190 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 September 1911.
Eenige heeren maken er spreker attent op dat
zulks het geval is, waarop de heer Vonck zijn spijt
uitdrukt over het feit dat dergelijke voorstellingen
onbelast blijven, omdat juist zij, die daar heengaan,
wel een steentje kunnen bijdragen.
De algemoene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behan
deling der heffingsverordening.
Art. 1 wordt aangenomen met 16 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Wilhelmij, Fransen,
Oosterhoff, Zandstra, Lautenbach, J. Koopmans,
Menalda, Hartelust, Tulp, G. W. Koopmans, Vonck,
Tijsma, Feitz, Beekhuis, Komter en Schoondermark.
Tegen de heerenBerghuis, van der Kooi, Haver-
schmidt en Boosman.
Aan de orde is art. 2.
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter geeft te kennen, dat in artikel 2
onderdeel a alinea 2 eene kleine redactiewijziging
moet worden aangebracht. Burgemeester en Wet
houders stellen n.l. voor om te lezen in de plaats van
„het ontvangen bedrag voor toegangsbewijzen",
„het aan entreegelden ontvangen bedrag".
De heer Tijsma onderstreept hetgeen door den heer
Haverschmidt is gezegd omtrent onderdeel E. In de
eerste plaats zullen de daar bedoelde vermakelijkheden
slechts zelden voorkomen en in do tweede plaats zal
de belasting bijna oninvorderbaar blijken. Spreker
vraagt of het niet beter is onderdeel E te schrappen.
De heer Hartelust onderschrijft hetgeen de heer
Boosman heeft gezegd ten opzichte van de hooge
belasting, die zal worden geheven van inrichtingen
die bekend staan onder den naam van danshuis, café-
chantant, café-concert. De kleine man wordt hier
zwaar getroffen als hij 25.belasting moet betalen.
Spreker weet niet of Burgemeester en Wethouders
een beter begrip hebben van de inkomsten die der
gelijke inrichtingen opleveren, maar het strijdt tegen
sprekers billijkheidsgevoel dat de ondernemers ervan
zoo'n hooge belasting moeten betalen.
Wanneer spreker de stad doorgaat krijgt hij den
indruk, dat een café zonder muziek geen bestaan op
levert, ten minste overal wordt men op onwelluidende
toonen vergast. Spreker wil den Raad in overweging
geven de hier genoemde bedragen tot op de helft te
verminderen. Wat onderdeel E betreft, te dezen op
zichte gaat spreker niet mee met de heeren Haver
schmidt en Tijsma. Of de bepaling er staat of niet,
hindert niets, want als de daarbedoelde voorstellingen
niet plaats vinden, wordt zij niet toegepast. Wanneer
echter te eeniger tijd deze vertooningen weer zullen
worden toegestaan, hebben Burgemeester en Wet
houders in dit artikel een middel om overdrijving te
voorkomen.
Spreker heeft dan ook geen bezwaar tegen onder
deel E, maar stelt voor om de bedragen in art. 2
onderdeel B te lezen als volgt: per jaar f 12.50, per
3 maanden 5.per maand 2.per dag 0.20.
De heer Boosman stelt voor aan art. 2 onderdeel
A, eerste alinea, toe te voegen
„als toegangsbewijzen gelden de z.g.n. vereenigings-
of lidmaatschapskaarten niet."
Het is spreker er om te doen te laten uitkomen
dat voor die diploma's geen belasting behoeft te
worden betaald.
De heer Fransen kan zich niet vereenigen met de
beweringen van de heeren Hartelust en Boosman.
Spreker is van oordeel dat houders van een danshuis,
café-chantant, café-concert enz. juist het best deze
belasting kunnen opbrengen. Wanneer er nu al enkelen
zouden zijn die tengevolge van de belasting niet meer
kunnen bestaan, dan zou het een weldaad voor de
gemeente zijn, indien dergelijke huizen zoo spoedig
mogelijk konden verdwijnen. Spreker wil ook de
diploma's, gelijk de heer Boosman ze wenscht in te
voeren, niet vrijlaten, want dat zijn niets dan abon
nementen op de voorstellingen of uitvoeringen onder
een anderen naam.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt, dat de
heer Boosman straks de woorden van den heer Haver
schmidt, dat de belasting zoo wat niets zou opbrengen,
heeft beaamd. Dit kan spreker zich nu wel begrijpen,
nu de heer Boosman komt met het denkbeeld om
die opbrengst nog lager te maken. Het ware beter ge
weest dat de heer Boosman aan Burgemeester en Wet
houders had voorgesteld het voorstel terug te nemen.
De heer Boosman merkt op, dat hij tegen artikel
1 heeft gestemd.
De Voorzitter deelt mede, dat bij hem zijn ingeko
men een drietal amendementen van de heeren Hartelust,
Tijsma-Haverschmidt en Boosman, respectievelijk
luidende
artikel 2B te lezen als volgt
per jaar 12.50, per 3 maanden 5.per maand
2.—, per dag 0.20
artikel 2E te schrappen en
aan artikel 2A toe te voegen
als toegangsbewijzen gelden de z g.n. vereenigings-
lidmaatschapskaarten niet.
Spreker moet er den heer Boosman aan herinneren,
dat er, zooals straks reeds is gezegd, verband bestaat
tusschen dit artikel 2 en artikel 4 van de invorderings
verordening. Daar toch staat precies het tegenover
gestelde van. datgene wat de heer Boosman voorstelt.
Dat raadslid kan derhalve zijn doel bereiken door te
stemmen tegen artikel 4 der invorderingsverordening.
Wanneer evenwel het amendement-Boosman wordt
aangenomen, zou het niet passen op de invorderings
verordening. Spreker zal het amendement-Boosman
het eerst in stemming brengen.
De heer Hartelust wijst er op dat de bijeenkomsten
der vereenigingen voor Volksbijeenkomsten, eene ver-
eeniging die geen winst beoogt en die zich ten doel
stelt het volk te veredelen en beschaving te wekken
waar dit gewenscht is, ook onder de verordening zal
vallen.
De Voorzitter zegt dat deze bijeenkomsten van de
door den heer Hartelust bedoelde vereeniging niet
onder de verordening vallen. Dat zijn toch geen
imblielie vermakelijkheden, daar alleen de leden tot
die bijeenkomsten toegang hebben.
De heer Hartelust meent dat de Voorzitter op dit
punt dan toch verkeerd schijnt ingelicht te zijn. De
Zaterdagavond-bijeenkomsten de populair-weten-
schappelijke lezingen voormannen zijn bijeenkomsten
waarvoor men zich kan abonneeren, maar men kan
er ook komen met een entréebiljet van 10 of 7 cent.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 September 1911. 191
Spreker zou ongaarne zien dat hiervan belasting
werd geheven, omdat deze bijeenkomsten worden
gehouden in het algemeen belang. Spreker is van
oordeel dat het ook niet de bedoeling kan zijn deze
te belasten. Wanneer dergelijke vereenigingen echter
niet aan de belasting kunnen ontkomen, zullen zij
komen met een aanvraag om een subsidie, gelijkstaande
met het bedrag der betaalde belasting. Spreker voelt
dan ook wel iets voor hot amendement van den heer
Boosman, hoewel daardoor eene groote verwarring
zal ontstaan.
Do Voorzitter doet opmerken, dat de Zondagavond-
bijeenkomsten vrij zijn van do belasting, omdat die
alleen toegankelijk zijn voor de leden en op de dooi
de begunstigers uitgereikte kaarten. De vereeniging
voor Volksbijeenkomsten kan voor de Zaterdagavond
vergaderingen dit voorbeeld volgen.
De heer Tijsma wijst er nog eens op dat do bij
eenkomsten, door den heer Hartelust bedoeld, niet
kunnen worden gerangschikt onder do rubriek vor-
tooningen.
Vergaderingen waar een spreker optreedt met een
wetenschappelijk onderwerp, zijn toch geen verma
kelijkheden. Spreker vraagt of op dien grond do
vergaderingen der vereeniging voor Volksbijeenkom
sten niet buiten do verordening vallen.
Do hoer Oosterhoff (wethouder) heeft den heer
Fransen hooren zeggen dat een lidmaatschapskaart
feitelijk niets anders is dan een abonnement op de
voorstellingen. Dat is volkomen juist uitgedrukt.
Natuurlijk geldt dit niet voor de werkende leden
eener vereeniging, wel echter voor de kunstlievende
leden.
Weinigen toch worden kunstlievend lid om de
kunst te helpen bevorderen, velen echter om de
voorstellingen eener vereeniging goedkooper te kuu-
non bijwonen. Er is dan ook geen grond aanwezig
om die kaarten onbelast te laten. Spreker is van
oordeel dat men de zaak te veel heeft opgeblazen
door te beweren, dat vele nuttige dingen schade
zullen ondervinden van de belasting. Wanneer toch
do door den heer Hartelust bedoelde kaarten van
7 en 10 cent respectievelijk 8 en 11 cent zullen kosten,
zal dit voor niemand een onoverkomelijk bezwaar zijn.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Boosman wordt verworpen met
17 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen do heeren Berghuis, Haverschmidt
en Boosman.
Tegen de heerenWilhelmij, Fransen, van der
Kooi, Oosterhoff, Zandstra, Lautenbach, .1. Koopmans,
Menalda, Hartelust, Tulp, G. W. Koopmans, Vonck,
Tijsma, Feitz, Beekhuis, Komter en Schoondermark.
Aan de orde is het amendement-IIartelust op
art. 2 B.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Schoondermark (wethouder) wenscht een
kleine mededeeling te doen. Spreker heeft in de
courant gelezen, dat in Nijmegen ook een verordening
als deze in het leven zal worden geroepen. Een
caféhouder, die daar een automatisch muziekinstru
ment bezit, moet daarvan betalen f 10.- per maand
of 120.per jaar. Spreker kan niet inzien waarom
deze zaken in Nijmegen zooveel florissanter zouden
zijn dan hier. Spreker is het met den heer Fransen
volkomen eens, dat de zaken die tengevolge de be
lasting niet kunnen bestaan, maar zoo spoedig mogelijk
moeten opdoeken.
De heer Beekhuis gelooft dat de heer Hartolust,
die zijn amendement verdedigt op grond van vrij
stelling van den kleinen man, de plank misslaat. De
bedrijven die in dit onderdeel worden getroffen, zijn
in den regel toch zeer lucratief en er is dan ook
geen reden om daarmee een bijzonder medelijden te
hebben. Do belasting zal hier meer de inrichtingen
dan de bezoekers treffen.
Do hoer Hartelust hoeft straks gezegd dat Burge
meester en Wethouders met do inkomsten, die uit de
bedoelde bedrijven worden genoten, beter op de hoogte
zullen zijn dan spreker. Hij had toch den indruk
gekregen, dat deze inrichtingen te zwaar belast
werdon. Waar hem echter van verschillonde kanten
wordt verzekerd, dat het een lucratief bedrijf is en
spreker geen bewijzen van het tegendeel heeft, trekt
hij zijn amendement in.
De Voorzitter deelt mede dat de heer Hartelust
diens amendement heeft ingetrokken. Hot maakt
derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Aan de orde is het amendement-Tijsma-Haver
schmidt.
Dit wordt verworpen mot 12 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen do hoerenBerghuis, Lautenbach,
Haverschmidt, Menalda, Vonck, Tijsma, Beekhuis en
Boosman.
Tegen de heerenWilhelmij, Fransen, van der
Kooi, Oosterhoff, Zandstra, J. Koopmans, Hartelust,
Tulp, G. W. Koopmans, Feitz, Komter en Schoon
dermark.
Artikel 2 wordt hierna aangenomen met 16 tegen
4 stemmen.
Vóór stemmen de heerenWilhelmij, Fransen,
Oosterhoff, Zandstra, Lautenbach, J. Koopmans,
Menalda, Hartelust, Tulp, G. W. Koopmans, Vonck,
Tijsma, Feitz, Beekhuis, Komter en Schoondermark.
Tegen de heerenBerghuis, van der Kooi, Haver
schmidt en Boosman.
Artikel 3 wordt met algomeene stemmen vastgesteld.
Aan de orde is art. 4.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer M8naliia zegt dat dit artikel over de uit
sluitingen handelt. In de 3e alinea worden nu van
de belasting vrijgesteld tentoonstellingen, uitsluitend
strekkende tot bevordering van wetenschap, kunst
of een ander algemeen belang.
Spreker vraagt waarom hier alleen tentoonstellingen
worden genoemd. Zoo daarvoor een reden is, zou
hij die gaarne vernemen.
De heer G. W. Koopmans kan den heer Menalda
antwoorden dat, als er niet alleen sprake was van
tentoonstellingen, maar ook van voorstellingen, er
geen cent te halen zoude zijn. Iedere comedie-
voorstelling enz. zou men ten slotte kunnen be-