188 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 September 1911.
plaats hebben, waardoor de verordening vrijwel
illusoir wordt.
Deze opmerking betreft nu een grooten post, maar
met de kleine is het niet beter. Daar is de heele
rubriek E, allemaal arme stakkers, die nog wel vooruit
moeten betalen. De heer Middelkoop stak er reeds
den draak mee in 1903. Hij schilderde ons zoo'n
liedjeszanger, die zijne belasting eerst met zingen moet
verdienen en al zingende de gemeente gaat verlaten,
zoodat deze naar haar centen fluiten kan.
Hoe die belasting ten slotte nog 3500 gulden zal
kunnen opbrengen is voor spreker een raadsel.
Eerder zou hij denken dat zou worden bewaarheid
het woord van den heer Troelstra, dat de admini
stratie van dien omvang en zoo kostbaar wordt, dat
de soep de kool niet waard is.
De heer Boosman begint met te zeggen dat eene
belasting, waardoor het uitgaand publiek getroffen
wordt, hem niet onsympathiek is. Een paar punten
echter hebben spreker getroffen. Het bedrag, dat
netto zal worden overgehouden, wordt geschat op
3500.—.
Spreker meent zich te dezen opzichte te moeten
aansluiten bij hetgeen door den heer Haverschmidt
is gezegd, n.l. dat de opbrengst wel niet zoo groot
zal zijn. Er wordt slechts 700.uitgetrokken voor
de kosten voor inning en materieel, terwijl bij het
voorstel tot verhooging van het salaris van den
gemeenteontvanger het motief is opgeworpen, dat
deze ambtenaar tengevolge van de invoering dezer be
lasting meer werk zal krijgen. De opbrengst van de
belasting zal dus ook nog moeten worden verminderd
met een gedeelte van deze verhooging van salaris.
Nog een tweede opmerking wenscht spreker te maken
en wel naar aanleiding van de kwestie, door Con
cordia aan de orde gesteld. Spreker vindt het uit
stekend dat de vrijkaarten belast worden, als de
ledenkaarten maar worden uitgezonderd. Dit geldt
niet alleen voor de vereeniging Concordia, maar er
zijn meer dergelijke vereenigingen, die niet het maken
van winst beoogen. Spreker moet hier onmiddellijk
aan toevoegen dat hij, daar hij geen lid is van een
dezer vereenigingen, vrijuit kan spreken.
Spreker vraagt nu of de diploma's, die de leden
voor zich en voor hunne huisgenooten ontvangen,
ook kunnen worden vrijgesteld. Dit is iets dat niet
het beginsel van het ontwerp raakt, maar spreker
zou de bedoelde vereenigingen gelegenheid willen
geven hunne leden te helpen. Wanneer alleen leden
toegang hebben tot eene uitvoering, worden dezen
niet in de belasting betrokken geeft de vereeniging
daarentegen door het toelaten van publiek de ge
legenheid om belasting te heffen, dan moeten de
leden der vereeniging zelf ook betalen. Dat kan
spreker niet goedvinden.
Spreker wil verder doen opmerken, dat de in art.
2 B gevraagde belasting van f 25.voor kleine
dansgelegenheden hem te hoog voorkomt en
De Voorzitter interrumpeert de heer Boosman en
geeft hem in overweging deze aangelegenheid bij
artikel 2 te behandelen.
De heer Boosman wil dezen wensch gaarne opvolgen,
maar meent er toch nog even op te moeten wijzen,
dat in beide verordeningen als datum van invoering
staat vermeld 1 Januari 1911dit zal zeker moeten
zijn 1 Januari 1912.
De Voorzitter wil gaarne een woord ter verdediging
van het voorstel in het midden brengen. In de toe
lichting is gezegd dat iedere belasting een last is.
Als men er vrij van kon zou ieder er graag vrij
van zijn.
Dat overigens de raming van kosten en die der
opbrengst zoo ver mis zal zijn, zoodat, zooals de
heer Haverschmidt zegt, de soep de kool niet waard
is, gelooft spreker niet. De kosten zijn vrijwel te
ramen en zullen niet veel tegenvallen.
Waar dit onderwerp in verband is gebracht met
het salaris van den gemeente-ontvanger, is dit slechts
ter loops geschied om aan te toonen, dat de heffing
en invordering der belasting van den gemeente
ontvanger eenig werk zal eischen, want al zal ook
de ambtenaar, met de controle belast, het meeste
werk moeten doen, het geld komt in de administratie
en onder de verantwoordelijkheid van den ontvanger.
Wat nu het bedrag der ontvangsten betreft, dit
kan niet anders zijn dan eene raming. Spreker is
van oordeel dat die raming niet zoover mis is.
Burgemeester en Wethouders hebben in Groningen
geïnformeerd en de voor hier geraamde opbrengst
klopt vrijwel met die van Groningen, de grootte der
stad in aanmerking genomen. Wat nu betreft de
vrijkaarten en do ledenkaarten, men moet om de
zaak goed te begrijpen art. 4 lezen van de verorde
ning op de invordering. Dit artikel luidt
„De ondernemers van tooneeluitvoeringen of andere
„openbare vermakelijkheden, bedoeld bij artikel 2
„letter A der verordening op de heffing, mogen, met
„uitzondering van lien, die ambtshalve recht van toe-
„gang hebben, niemand toelaten dan voorzien van
„een toegangsbewijs, dat vanwege het bestuur der
„gemeente vooraf is gestempeld. Elk toegangsbewijs,
„in welken vorm ook opgemaakt, moet aanwijzing
„bevatten van het daarvoor verschuldigde bedrag en
„indien er verschillende rangen zijn, van den rang
„waarvoor het geldig is."
Dit artikel is de toelichting op artikel 2 van de
heffingsverordening. Als dus gevraagd wordt of eene
vereeniging als „Concordia" vrijgesteld kan worden
van de belasting, dan antwoordt spreker, dat hij der
gelijke vereenigingen gaarne zou willen vrijstellen.
Met de verordening in de hand gaat zulks echter niet.
Een andere vraag is het of deze vereenigingen zich
niet spoedig aan den nieuwen toestand zullen aan
passen en of zij zonder wetsontduikers te worden er
niet voor zullen zorgen, dat zij geen onredelijke be
lasting betalen.
Spreker verwacht wel dat er aanvankelijk eenige
moeilijkheden zullen komen. Het begrip publieke
vermakelijkheid, is nog al scherp begrensd. Wanneer
„Concordia" b.v. alleen toegang verleent aan geïntro
duceerde vreemdelingen en aan de ingezetenen alleen
als zij lid zijn, dan vallen de uitvoeringen niet onder
deze belastingverordening, evenmin als gelijksoortige
voorstellingen van de vereeniging „de Harmonie".
De heer Zandstra wijst er op dat de zaak, waarom
het thans gaat, meermalen is besproken. Het begrip
„publieke vermakelijkheid" is verbazend rekbaar.
Wanneer men eene vereeniging heeft wier doel het
niet is om winst te maken, zooals de vereeniging tot
afschaffing van alcoholhoudende dranken, die gepas-
seerden Zondagavond een kunstavond heeft gegeven,
dan kan zoo'n uitvoering toch niet onder de „publieke
vermakelijkheden" worden gerangschikt. Het hoofddoel
toch is de maatschappelijke zaak, de afschaffing van
alcoholhoudende dranken, maar om de bijeenkomst
smakelijk te maken wordt die opgefleurd door muziek
en zang. Het zou spreker dan ook verbazend spijten
als dergelijke vergaderingen werden gerekend onder
publieke vermakelijkheden en zij dus onder de veror
dening zullen vallen.
De heer Haverschmidt blijft zich tegen deze ver
ordening verzetten omdat de voornaamste inrichting,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 September 1911. 189
de Harmonie, zich aan de belasting kan onttrekken,
een onwillekeurige bevoorrechting op het stuk van
belastingen, in strijd met de grondwet.
Artikel 4 noemt verder maar één uitzondering, een
tentoonstelling, overigens wordt alles wat volksont
wikkeling wenscht te bevorderen, belast.
Als belastbare objecten komen dan nog in aan
merking de schouwburg, die maar enkele voorstel
lingen geeftde bioscoop, die als nieuwigheid wat
mensclien trekt en nu de melkkoe moet worden, ter
wijl men de inrichting juist dienstbaar wil maken aan
het onderwijs de harddraverij, die na het verdwijnen
der totalisator aan het kwijnen is en de circussen,
die men immers naar believen wat meer staangeld
kan laten betalen.
Spreker ziet geen heil in de zaak men zou zooveel
uitzonderingen moeten maken dat de opbrengst niet
tegen de drukte opweegt.
De heer Oosterhüff (Wethouder) had uit de eerste
rede van den heer Haverschmidt begrepen dat er geen
prineipiëele bezwaren tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders bestonden, zooals dat acht
jaar geleden het geval is geweest, toen men vreesde
dat de invoering van een dergelijke belasting niet
bevorderlijk zou zijn aan de verbreiding en verheffing
der kunst. In tweeden termijn heeft de heer Haver
schmidt echter duidelijk laten uitkomen dat hij nog
wel tot de tegenstanders uit beginsel behoort.
De bezwaren de heer Haverschmidt spreekt van
eene bevoorrechting der Harmonie en van alles af
halen van de bioscope berusten echter op eene
verkeerde opvatting. In de verordening toch ligt op
gesloten dat het niet de bedoeling is den ondernemer
te treffen, maar dengene die naar de een of andere
publieke vermakelijkheid toegaat. Wanneer er grond
was om aan te nemen dat de belasting door de onder
nemers werd betaald, zouden de raadsleden recht
hebben te spreken zooals de heer Haverschmidt heeft
gedaan. Nu is dit niet het geval. Wanneer men toch
in plaats van 50 cent 52^2 cent entrée moet betalen,
zal dit, naar spreker gelooft, het bezoek niet doen
afnemen en voor den ondernemer dus geen nadeel
ontstaan.
Wat nu de door den heer Haverschmidt aangehaalde
bevoorrechting van de Harmonie betreft, deze bestaat
in het geheel niet, terwijl de abonnementsvoorstel
lingen buiten de verordening zullen vallen. Alle
andere voorstellingen vallen wel degelijk onder de
verordening. Daarmee vervalt dus de geheele rede
neering van den heer Haverschmidt.
Vielen alle voorstellingen in de Harmonie buiten
de verordening, dan zou de opbrengst niet zoo hoog
geschat zijn. Waar dit niet het geval is, mag worden
aangenomen, dat de geraamde opbrengst niet zoo ver
mis zal zijn.
De heer Haverschmidt, met verlof van de vergade
ring voor de derde maal het woord erlangende, merkt
nog op dat de abonnementsvoorstellingen in de Har
monie er zeker buiten vallen, maar de directie kan
ook andere voorstellingen alleen voor leden en ge-
introduceerde vreemdelingen toegankelijk stellen en
dan is een stadgenoot-niet-lid buitengesloten.
De heer Beekhuis doet opmerken dat door den
heer Oosterhoff reeds is gezegd wat spreker van plan
was te zeggen. Het komt spreker voor dat deze
belasting de sympathie van den Raad moet hebben,
daar hierdoor op niet al te bezwarende wijze eene
bate in de gemeentekas zal vloeien. Al zou dan ook
misschien op de cijfers kunnen worden afgedongen,
zoo zal spreker toch gaarne die bate voor de ge
meente aanvaarden.
De interpretatie, dat alle in de Harmonie te geven
voorstellingen buiten de belasting zullen vallen, acht
spreker verder zeer betwistbaar.
De heer Schoondermark (wethouder) heeft den heer
Haverschmidt hooren zeggen, dat alle voorstellingen
in de Harmonie vrij van belasting zijn, als die gegeven
worden voor de leden en geïntroduceerde vreemde
lingen. Waarom echter handelt de Harmonie zooals
deze vereeniging tot nu toe heeft gedaan Omdat
niet allen lid zijn van de Harmonie en deze ver
eeniging ook de niet-leden in de gelegenheid wil
stellen de voorstellingen bij te wonen. Zulke voor
stellingen worden er meer gegeven dan abonnements
voorstellingen. Als alle voorstellingen abonnements
voorstellingen worden, moeten allen, die er heen
willen, lid zijn.
Men wordt lid van de Harmonie voor f 20.en
dan moet men voor de voorstellingen nog abonne
menten nemen. Die voorstellingen zijn onbelast.
Wanneer echter de Harmonie de zaak zoo zou regelen
als de heer Haverschmidt voorstelt, zou zij er zelf
veel schade van hebben.
De heer J. Koopmans hoort dat de abonnements
voorstellingen onbelast zijn. Spreker is van oordeel
dat zulks alleen het geval is met voorstellingen welke
de directie gratis aanbiedt. De andere voorstellingen
zijn toch even goed toegankelijk tegen entrée, al is
het dan ook bij abonnement en tegen verminderden
prijs.
De Voorzitter wijst er op dat do Raad niet meer
behoeft uit te maken wat is te verstaan onder het
begrippublieke vermakelijkheid. Dit is reeds door
den Hoogen Raad uitgemaakt en deze heeft bepaald
dat alleen voorstellingen, die voor iedereen toeganke
lijk zijn, tot de publieke vermakelijkheden moeten
worden gerekend. Wanneer nu de Harmonie eene
voorstelling geeft die alleen toegankelijk is voor de
leden en geïntroduceerde vreemdelingen, dan is dat
geen publieke vermakelijkheid en zoo'n voorstelling
valt dus buiten de belasting.
De heer Wilhelmij was in 1903 een tegenstander
dezer belasting. Later, toen er weer over de invoe
ring werd gesproken, heeft spreker in verschillende
steden geïnformeerd. Hij was van oordeel dat de
ambtenaren, met de inning en controle belast, de
opbrengst geheel zouden verslinden. Het is hem
echter bij onderzoek gebleken, dat zulks niet waar
is. In Groningen toch is de opbrengst f 5900.
Waar nu onze gemeente tegenwoordig op de
kleintjes moet passen, is de invoering eener dergelijke
belasting wenschelijk en noodzakelijk.
De heer Vonck meent dat de abonnementsvoor
stellingen evengoed vermakelijkheden zijn. Bij het
doorlezen van het voorstel heeft spreker er dan ook
niet aan gedacht dat de abonnementsvoorstellingen
vrij zijn. Al wordt toch op het moment, dat de
voorstelling gegeven wordt, geen entrée betaald, de
abonnementsvoorstellingen zijn voor ieder toegankelijk
die in het bezit is van entréekaarten.
De Voorzitter wijst er den heer Yonck op dat de
abonnementsvoorstellingen alleen toegankelijk zijn
voor de leden van de Harmonie.
De heer Vonck meent dat dit tot de zaak niets
afdoet. Men kan toch lid worden van de Harmonie
als men de contributie betaalt. Het lidmaatschap
staat voor ieder open, tenzij er eene ballotage aan
is verbonden.