214 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 October 1911.
niets aan te veranderen en daarom is de bedoeling
van de voorstanders de mogelijkheid te scheppen dat
ieder lid kan gaan zitten waar hij verkiest.
De heer Oosterhoff (wethouder) vraagt nog eenige
inlichtingen omtrent de bedoeling van het voorstel.
Zooals het thans luidt, kunnen de leden gaan zitten
waar zij willen. Als dit de bedoeling van de voor
stellers is, verklaart spreker er zich pertinent tegen.
Daaraan toch zijn vele bezwaren verbondon. Het lijkt
spreker voor een geregelde behandeling der zaken
niet prettig als elk kan gaan zitten waar hij wil, daar
de raadszaal dan elke vergadering een ander aspect
heeft. Voor Burgemeester en Wethouders is het al
lastig zich te oriënteeren op den dag dat de verwis
seling plaats heeft. Zij moeten dan eerst weer aan
de nieuwe zitplaatsen wennen. Wanneer dat nu bij
iedere vergadering zal plaats hebben, geeft dat iets
storends en dat is niet bevorderlijk voor den gere-
gelden gang van zaken.
De heer Beucker Andreae vraagt wat de beweeg
redenen zijn geweest om eene bepaling op te nemen
omtrent het zitting nemen der leden van den Raad.
Spreker gelooft niet dat er eenig bezwaar bestaat tegen
de tot nu toe gevolgde manier van zitting nemen, daar
om het half jaar elk precies weet waar hij moet zitten
en hij is van oordeel, dat de bestaande bepaling geen
nadeel heeft opgeleverd. Misschien meenen de voor
stellers wel dat hun systeem wenschelijk is, omdat
men dan de gelegenheid zal hebben met elkander te
kunnen overleggen. Spreker is van oordeel dat in dat
geval dit overleg vóór de vergadering zal kunnen
geschieden. Spreker zal tegen het voorstel stemmen.
De heer Burger zou dezelfde bezwaren tegen het
voorstel willen te berde brengen als de heer Oosterhoff,
n.l. de heer Oosterhoff van zijn standpunt als wet
houder, spreker van dat van een lid van den Raad.
Wanneer spreker gewoon is tusschen de heeren Lau-
tenbach en Feitz te zitten, zou hij het onaangenaam
vinden als hij op een goeden dag die plaats door een
ander lid bezet vond.
Spreker kan zich niet tevreden stellen met de een
voudige verklaring van de voorstellers dat het zoo
niet bedoeld is.
Wanneer de bepaling wordt aangenomen zooals die
er staat, is het zoö. Spreker voelt niets voor de
loting en zou er niet tegen zijn dat elk lid zich eens
voor al een plaats koos. Omdat echter door aanneming
van het voorstel ten opzichte van dit plaatsnemen
der leden anarchie zou ontstaan, zal spreker tegen
het voorstel stemmen.
De heer G. W. Koopmans is van oordeel dat de
leden met het nieuwe jaar bijeenkomen en dan bij
onderlinge regeling de plaatsen verdeelen. De plaats
die elk dan heeft uitgezocht, behoudt hij zoolang hij
lid van den Raad is, zoodat bij tusschentijdsche
vacature de nieuw gekozene plaats neemt op den zetel
van zijn voorganger. Overigens wil spreker in buiten
gewone omstandigheden wel toelaten dat de leden
onderling ruilen.
De Voorzitter doet den heer G. W. Koopmans op
merken dat zoo iets niet in het voorstel staat. Het
mag de bedoeling van de voorstellers zijn, het is er
niet uit te lezen. Spreker vraagt of de heer Koopmans
het voorstel in dien geest wenscht aan te vullen.
De heer G. W. Koopmans meent dat zulks niet
noodig is, daar de bedoeling voldoende blijkt uit het
gesprokene.
De heer Haverschmidt vindt de bestaande regeling
uitstekend en ziet die ongaarne gewijzigd.
Er zijn goede en slechte plaatsen in de zaal, vooral
veel slechte.
Er zijn er, wraar het tocht, waar het onaangenaam
ruikt en waar men tegen de kachel zit. Heeft men
het nu met de loting slecht getroffen dan is het altijd
een troost, dat men over 6 maanden kans heeft een
betere plaats te krijgen.
Yoor spreker is dit voldoende reden, om de tegen
woordige regeling te behouden.
De heer van Messel heeft de debatten gevolgd en
wijst er op dat door de voorstellers geen enkel ge
grond motief is aangevoerd, dat voor hun voorstel pleit
en dat evenmin door hen is aangetoond de bezwaren,
die aan de oude regeling verbonden zijn. Spreker
sluit zich dan ook geheel bij den heer Haverschmidt
aan en meent dat de eenige goede regeling een half-
jaarlijksche loting is.
De heer Beekhuis meent dat de regeling, door den
heer G. W. Koopmans bedoeld, niet zoo gemakkelijk
zal gaan.
Wanneer toch twee of drie leden dezelfde plaats
begeeren, hoe zal dit dan worden geregeld Loting
schijnt spreker de eenige goede regeling.
De heer Tijsma heeft zoo pas reeds enkele dingen
genoemd, die het wenschelijk kunnen maken dat de leden
een andere plaats moeten kunnen innemen. Als de kachel
wordt gestookt is het in de nabijheid ervan niet uit
te houden, want men krijgt hoofdpijn. Bij de tegen
woordige regeling is men in zoo'n geval genoodzaakt
te blijven zitten, bij gebrek aan ruimte. Dat is het
motief geweest, waarom spreker het voorstel mee
heeft geteekend. Wat de heer Beucker Andreae
heeft gezegd, n.l. dat door het voorstel de leden van
verschillende partijen de gelegenheid hebben bij el
kander te gaan zitten, is waar. Deze gedachte echter
heeft bij spreker niet voorgezeten. Hij heeft enkel
geteekend om utiliteitsgronden.
De heer Burger wijst er op dat de opmerking dat
bij aanneming van het voorstel omtrent het plaats
nemen geen regeling zal bestaan, door den heer Tijsma
onaangeroerd wordt gelaten. Wie waarborgt spreker
dat hij de plaats, die hij heeft uitgekozen, een vol
gende vergadering niet bezet vindt Wanneer echter
de heer Tijsma vindt dat hij lastig zit en meent, dat
een ander lid zich juist die plaats zou wenschen, dan
merkt spreker op dat praktisch altijd is toegelaten,
bij minnelijke schikking van plaatsen te ruilen. Er
moet een regeling bestaan en zoolang niet anders
wordt voorgesteld dan om eene bestaande regeling
af te schaffen zal spreker tegen stemmen.
De heer G. W. Koopmans herhaalt dat het de be
doeling is om, als b.v. de heer Burger de eerste keer
op 3 zit, hij daar blijft zoolang hij raadslid is. Er
worden wel meer mondelinge inlichtingen gegeven
en die zijn altijd als voldoende beschouwd. In de
Provinciale Staten heeft men ook geen loting om de
zitplaatsen en er zijn wel meer openbare vergaderingen
waar zulks niet het geval is, zonder dat het aanleiding
geeft tot ongeregeldheden. Spreker kan zich dan ook
niet voorstellen waarom dat hier niet zou kunnen.
De Voorzitter wijst er de leden op dat onderdeel
V pas in behandeling is van de XX. Spreker dringt
er op aan dat de heeren zich beperken.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 October 1911. 215
De heer de Jong meent dat de tegenwoordige manier
van handelen haar aardige zijde heeft, maar toch vindt
hij het beter dat elk raadslid kan gaan zitten waar
hem dat goeddunkt, omdat het wenschelijk is dat de
leden der verschillende partijen bijelkander zitten.
Zij kunnen dan beter overleg plegen. Men zegt wel
dat dit vóór do vergadering wel kan geschieden,
maar tijdens de beraadslaging kunnen de toestanden
zoo gewijzigd worden, dat overleg noodzakelijk kan
zijn. Daarom is spreker een voorstander van het
voorstelde kachel kan hem niet schelen.
De heer Zandstra is de tegenovergestelde meening
toegedaan als de heer de Jong. Bij de Provinciale
Staten bestaat de loting niet. De plaatsen die de
leden in de zomerzitting hebben ingenomen, bezetten
zij ook in de winterzitting. De heer Tijsma zegt
echter dat hij een andere plaats moet kunnen inne
men, als het hem op zijn plaats verveelt. Wanneer
dit leidt tot anarchie moet spreker zich tegen het
voorstel verklaren, temeer daar de tegenwoordig ge
volgd e wijze goed bevalt.
De beraadslaging wordt gesloten.
Onderdeel V wordt verworpen met 19 tegen 5
stemmen.
Vóór stemmen de heeren Fransen, van der Kooi,
G. W. Koopmans, Lautenbach en Tijsma.
Tegen de heerenBeucker Andreae, de Jong,
Zandstra, Tulp, Schoondermark, Boosman, Wilhelmij,
Menalda, Berghuis, Oosterhoff, Feitz, J. Koopmans,
Hartelust, Feddema, van Messel, Burger, Beekhuis,
Vonck en Haverschmidt.
Art. 13 wordt thans genummerd art. 16.
De onderdeelen VIX worden met algemeene
stemmen vastgesteld.
Aan de orde is onderdeel XI.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Burger wil niet over het artikel spreken
maar over de nummering. Boven dit artikel staat 37a.
Spreker zou, waar hij veronderstelt dat het plan
bestaat het reglement nieuw te laten drukken, in
overweging geven de artikelen te vernummeren, en
wel 37a in 38 enz. Bij artikel 47 komt het weer
in orde.
Spreker stelt bovendien voor in de tweede alinea
te lezen in plaats van „kopie", „kopij".
Dit laatste voorstel wordt door Burgemeester en
Wethouders overgenomen.
De Voorzitter vraagt of het niet beter is de geheele
nummering der artikelen na afhandeling van het
reglement na te zien.
De heer Burger kan dat wel goedvinden.
De heer Vonck zou eene redactiewijziging van alinea
2 willen voorstellen. De bestaande redactie is geen
fraai Nederlandsch en hij stelt daarom voor alinea 2
te lezen
De copy wordt zoo spoedig mogelijk aan den secre
taris teruggezonden en door diens bemiddeling ter
drukkerij bezorgd.
De commissie neemt bij monde van den heer G.
W. Koopmans dit voorstel over.
De beraadslaging wordt gesloten.
Onderdeel XI, aldus gewijzigd, wordt met alge
meene stemmen vastgesteld.
Aan de orde is onderdeel XII.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Hartelust wil, op gevaar af door den heer
Burger te worden beschouwd als iemand die naar
huis had moeten gaan, inlichtingen vragen. Hij be
grijpt de bedoeling van de door de commissie voor
gestelde aanvulling van artikel 39 niet. Spreker zou
daaromtrent gaarne worden ingelicht.
De heer G. W. Koopmans zegt dat het de gewoonte
is om bij benoemingen één voor één te stemmen.
Bij het samenstellen van de stembureaux echter
wat nog hedenmiddag is geschied zou die ge
woonte enorm veel tijd kosten. Dan worden ook
altijd de lijsten, die op de tafels liggen, ingeleverd.
Om nu te voorkomen dat telkens moet worden ge
vraagd of wel op die manier mag worden gestemd,
is het voorstel gedaan.
De heer Hartelust dankt den heer Koopmans voor
diens inlichtingen. Het blijkt hem dat hij behoort
tot hen die naar huis hadden moeten gaan, want hij
verwondert er zich over dat hij dit niet direct heeft
begrepen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De onderdeelen XIIXX, en vervolgens het be
sluit in zijn geheel, worden met algemeene stemmen
vastgesteld.
Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.