242 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 October 1911.
mee omhoog gaan en de erwten en boonen even snel
als de groenten in prijs zijn gestegen. De eenige
lichtzijde in de geschiedenis der prijsstijging van de
levensmiddelen is dat de tarwe en roggebloem niet
omhoog zijn gegaan hoewel de tarwe en de rogge
daartoe wel eenige neiging vertoont. Spreker wil
hopen dat het brood niet duur wordt. Voor een paar
jaar heeft spreker bij de behandeling der begrooting
met een staatje aangetoond, dat een arbeidersgezin
bestaande uit 5 personen, van 12.per week niet
rond kan komen. Toen moest men al woekeren om
de tekorten zoo klein mogelijk te maken en hoe is
dat thans. Elke maand staan de arbeiders, zelfs de
best betaalden onder hen, voor een aanzienlijk tekort.
Alleen door buitengewone krachtsinspanning, alleen
door met geweld de behoeften omlaag te drukken
blijft de arbeider eerzaam.
Wanneer een arbeidersvrouw den moed of liever den
trotsch bezit om bij familiebezoek een stukje vleesch
op tafel te zetten of een stukje kaas bij de boterham
te gebruiken, dan moet dat op een andere wijze weer
worden uitgezuinigd. Zoo gaat het bij hen die een
vast inkomen genieten, hoe zal het gaan bij hen, die
op geen vaste verdiensten kunnen rekenen, die soms
dagen, ja weken alle verdienste moeten ontberen en
in tijd van werk ter nauwernood genoeg hebben om
in het allernoodigste te voorzien.
Als ze geen werk hebben, ziet het er voor menig
werkman en kleine burger treurig uit. Zorg, angst
en ellende is hun deel. Zuinigheid behoeven zij niet
meer te leeren. Zij zijn gedwongen die zelfs in de
beste dagen te betrachten. Deze kunnen het gebrek
niet buiten hunne woning keeren. En het warme
maal, dat vooral in den winter en bij de toch reeds
zoo slecht gevoede arbeidersklasse van zoo groote
waarde is voor de gezondheid, zal meer dan ooit in
de schamele woningen ontbreken. Grooter dan ooit
zal het aantal kinderen zijn dat onvoldoende gevoed
op school komt, dat tegen het gure klimaat maar een
zeer gering weerstandsvermogen bezit. Maar niet
alleen aan voedsel zal het kind gebrek lijden,
natuurlijk zullen de extra uitgaven ook op brandstof
en kleeding moeten worden uitgezuinigd. Gebrek
dat aanklopt aan schier iedere arbeiderswoning, is
niet te keeren. Vele armen zullen in lompen gekleed
gaan en dag in dag uit ondervoed worden. Zoo ooit
dan is het thans noodzakelijk om althans het school
kind zooveel mogelijk uit de lichamelijke en geestelijke
misère op te heffen, door toepassing van het gezond
beginsel dat onderwijs en lichamelijke verzorging,
voeding en kleeding, bij elkaar behooren. Spreker
zal dan ook zoo vrij zijn bij den hierop betrekking
hebbenden post een voorstel te doen.
Thans wil spreker nog een poging wagen in de
richting van de motie-Lautenbach. Hoewel deze motie
is verworpen, waagt spreker het er nog eens op terug
te komen, omdat hij zich niet kan voorstellen, dat
de uitspraak van den Raad een principiëele is geweest.
Hij gelooft niet dat de Raad door verwerping dei-
motie te kennen heeft gegeven in beginsel tegen
iederen bijslag op het loon te zijn en die niet te willen
geven ook als bijzondere omstandigheden dat nood
zakelijk maken.
Spreker gelooft niet dat de meerderheid hier een
ander beginsel is toegedaan dan die van den Raad
van Bloemendaal, Dordrecht, Alkmaar en Gouda.
Spreker wil vooral wijzen op Bloemendaal, waar
aan alle agenten, ambtenaren en werklieden, die minder
dan f 1000.verdienen, een toeslag op het loon
gedurende acht maanden wordt gegeven van f 1.—
per week.
Spreker wil wijzen op gemeenten, waar commissies
werden benoemd om met het oog op de hooge prijzen
der levensmiddelen een onderzoek in te stellen en in
verband daarmede met voorstellen bij den Raad te
komen. Hij haalt dat aan als bewijs, dat overal in
den lande, niet alleen bij particulieren, maar ook bij
tal van gemeentebesturen de stijgende prijzen dei-
levensmiddelen de aandacht trekken en onrust ver
wekken. En dit is geen wonder als men weet dat
de prijzen der eerste levensmiddelen in de laatst ver-
loopen 12 jaren met 20 tot 40 °/0 zijn gestegen.
Spreker zal den Raad niet vermoeien met het voor
lezen van een groot getal cijfers, maar in korte woor
den alleen dit zeggen, dat het levensonderhoud den
arbeiders in 1910 tusschen de 15 en 20 meer kostte
dan tien a twaalf jaar geleden. Hij schildert den
toestand niet te zwart als hij zegt dat het levens
onderhoud in dien tijd een zesde duurder is geworden.
In 1910 waren minstens 7.- noodig om datgene
te koopen dat omstreeks 1900 voor f 6.werd ver
kregen.
Was het in 1910 al erg, in den loop van dit jaar
is het nog erger geworden. Hoewel do prijzen in
de laatste drie maanden het sterkst zijn gestegen,
wil spreker zich bepalen tot het tijdvak van 1 Januari
1 October 1911.
Hij vindt dan aan de hand van het maandschrift
van het centraal bureau voor statistiek en van andere
gegevens, dat in de afgeloopen maanden de prijzen
van een groot aantal levensmiddelen en gebruiks
artikelen verbazond omhoog zijn gegaan. Bruine
boonen b.v. die in 1910 reeds H/a maal zoo duur waren
als in 1823, zijn sedert 1 Januari nog met 20
dus met eon vijfde gestegen. Hetzelfde is het geval
met groene erwten, witte boonen en capucijnors.
Koffie steeg, wat de duurste soorten betreft 25 °/0,
de goedkoopere met 35 °/0, kaas met 20 Op 1
Januari 1911 vinden zij dan ook voor eene combinatie
van verschillende levensmiddelen 6.08 en op 1
October 7.28. Dit is ook een stijging van 20 °/0.
Om van aardappelen en groenten niet te spreken,
kunnen wij vaststellen dat de prijzen van kruideniers-
en grutterswaren in het najaar van 1911 ongeveer
x/3 hooger zijn dan 10 jaren geleden. De loonen
echter zijn in dien tijd niet 1/s hooger geworden.
Dit beteekent voor de loontrekkende klasse en vooral
voor de laagstbezoldigde ambtenaren en werklieden
zorg en ontbering.
Met het oog daarop wil het er bij spreker en zijn
partijgenoot niet in, dat de meerderheid van den Raad
elke tegemoetkoming zou weigeren. Spreker is dan
ook zoo vrij den Raad de volgende motie aan te
bieden
,.De Raad,
Overtuigd dat de stijgende prijzen der levens-
benoodigdheden een grooten druk uitoefenen op de
financieële draagkracht der laagstbezoldigde ambte
naren en werklieden in dienst der gemeente, erken
nende, dat buitengewone maatregelen in deze nood
zakelijk zijn,
besluit aan eiken ambtenaar en werkman in dienst
der gemeente, die een inkomen heeft van 800.
en daarbeneden, een tijdelijken toeslag op het loon
toe te kennen, die voor ongehuwde 50 cent en voor
gehuwden een gulden per week zal bedragen.
Deze toeslag gaat in op 1 November 1911 en ein
digt 31 Maart 1912."
In de Memorie van Antwoord lezen wij, dat het
gemakkelijker is een vraag te stellen dan haar te
beantwoorden. Spreker wil hieraan toevoegen, dat
Burgemeester en Wethouders vooral dan moeilijk een
antwoord kunnen vinden, wanneer het gaat om de
belangen van de arbeidersklasse te behartigen, want
de voorstellen tot verhooging van den post voor
schoolvoeding en kleeding gaan zij zwijgend voorbij.
In dit verband willen spreker en zijn partijgenoot er
op wijzen, dat Burgemeester en Wethouders een zeer
royale houding aannemen, waar het geldt de beant
woording der vraag of onze politie al dan niet krachtig
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 October 1911. 243
genoeg is. Daar zwijgen Burgemeester en Wethouders
niet, maar geven voor de toekomst eon zeer gerust
stellend antwoord. Is het korps niet sterk genoeg
zoo lezen wij dan zullen de noodige voorstellen
tot uitbreiding den Raad bereiken. Geen voedsel en
kleeding voor de arme schoolkinderen, maar zoo
noodig meer politie. Spreker en zijn partijgenoot
zullen zich echter niet laten afschrikken en doorgaan
met steeds die voorstellen in te dienen, die zij meenen
dat tot de bevoegdheid der gemeente behooren.
Thans moet spreker nog een oogenblik terugkeeren
tot den heer Tijsma. Dit raadslid had verwacht dat
spreker een antwoord zou geven op de geschiedenis
der staking. Spreker kan dat niet doen, omdat hij
in de vorige vergadering had verzekerd daar niet
op terug te zullen komen. Hij was dan ook niet
van plan dat te doen. Nu mag men meenen, en de
heer Tijsma mag blij zijn dat do meerderheid van
den Raad niet bestaat uit sociaal-democraten, omdat
hij dan in slecht gezelschap zou zijn, dat deze altijd
voor de arbeiderspartij opkomen, maar die bewering-
is onjuist. Het is nooit opgekomen in het hoofd der
sociaal-democratische raadsleden als zij voor do belan
gen hunner partij opkwamen, dat de gemeentekas
voor die partij zou worden aangesproken. Zij komen
op voor hun beginsel, voor de breede massa der
arbeidende klasse. Dit is niet de arbeiderspartij,
neen, het zijn sprekers lotgenooten, het zijn onze
medearbeiders met wie wij medeleven, wij voelen
wat hun heeft ontbroken, die missen wat de burger
klasse bezit, n.l. goed onderwijs en een goede oplei
ding. Hij komt op, en dit is zijn taak, voor de
belangen der gemeente en in het bijzonder voor die
der arbeiders, de klasse dio alles mist, de meerderheid
der bevolking uitmaakt en het meest nuttig is. Hij
zal dan ook steeds sturen in de richting, waardoor
deze klasse uit hun stoffelijke en geestelijke ellende
kan worden opgeheven.
De heer G. W. Koopmans zal het uit dankbaarheid
jegens de leden die in de vorige vergadering er toe
hebben meêgewerkt, dat er op Dinsdagmorgen geen
vergadering zal worden gehouden, kort maken. In
het slot der Memorie van Antwoord geven Burge
meester en Wethouders in overweging het daarheen
te leiden, dat in het vervolg in het sectieverslag geen
antwoorden meer worden opgenomen. Spreker wil in
overweging geven die groote wijziging niet aan te
brengen en den vorm waarin het sectieverslag tot nu
toe wordt uitgebracht te handhaven. Spreker is naar
de sectievergadering gegaan met een 40-tal vragen
op papier. Na afloop der vergadering bleven daarvan
10 over, die in de Memorie van Antwoord zijn be
antwoord.
Thans heeft spreker nog 4 kruisjes voor zich, drie
oude en een nieuwe.
Het sectieonderzoek acht spreker van groot nut,
daar het leidt tot een goede en vlugge afdoening van
zaken. Wanneer de Voorzitter wil handhaven het
denkbeeld, dat de vragen in de sectie gedaan niet
door den Voorzitter worden beantwoord, gaat de glorie
van die vergaderingen verloren. Wanneer de leden
dan ook maar alleen vragen mogen stellen zullen de
sectievergaderingen voortaan zeker slecht worden
bezocht. Spreker wil echter zijn idee wel voor een
beter geven.
Thans komt spreker tot een woord van dankbaarheid
betreffende de septictank in de Potmarge. Jaren lang
is het. sprekers gevoelen geweest dat de tank zooals
ze was niet kon blijven bestaan en het doet spreker
dan ook groot genoegen dat bij Burgemeester en
Wethouders het denkbeeld voorzit die inrichting op
te heffen.
Thans, komende tot de politie en wel tot de vraag in
het sectierapport of de politie tijdens de staking wel in
staat was de orde te bewaren, doet spreker opmerken dat
hij die vraag ook had willen doen. Wanneer men spreker
vraagt hoe hij daartoe komt dan kan hij daarop het
volgende antwoorden. Tijdens de staking passeerden
een 50 of 60 stakers vier aan vier het Zaailand.
Spreker meende op een afstand dat het een groep
schoolkinderen was, maar het bleken stakers te zijn,
die rustig en kalm zonder begeleiding van publiek in
de richting van Amicitia marcheerden. Achter deze
stakers reden of liepen 2 of 3 politieagenten.
Toen de stoet de Zuiderstraat passeerde kwamen
er twee mareehaussée's te paard voorbij, die een vrien
delijken groet wisselden, zeker met de politieagenten.
Spreker dacht niet meer aan den optocht toen plotseling,
halverwege het Zaailand de mareehaussée's rechtsom
keert maakten, terugreden, voor den troep gingen staan,
eenige woorden wisselden en in een ondeelbaar
oogenblik op onverantwoordelijke wijze in den troep
sprongen. Wanneer nu die menschen zooals men
later zei een optocht hielden zonder daarvoor
vergunning-te hebben, had de politie, die hen begeleidde
dit reeds moeten verbieden. Dit was niet gebeurd,
want kalm en ordelijk gingen zij langs de straat.
Spreker meent daaruit te mogen concludeeren, dat
de last die verstrekt was aan de politie en aan de
marechausé's niet dezelfde is geweest en dat de
mareehaussée's, die, hetzij terecht, hetzij ten onrechte
zelfstandig optraden om de orde te herstellen, dat al
zeer onhandig hebben gedaan.
Spreker durft gerust deze zaak bespreken, omdat
hij zich nooit heeft uitgelaten of hij vóór de stakers
of vóór de werkgevers was. Hij heeft dit niet gedaan
omdat hij niet met alle finesses op de hoogte was
en alleen de commissie van onderzoek, die dit wel
is, recht heeft om in deze zaak recht te spreken.
Spreker vraagt of het niet mogelijk is om in dergelijke
kwesties te handelen zooals men dat doet in Engeland
en zooals dit bij de Zeeliedenstaking te Amsterdam
is gebeurd. Daar heeft de Minister Talma een voorstel
tot toenadering gedaan en hier had het gemeente
bestuur, toen de staking vier weken had geduurd, wel
een dergelijk voorstel kunnen doen. De treurige
govolgen blijven, dit heeft de ervaring- reeds geleerd,
anders niet uit.
Wat nu betreft de kwestie van de losloopende
honden. Burgemeester en Wethouders vragen aan het
lid, dat hierover heeft gesproken hun in deze de
middelen te verschaffen en zij vragen wat moeten
wij doen Spreker meent dat deze puzzle op een
zeer eenvoudige wijze is op te lossen. Hij heeft
verscherping van het toezicht gevraagd opdat de
losloopende honden de stad niet meer bevuilen.
Dit nu is doodeenvoudig. Van af zijne woning
tot het politiebureau is spreker heden morgen een
vijftal losloopende honden gepasseerd en in de vesti
bule voor het bureau waren een viertal bezig een
liefdesgeschiedenis af te spelen. Geen een van deze
honden had een penning om. Ieder eigenaar nu
krijgt een penning, ten einde die aan den halsband
van den hond te bevestigen. Wanneer nu een hond
losloopt zonder dat de verschuldigde belasting is
betaald, heeft de gemeente zeker het recht het dier
op te pakken.
Spreker bedoelt nu met verscherping van het toe
zicht dit, meer toezicht op het dragen van de penningen.
Wordt daar de hand niet aan gehouden, dan zal
Leeuwarden spoedig worden een tweede Constan-
tinopel.
Op hetzelfde gebied heeft spreker nog iets te zeggen.
Verscherping van toezicht is ook noodig in de buiten
wijken, waar de bewoners grooten overlast onder
vinden van bedelende menschen en brutaal optredende
kleine kooplieden, die w\jken als de Nieuwestad en
de Groote Kerkstraat zooveel mogelijk vermijden.
Spreker weet wel dat het moeilijk is om er iets