274 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1911. paedagogische kennis toegerust en derhalve best in staat de jongens te helpen en te raden waar zulks noodig blijkt te zijn. De heer Hartelust doet opmerken dat door den heer Beucker Andreao is gezegd dat het weeshuis een instelling op zich zelf is. Spreker meent dat dit niet het geval is, daar het bestuur verplicht is de goed keuring van den Raad te vragen. Het is dus volkomen juist om er over te redeneeren en niet te zeggen wij stellen zoo'n onbeperkt vertrouwen in het bestuur, dat wij ons er maar niet mee zullen bemoeien. Spreker meent het recht te hebben om te betwijfelen of het besluit om het voorstel te doen door het bestuur met eenparige stemmen is genomen. Er zullen wel enkele leden tegen dat voorstel hebben gestemd. Dit sterkt spreker in zijne overtuiging, dat de Raad niet op het voorstel moet ingaan. De heer Beucker Andreae spreekt over het overige personeel. Het is spreker bekend dat dit personeel aanwezig is. De heer Beucker Andreae toont zich nu wel zeer zwak door te zeggenwij hebben een besten onderwijzer, die den rol van vader vervult. Daaruit blijkt toch duidelijk dat er een vader moet zijn en niet iemand die wel de kwaliteit bezit, maar niet met het gezag bekleed is. Spreker gelooft niet dat de Raad op den goeden weg is als hij het voorstel van Burgemeester en Wethouders aanneemt. De heer Boosman betwijfelt het ook of het bestuur door het benoemen eener directrice op den goeden weg is. Spreker heeft er over gesproken, dat de oproeping voorbarig was, ook, omdat bij hem ernstige twijfel bestaat of het voorstel wel algemeene instemming- zal vinden. Het lijkt spreker toch zeer gewaagd eene oproeping te plaatsen voor eene betrekking, die er nog niet is. De heer Wilhelmij wil doen opmerken dat er bij hem geen kwestie is van eenig wantrouwen in het bestuur van het Stads Weeshuis. Hij gelooft dat het voorstel geboren is onder den invloed van hetgeen in de laatste dagen is geschied. De heer Beucker Andreae heeft gezegd dat er verscheidene inrichtingen zijn waar een directrice aan het hoofd staat. Dat zullen dan zeker zieken- of diaconessenhuizen zijn. Weeshuizen, waarin jongens en meisjes tot hun 20ste jaar blijven met een directrice aan het hoofd zullen er wel niet veel zijn. Uit de redeneering van den heer Hartelust is dui delijk gebleken dat de verdediging van den heer Beucker Andreae zwak is. Spreker kan dan ook voor alsnog niet stemmen vóór het voorstel. De heer Burger gelooft dat er in het door den heer Beucker Andreae gesprokene meer goeds zit dan sommige raadsleden er in willen vinden. Spreker begrijpt dat het voor den heer Beucker Andreae on aangenaam is, in deze zaak te pleiten, aangezien het den schijn geeft alsof hij voor zijn eigen zaak spreekt. Wat hij echter heeft gezegd heeft groote waarde en die moet de Raad niet onderschatten. De voogden en voogdossen, die dagelijks voor de zaak staan, hebben niet veel pleizier beleefd van de combinatie van vader en moeder. Wanneer zij nu op grond van hunne ervaring van oordeel zijn dat de tijd is ge komen om het eens met een ander systeem te pro- beeren, mag men hun de taak niet uit handen nemen. Het is waar dat het Weeshuis slechts eene beperkte mate van zelfstandigheid heeft, daar het immers in deze zaak 's Raads toestemming behoeft, maar het blijft wenschelijk de zelfstandigheid zoo groot moge lijk te laten en het gaat niet aan, op grond van theoretische bespiegelingen de zelfstandigheid van het bestuur te bekorten. De heer Beucker Andreae heeft gezegd dat het Weeshuis een eigen school heeft met een eigen hoofd. Dit hoofd geeft thans ook avondles aan de jongens, die aan de gewone school ontgroeid zijn en zou dus bijvoorbeeld zeer wel kunnen worden belast met een soort van vaderlijk toezicht onder de leiding der directrice. De voogden zullen kunnen overwegen op welke wijze dat hoofd meer vrijen tijd kan krijgen om dat toezicht naar behooren te kunnen uitoefenen. Spreker is van oordeel dat men vertrouwen moet stellen in de voogden en de voogdessen en hun de zaak overlaten. Waar de heer Hartelust zeide dat er alleen in Haarlem eene inrichting bestaat met eene directrice aan het hoofd, wil spreker doen opmerken dat er in Zwolle ook een bestaat. De heer Hartelust heeft den heer Burger hooren zeggen dat de voogden ervaring hebben. Zeker die hebben zij, maar zij hebben ook ervaring van vaders en moeders die uitstekend waren. Met hoeveel lof toch zijn vader en moeder Dingemans uit de stad vertrokken. Dat was een uitmuntend paar menschen. Waar men het nu eenmaal slecht heeft getroffen en een paar minder uitmuntende menschen heeft gehad, gaat het toch niet aan te zeggen dat de ervaring aanleiding geeft om een nieuw systeem toe te passen waarvan men niet weet of dat beter zal zijn. In het Old Burger Weeshuis heeft men ook de vader en moeder behouden. Ook daar hebben de voogden en voogdessen blijkbaar gemeend dat zulks het beste was. Waar spreker nu nog door niemand overtuigd is, blijft hij het door hem ingenomen standpunt handhaven en zal hij tegen het voorstel stemmen. De heer Zandstra sluit zich aan bij het door de heeren Burger en Beucker Andreae gesprokene. Spreker staat ver van den heer Hartelust af, als deze meent dat alleen een vader in staat is om alles te doen in het belang der kinderen. Spreker heeft zelf jong zijn vader verloren en hij weet zeer goed dat ook een vrouw zeer goed in staat is hare jongens te brengen op de plaats in de samenleving waar zij behooren. Een vrouw kan toch evengoed begaafd zijn met de eigenschappen die men van een vader eischt en de liefde van een vrouw kan het ver brengen. Het is alleen een kwestie van tact. Wanneer men zoo gelukkig is een directrice te vinden met veel tact, zal het weeshuis niet minder worden geregeerd dan tot nu toe. De heer Feddema schaart zich, in tegenstelling met de heeren Burger en Zandstra, aan de zijde van den heer Hartelust. Het Nieuwe Stads Weeshuis herbergt op het oogenblik 50 kinderen, maar er zijn ook wel eens meer dan 100 geweest en als dat nu weer het geval wordt gaat het niet aan om aan het hoofd van een dergelijk gezin één vrouw te plaatsen. Spreker is zelf geruimen tijd regent geweest van eene inrich ting, waarin jongens en meisjes waren ondergebracht en het is hem gebleken dat het van groot belang is dat er aan het hoofd van zoo'n inrichting een vader en moeder staat. Hij onderschat volstrekt niet wat een vrouw kan doen, maar hij acht het van het grootste belang, dat aan het hoofd van een groot gesticht een gehuwd paar menschen staat. In Haarlem heeft men onder de directrice nog een onder-directeur en dan is het gevaar groot dat men twee kapiteins op één schip krijgt. Wanneer men een gehuwd paar heeft kan men Verslag van de handelingen van den gemeenteraad samenwerking verwachten. Dit voorstel is gedaan onder den invloed eener allermiserabelste ondervinding met den laatsten titularis en onder die van de jongere regenten en regentessen. Die zijn het hoofdzakelijk die er eene verbetering in zien Waar nu ook onder de voogden zelf ten opzichte van het voorstel geen eenstemmigheid heerscht en zijne eigen ondervindingen een andere regeling hem wenschelijk doen voorkomen, zal spreker tegen het voorstel stemmen. Do heer Beucker Andreae wil, naar aanleiding van het gesprokene door den heer Feddema, mededeelen dat van de 10 leden van het bestuur zich 8 voor het voorstel hebben verklaard. Spreker meent dit te moeten zeggen om te voorkomen dat een verkeerden indruk wordt gewekt. De Voorzitter wil even namens Burgemeester en Wethouders mededeelen dat de kortheid der toelichting tot het voorstel verklaard kan worden uit het stand punt waarop Burgemeester en Wethouders zich hebben geplaatst. Waar het bestuur zich geheel belangeloos geeft, bepalen Burgemeester en Wethouders er zich in het algemeen toe hun vertrouwen te schenken en zij achtten het daarom niet noodig eene nadere motiveering bij het voorstel te voegen. De ervaring van het bestuur is dan ook beter waarborg voor een goed beheer dan de theoretische inzichten van den Raad. Spreker kan den Raad mededeelen dat het aanstellen van een directrice zijne persoonlijke warme sympathie heeft. Hij heeft niet nagegaan welke inrichtingen door een vrouw worden bestuurd, maar behalve de inrichtingen te Zwolle en Haarlem komt spreker voor den geest „Ons Huis" te Leiden, welke inrichting ook door een directrice wordt bestuurd, waarover spreker nooit anders dan met den grootsten lof heeft hooren spreken. Een vrouw, die zich geheel geeft aan haar taak, heeft meer kans op uitstekende resultaten. Bovendien is het gemakkelijker één persoon te vinden die goed is, dan een gehuwd paar, die beide voor hun taak berekend zijn. De heer Hartelust ridiculiseert de zaak wel een beetje waar hij zegt, dat het minder erg is als van twee menschen één niet deugt dan wel als er maar één is met wie dit het geval is. Spreker is van oordeel dat het moeilijk is om beide te ontslaan als er op de een niets valt aan te merken. Door den heer Hartelust zijn de ziekenhuizen uit geschakeld. Spreker wenscht in dit verband te wijzen op de ervaring die men hier in Leeuwarden met een vader en moeder in het Ziekenhuis heeft gehad. Ook deze inrichting staat thans onder een directrice. De heer Hartelust heeft den Voorzitter hooren zeggen dat spreker de zaak ridiculiseert. Dat is sprekers bedoeling in het geheel niet geweest. Hij heeft niet gezegd dat het niets is als van eene com binatie van vader en moeder de een niet deugt. Spreker heeft gezegd dat als er een vader en moeder is, de een aanvult, wat de ander ontbreekt en dat er niets aan te vullen is als er slechts één aan het hoofd staat. Verder doet spreker opmerken dat hij over ziekenhuizen niet heeft gesproken. Wat de Voorzitter dus ten dien opzichte tot spreker heeft gezegd, berust op eene vergissing. De heer Haverschmidt ziet een oplossing in het facultatief stellen. Spreker kan zich het geval denken, dat eene direc trice niet aan de verwachting voldoet en dan is men in de gelegenheid zonder reglementswijziging den ouden toestand te herstellen. Het is ook mogelijk dat een later bestuur aan een vader en eene moeder de voorkeur geeft. Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1911. 275 Spreker stelt derhalve voor de tabel te wijzigen als volgt onder 1 te lezen „een vader en eene moeder te zamen 700.of eene directrice 600. De heer Beucker Andreae gelooft niet dat er bij het bestuur bezwaar tegen dit voorstel zal bestaan. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Haver- schmidt wordt voorgesteld de tabel te wijzigen als volgt onder 1 te lezen„een vader en eene moeder te zamen 700.of een directrice f 600.Spreker deelt mede dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel overnemen. De heer Wilhelmij gelooft dat de Raad, als hij dit voorstelt aanneemt, zijn recht uit handen geeft, omdat voor vermeerdering van het getal beambten de toe stemming van den Raad wordt vereischt. Deze be paling zou dan niet meer gelden. De Voorzitter verzoekt de leden dringend zich te bekorten. De heer F8ddema zou willen zeggen, dat de heer Haverschmidt een helder oogenblik heeft gehad en door zijn voorstel door een achterdeur tracht binnen te loodsen, wat door de voordeur niet binnen gedragen kan worden. Wanneer toch dit voorstel wordt aangenomen, krijgen wij precies hetzelfde, waartegen nu al een uur wordt gevochten. Wanneer de benoeming van een vader en moeder of van eene directrice facultatief wordt gesteld neemt het bestuur die titularis die het het meest aangenaam is. Spreker wil zich daartegen verzetten. In een gezin behoort een vader en moeder. Spreker wil dan ook de risico niet aanvaarden verbonden aan de benoeming eener directrice. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals het nader is gewijzigd, wordt aangenomen met 11 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Berg huis, Haverschmidt, Zandstra, J. Koopmans, Feitz, Oosterhoff, Beekhuis, Burger, Vonck en Schoonder- mark. Tegen de heerenG. W. Koopmans, Boosman, Tulp, Fransen, van Messel, Wilhelmij, Feddema, Hartelust en Lautenbach. De Voorzitter vraagt of de Raad goed kan vinden eerst de verordening betreffende de voorwaarden voor de levering van electrischen stroom door het ge meentelijk electriciteitbedrijf te behandelen. Hier is haast bij. Wanneer er echter geen discussie te wachten is over punt 18 der agenda, kan dit eerst worden afgedaan. Daar niemand over punt 18 het woord vraagt, komt aan de orde 17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om den Kapelmeester van het stedelijk muziekkorps op te nemen onder de pensioengerechtigde gemeente-ambtenaren en vervolgens den eervol ontslagen Kapelmeester H. de Jong een pensioen uit de gemeentekas te verleenen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 6