276 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1911. Dit voorstel luidt als volgt Door den heer H. de Jong is ons als zijn ver langen te kennen gegeven om, met het oog op zijn lichamelijken en geestelijken gezondheidstoestand, na 1 Januari niet meer als kapelmeester van het stedelijk muziekkorps op te treden. Dienovereen komstig zullen wij dus zijne tot dien datum loopende aanstelling als zoodanig niet weder met een jaar ingevolge het bepaalde bij art. 2 der instructie voor dien titulalis, dat slechts een benoeming kent voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Januari en eindi gende 31 December van ieder jaar verlengen, zoodat alsdan een ruim 28-jarige werkzaamheid een einde zal nemen. Waar de betrekking van kapelmeester tot nog toe niet is opgenomen onder de betrekkingenwaar aan gemeentelijk pensioen verbonden is, verzoekt de tegenwoordige titularis hem na 1 Januari 1912 een jaarlijksche gratificatie voor levensonderhoud toe te kennen. De commissie voor genoemd korps, ter zake door ons gehoord, geeft in overweging die gratificatie te bepalen op 450.'s jaars, onder voorbehoud, dat deze slechts worde uitgekeerd, voor zoolang en voor zoover de geldmiddelen, waarover zij beschikt, dit zullen blijken toe te laten. Ook ons komt hot billijk voor, dat de gemeente een verdienstelijk ambtenaar, die gedurende een reeks van jaren zijn beste krachten aan het stedelijk muziek korps heeft gewijd, nu de tijd van rust voor hem aanbreekt, niet met zorg de toekomst laat tegemoet- gaan. In afwijking van het advies der commissie is het naar onze meening evenwel meer rationeel hem van gemeentewege pensioen toe te kennen en daartoe de betrekkelijke verordening alsnog aan te vullen. Het feit, dat de kapelmeester van het stedelijk muziek corps van jaar tot jaar wordt aangesteld, terwijl de verordening (gemeenteblad no. 2 van 1910) in artikel 1 een vaste aanstelling vordert, kan tegen opneming van gemelde betrekking in de bij dat artikel gegeven opsomming geen bezwaar zijn. Al moet de benoe ming jaarlijks geschieden, de betrekking als zoodanig kan als een vaste worden beschouwd. Op dit stand punt heeft Uwe Vergadering zich blijkbaar ook gesteld bij het totstandkomen van de oorspronkelijke verordening omtrent het verleenen van pensioen aan ambtenaren, bedienden en werklieden in dienst der gemeente of van gemeentelijke instellingen (gemeente blad no. 32 van 1893), toen in artikel 1 reeds dadelijk zijn genoemd de bevolkingsagenten en de geneesheer directeur van het Stadsziekenhuis, niettegenstaande dezen destijds telkens onderscheidenlijk voor 5 en voor 3 jaren werden aangesteld. Op grond van het voorafgaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten I. het eerste lid van artikel 1 der verordening omtrent het verleenen van pensioen aan ambtenaren, bedienden en werklieden in dienst der gemeente of van gemeentelijke instellingen (gemeenteblad no. 2 van 1910) na de laatste zinsnede aan te vullen met de woorden „de kapelmeester van het stedelijk muziekkorps." II. bij aanneming van het onder I voorgestelde, aan H. de Jong, kapelmeester van het stedelijk muziekkorps, met ingang van 1 Januari 1912 een pensioen ten laste van de gemeentekas toe te kennen van 507.per jaar, behoudens nadere berekening van dat bedrag door Burgemeester en Wethouders, voor geval mocht blijken, dat in verband met nog in den loop van dit jaar te verkrijgen inkomsten wegens het geven van uitvoeringen door het muziek corps, waarvan den directeur 15 ten goede komt, genoemd bedrag verhooging zal dienen te ondergaan. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling eener verordening, houdende voorwaarden voor de levering van electrischen stroom door het gemeentelijk electriciteitbedrjf (Bijlage no. 30). De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Burger zegt dat niet zoozeer de verordening, dan wel de zeer korte toelichting, hem aanleiding zou kunnen geven tot eene algemeene beschouwing. Spreker heeft tengevolge van die korte toelichting op twee punten bezwaar gevonden en hij heeft zich afgevraagd wat hij moet doen, amendementen indienen of inlichtingen vragen. Spreker heeft den laatsten weg gekozen en zal bij de artikelen 4 en 7 inlich tingen vragen, maar hij constateert dat zulks noodig is, omdat elke toelichting ontbreekt. De heer OosterhofF (wethouder) wijst er op dat hetzelfde motief dat de Voorzitter zoo even aangaf voor eene behandeling van dit punt vóór punt 18 der agenda, n.l. de groote haast die er is, eveneens de oorzaak is van het ontbreken eener toelichting. Uit den aard der zaak zou eene toelichting zeer uitvoerig worden en daarvoor heeft de tijd ontbroken. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Artikel 1 wordt met algemeene stemmen onver anderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 2. De heer Feddema doet opmerken dat in artikel 2 bepaald is, dat de huurder toestemming van zijn huiseigenaar moet hebben om zijn perceel te mogen aansluiten. Het komt spreker voor dat deze bepaling in de praktijk aanleiding zal kunnen geven tot moeilijkheden. Spreker toch kan zich voorstellen dat de eigenaar niet wil dat er in zijn gebouw electriciteit, hetzij voor licht of kracht wordt gebruikt. Maar bij het Burger lijk Wetboek is reeds bepaald dat de huurder aan sprakelijk is voor veroorzaakte schade aan het gehuurde perceel. Als dus een huurder eene leiding in het huis brengt, kan de verhuurder daar niets aan doen. Burgemeester en Wethouders gaan verder dan het Burgerlijk Wetboek en zeggen: wij maken geen leiding in een huis, tenzij de eigenaar ervan daarvoor toestemming heeft gegeven. Spreker is van meening dat zulks niet is in het belang van het bedrijf, want het zal een reden kunnen zijn dat er minder aan sluitingen komen. Alvorens een voorstel te doen om dit gedeelte te schrappen, zou spreker gaarne ver nemen, welke de motieven zijn geweest voor de opneming dezer bepaling. De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wet houders van meening zijn dat de gemeente moet blijven buiten geschillen tusschen huurder en ver huurder van een perceel. De eerste mag zonder de toestemming van den laatste geen belangrijke ver anderingen in het gehuurde aanbrengen. Wanneer er nu over de aansluiting kwestie rees, zou de gemeente daardoor in moeilijkheden kunnen geraken, die zeker ook voor het electrisch bedrijf niet goed waren. Daarom willen Burgemeester en Wethouders zekerheid Verslag van de handelingen van den gemeenteraad dat de verhuurder van een perceel accoord gaat met het aanbrengen der leiding. Het is spreker bekend dat in den Haag en Dordrecht dezelfde bepaling bestaat, terwijl hier voor de gasleiding eveneens hetzelfde is bepaald. Dit heeft nog nooit aanleiding gegeven tot moeilijkheden. De heer Feddema is van oordeel dat Burgemeester en Wethouders wel wat erg voorzichtig zijn. De verhuurder toch heeft het recht het verhuurde terug te ontvangen in den staat en toestand waarin het zich bij de verhuring bevond. Wil nu de huurder de leiding laten aanbrengen, dan kan de verhuurder daar niets aan doen. De bepaling is echter voor den huurder eene belemmering, waardoor deze in het gedrang kan komen. Spreker zal echter geen voorstel doen. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 2 wordt met algemeene stemmen onver anderd vastgesteld. Aan de orde is artikel 3. De beraadslaging wordt geopend. De heer Feddema leest in dit artikel dat de aansluiting kan worden geweigerd, indien naar het oordeel der Directie de hoofdkabel te ver van het perceel is ver wijderd. Een dergelijke bepaling bestaat ook bij de gasfabriek. Spreker vindt doze bepaling onbillijk. De gemeentenaren hebben samen te dragen de lasten die verbonden zijn aan de oprichting der electrische centrale en die zullen vooral in de eerste jaren niet gering zijn en moeten naar sprekers oordeel ook van de lusten gezamentlijk profiteeren. Ook meent spreker dat de directeur, die, wanneer iemand aan sluiting vraagt, dadelijk kan zeggenwij leveren niet, daardoor te veel macht heeft. Spreker zou dan ook willen lezen in alinea 2 in plaats van „de Directie kan": „Burgemeester en Wet houders kunnen". Tevens wenscht hij de woorden „de hoofdkabel te ver van het perceel is verwijderd", te schrappen. De heer 0ost8rhoff (wethouder) gelooft dat de heer Feddema, wat het laatste gedeelte betreft, het artikel niet juist opvat. Wanneer de directie bezwaar maakt om aan te sluiten is er beroep mogelijk op Burge meester en Wethouders, die kunnen bepalen, dat de aansluiting toch zal plaats hebben, maar op nader te stellen voorwaarden. Spreker is van oordeel dat zulks geheel volgt uit het in de le alinea bepaalde in verband met de bepaling van alinea 2 waar staat „de directie kan, behoudens het behaalde in het vorig lid, aansluiting weigeren enz." De heer Feddema is dit niet met den heer Ooster- hoff eens. De eerste alinea staat op zich zelf en dan volgt erde Directie kan enz. Van een beroep op Burgemeester en Wethouders is dan ook geen sprake. De Voorzitter is het met den heer Feddema eens. Spreker zou het voorstel om „de Directie kan" te veranderen in „Burgemeester en Wethouders kunnen" wel willen overnemen omdat het nooit de bedoeling is geweest van het Dagelijksch Bestuur dat de Di rectie eigenmachtig aansluiting zou kunnen weigeren. Spreker zou evenwel de gemeente niet willen ver plichten een kabel te moeten leggen naar een uithoek Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1911. 277 dor gemeente ten behoeve van één klant. Dat zou toch zeer schadelijk worden. Zooals de bepaling thans luidt is het nog mogelijk dit te doen mits de gebruiker volgens een bijzonder tarief betaalt. Wan neer de bepaling wordt geschrapt, moet de gemeente hem tegen het gewone tarief bedienen. De beraadslaging wordt gesloten. De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wethouders dus overnemen het voorstel van den heer Feddema om „de Directie kan" te vervangen door „Burgemeester en Wethouders kunnen", behoudens nadere redactie hunnerzijds. Het voorstel van den heer Feddema om de woorden „de hoofdkabel te ver van het perceel is verwijderd" te schrappen, wordt verworpen met 14 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Tulp, Fransen, J. Koop- mans, Feddema, Hartelust en Vonck. Tegen de heerenG. W. Koopmans, Boosman, Beucker Andreae, Berghuis, Haverschmidt, Zandstra, van Messel, Feitz, Wilhelmij, Oosterhoiï, Beekhuis, Lautenbach, Burger en Schoondermark. Artikel 3 wordt hierna met algemeene stemmen vastgesteld zooals het ontwerp door Burgemeester en Wethouders is gewijzigd. Aan de orde is artikel 4. De heer Burger heeft bezwaar tegen alinea 4, lui dende „Indien de Directie bepaalt dat aansluiting eener „binnenleiding moet geschieden door tusschenkomst „van een of meer transformatoren, stelt de aanvrager „hiervoor kosteloos een goed afsluitbare ruimte van „voldoende grootte, ingericht volgens aanwijzing van „de Directie ter beschikking van het bedrijf. In dit „geval geeft de aanvrager aan het bedrijf het recht, „zonder eenige vergoeding op genoemden transfor mator of transformatoren aan te sluiten." Het eerste doel dezer bepaling komt spreker niet onbillijk voor. Het laatste echter wel. Is het de bedoeling dat de Directie het recht krijgt anderen op b.v. sprekers leiding aan te sluiten, dat wil zeggen in sprekers huis eene inrichting te zetten, waarvan uit andere afnemers worden bediend Wil men dan bovendien spreker dwingen ruimte te geven en in te richten ten behoeve van het bedrijf verder dan voor zijne eigene aansluiting noodig is Als dat de be doeling is noemt spreker het een allerbespottelijkst artikel en spreker zou, wanneer hij een aanvraag tot aansluiting deed, eerst eens informeeren of hij ook op een dergelijke aansluiting kans had. Was dit het geval dan zou zijn aanvraag er om over gaan. De heer Oosterhoff (wethouder) zegt dat de bezwaren van den heer Burger theoretische zijn. De hier bedoelde transformatoren zijn toestellen, die noodig zijn om den normalen stroom om te zetten in een stroom van een bepaalde sterkte. Er kunnen inrichtingen zijn die een bepaalde stroom- strekte noodig hebben en dan moeten er transforma toren worden geplaatst en wanneer er dan meer inrichtingen in de buurt zijn die dezelfde stroomsterkte noodig hebben, is het de bedoeling deze op een reeds geplaatste aan te sluiten. Anders zou voor elk bedrijf een transformator moeten worden aangeschaft en die is nog al duur. Hier zijn natuurlijk niet bedoeld de transformatoren die in verschillende deelen der stad staan. Die zijn er en tot een bepaald getal.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 7