het voor de gemeente van belang
is het geheele terrein, gelegen beoosten gemeente-
in handen te hebben, verder begrensd door Achter
de Witte Hand, den Wissesdwinger en den Opgang
in handen te hebben, waartoe nog eenige gebouwde
en onbebouwde perceelen moeten worden aangekocht
dat de voor die eigendommen gevraagde koopprijzen
niet onmatig zijn te achten
gelet op artikel 137 der gemeentewet, alsmede op
het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besluit
aan te koopen van de navolgende eigenaren de
perceelen voor de daarbij genoemde koopprijzen, als
1°. van H. Arends het kadastrale no. 889 van sectie
C, bekend als huis, groot 22 cA., voor f 800.
2°. van B. Rodenhuis, M. C. Maus, I. Johannesma
en C. Maus de kadastrale nos. 1586, bekend als erf,
groot 33 cA., en 1326, als huis groot 20 cA., beide in
voornoemde sectie voor1200.
3°. van H. Westra het kadadastrale no. 1111,
bekend als pakhuis en erf, groot 71 cA., zelfde sectie,
voor1200,—.
4°. van J. Akkerman de kadastrale nos. 7, bekend
als bergplaats, groot 20 cA., en 8 als erf, groot 28 cA.,
zelfde sectie voorf 600.
de kosten der akte en hare overschrijving ten
laste der gemeente.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Baart de la Faille heeft op zich zelf geen
bezwaar tegen den aankoop der woningen, omdat aan
het slot van het voorstel staat dat er niets omtrent
eventueelen schoolbouw wordt geprejudicieerd. Op
zich zelf is er niets tegen daar een terrein te hebben
voor het bouwen eener school, maar spreker wil op
de omstandigheid wijzen, dat dit stadsgedeelte met
scholen overvuld is of dreigt te worden. Men heeft
er de bewaarschool, de schippersschool, het Gym
nasium en de school van den heer Sijtstra. Een der
gecommitteerden bij de eindexamens van het Gjun-
nasium heeft reeds geklaagd over den last, dien hij
van de drukte daarbuiten heeft gehad. Spreker
heeft dit onder de aandacht van Burgemeester en
Wethouders willen brengen en hij hoopt dat het de
aanleiding zal zijn, dat dit stadsdeel niet te veel met
scholen wordt overvuld.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de
opmerking van den heer Baart de la Faille natuurlijk
door Burgemeester en Wethouders zal worden over
wogen. Spreker kan er aan toevoegen dat over een
eventueel voorstel tot bouwen, het advies zal worden
gevraagd van de Commissie van Toezicht.
Spreker wil nog eene opmerking maken, n.l. deze,
dat er de vorige vergadering per abuis door hem
lagere cijfers zijn genoemd dan nu in het voorstel
staan. Spreker zegt dit thans opdat men hem er
later geen verwijt van zal kunnen maken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake het adres van P. van de Wint e. a., om ver
betering van den Harlinger trekweg.
Dit prae-advies luidt als volgt
In Uwe vergadering van 11 April 1.1. werd om
praeadvies in onze handen gesteld het hierbij weder
aangeboden adres van P. van de Wint en 25 andere
onderteekenaren, houdende verzoek, om om daarbij
aangegeven redenen, den Harlinger trekweg te doen
verbeteren.
Omtrent den toestand van dien weg heeft de
Directeur der gemeentewerken op ons verlangen een
onderzoek doen instellen, waarvan het resultaat is
nedergelegd in de hiernevens gevoegde stukken. Bij
zijn rapport geeft hij in overweging, boven het
geen jaarlijks voor het gewone onderhoud geschiedt,
de in het advies vermelde verbeteringen te doen aan
brengen, die een uitgaaf van ongeveer 180.zullen
vorderen en waarop niet gerekend is bij de gemeente-
begrooting voor het loopende jaar.
Zooals U uit die stukken mede zal blijken, zijn in
het talud van den Harlinger trekweg ter weerszijden
van den aanlegsteiger van T. van de Wint en nabij
een zelfden steiger van de steenfabriek „Schenken
schans", vooral als een gevolg van het gebruik dier
steigers, gaten geslagen. De Directeur der gemeente
werken adviseert daarom aan de tegenwoordige eige
naren van die steigers, voor het plaatsen en hebben
waarvan oorspronkelijk tot wederopzeggens vergun
ning werd verleend onderscheidenlijk bij raadsbesluiten
van den 5 November 1771 aan Heiman Sipkes Heijmans
en van den 22 September 1747 aan Jan Heeres, de
verplichting op te leggen, dat talud tot op 10 M. ter
weerszijden van die steigers voor hunne rekening te
onderhouden.
Een dergelijke verplichting komt ook ons billijk
voor, te meer waar die bij vergunningen, door U in
de laatste jaren verleend, werd opgenomen.
Echter meenen wij te kunnen volstaan het onder
houd over eene lengte van 5 M. te eischen, daar
bij Uw besluit van 26 Juni 1910 no. 260R/120,
ten opzichte eveneens van de plaatsing van een steiger
aan den trekweg, aan de firma van Creveld en Fabre
het onderhoud van het talud over die lengte slechts
wordt vereischt.
Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer
U voor te stellen te besluiten
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Juli 1911. 151
a. Burgemeester en Wethouders voor het verbeteren
van den Harlinger trekweg een crediet van ƒ180.
te verleenen ten laste van volgno. 146 van de begrooting
van uitgaven der gemeente voor het loopende jaar,
„Onderhoud van wegen en voetpaden, straten, pleinen,
kolken, riolen enz." en zulks in afwachting, zoo noodig,
van nadere voorstellen tot eventueele versterking
van dien post
b. aan de tegenwoordige rechtsopvolgers onder
scheidenlijk van Heiman Sipkes Heijmans en van Jan
Heeres, aan wie respectievelijk bij raadsbesluiten van
5 November 1771 en van 22 September 1747 tot
wederopzeggens toe voor het plaatsen en hebben van
een aanlegsteiger aan den Harlinger trekweg ver
gunning werd verleend, de verplichting op te leggen
het talud van dien trekweg over een lengte van 5 M.
ter weerszijden uit hun aanlegsteiger, nadat dit thans
voor gemeenterekening in voldoenden staat zal zijn
gebracht, voortaan te hunnen koste en ten genoegen
van Burgemeester en Wethouders te onderhouden
c. adressanten P. van de Wint c. s. mede te deelen,
dat op hun verzoek is gelet.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Besuijen
verlof wordt gevraagd tot het stellen der volgende
vragen
1. Zijn Burgemeester en Wethouders bekend met
het optreden der politie
2. Is het hun bekend op wiens last of verzoek
marechaussée en rijksveldwacht tot specialen politie
dienst in onze gemeente worden gekommandeerd
Spreker stelt voor het gevraagde verlof niet te
verleenen.
Met 9 tegen 7 stemmen wordt besloten het gevraagde
verlof niet te verleenen.
Vóór het voorstel van den Voorzitter om het ver
lof niet te verleenen stemmen de heeren Fransen,
Oosterhoff, Berghuis, Schoondermark, Beucker Andreae,
vanMessel, Hartelust, Haverschmidt en Baart de la
Faille.
Tegen de heerende Jong, Wilhelmij, Zandstra,
Lautenbach, G. W. Koopmans, Besuijen en Beekhuis.
Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.