4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1912.
De Voorzitter interrumpeert den heer Boogman en
wijst hem er op, dat het er om gaat of het prue-advies
op de motie zal worden uitgebracht door een com
missie ad hoc of door Burgemeester en Wethouders.
Het is dus thans niet noodig op de zaak zelf in te
gaan.
De heer Boosman vervolgt en wijst er op dat hij
reeds heeft medegedeeld, dat hij niet kan meegaan
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Spreker heeft de eerste drie klassen van het kohier
nagegaan. In de le klasse zijn 640, in de 2e klasse
844 en in de 3e klasse 656 aangeslagenen, die te
zamen ruim 6000.opbrengen of 2 °/o van den
geheelen aanslag. Wanneer deze menschen nu worden
vrijgesteld van het betalen van Hoofdelijken Omslag,
moet er een middel gevonden worden, om dat bedrag
terug te krijgen. Dit zal kunnen gebeuren, door het
cijfer van 3.65 ten honderd met 2 °/0 te verhoogen
en te brengen op 3.723. Daardoor echter worden
de inkomens even boven 600.zwaarder belast en
dat wil spreker liever niet. Hij zou juist liever zien
dat niet alleen de inkomens van beneden f 600.
worden vrijgesteld, maar tevens dat die van ƒ600.
tot bijv. 1200.of 1500.minder zwaar worden
belast.
Men zou ook de af te trekken som voor noodza
kelijk levensonderhoud kunnen brengen van 450.
op 600.doch spreker is niet in staat reeds nu
te zeggen, hoe het kohier er dan uit zou zien. Daarom
wil spreker eene commissie benoemd zien. Die com
missie zou deze zaak ernstig onder de oogen kun
nen zien en nagaan welke gevolgen een en ander
zou hebben. Hij meent dat men door vrijstelling
van de inkomens tot 600.en door vermindering
van belasting voor de inkomens van 600.tot
bijv. 1200.of 1500.werkelijk, meer dan tot
dusverre, krijgt eene belasting naar draagkracht.
Spreker meent hiermede de motie voldoende te
hebben toegelicht, en hij blijft, waar hij zich niet
met het schrijven van Burgemeester en Wethouders
kan vereenigen, zijne motie dan ook handhaven.
De Voorzitter wijst er den heer Boosman nog eens
op dat het gaat om de vraag of liet uitbrengen van
prae-advies op de motie aan Burgemeester en Wet
houders of aan eene commissie ad hoe moet worden
opgedragen.
De heer Boosman heeft reeds gezegd dat de drie
Wethouders tegen het in overweging nemen der motie
hebben gestemd. Hij is dus wel aan het goede kantoor.
Do heer Komter (Wethouder) wil, zonder te veel
in te gaan op de uiteenzetting der reden, waarom de
heer Boosman deze zaak aan de orde stelt, op twee
dingen wijzen. In de eerste plaats is de opzet van
den heer Boosman, die tot een belastingverlies van
6,000.— komt, 30,000.te laag.
De wet toch schrijft voor dat de aftrek, dus het
onbelaste gedeelte, voor alle aangeslagenen gelijk
moet zijn. Wordt 450.onbelast gelaten dan is
dit voor alle aangeslagenen het geval en evenzoo is
het wanneer dit bedrag, zooals de heer Boosman wil,
op f 600.wordt bepaald. Er zouden dan ruim
2000 aanslagen vervallen, terwijl het belastbaar in
komen van elk der overigen met 150.zoude
verminderen. Spreker brengt dit in het midden, om
aan te toonen dat het niet zoo eenvoudig is als de
redeneering van den heer Boosman zou doen ver
moeden. Ook wil spreker er op wijzen, dat het kies
recht voor den gemeenteraad afhangt van het betalen
van gemeentebelasting. Er zijn alleen in de laagste
klasse 671 kiezers aangeslagen, die OH/g cent belasting
betalen, maar zij zijn daarvoor ook kiezer. Wanneer
die nu vrijgesteld worden van het betalen van be
lasting en bovendien ook nog de aangeslagenen in
de 2e en 3e klasse, dan worden daardoor pl.m. 2000
kiezers ontheven van hun kiesplicht. Spreker weet
niet of zij dit op prijs zullen stellen. De heer Boosman
heeft er Burgemeester en Wethouders een verwijt van
gemaakt, dat zij zoo spoedig tot de conclusie zijn
gekomen, dat het prae-advies op de motie door Bur
gemeester en Wethouders moet worden uitgebracht.
Bij Burgemeester en Wethouders zijn al ook naar
aanleiding van uit den Raad opgegane stemmen
een paar wijzigiugen der verordening in overweging,
zoodat zij heel gemakkelijk en zonder veel tijd daar
voor noodig te hebben, konden zeggen dat zij ter
zelfder tijd ook aan deze wijziging zouden denken.
In het schrijven van Burgemeester en Wethouders
ligt dan ook niet opgesloten dat zij niet op de motie
willen ingaan. Zij zullen die overwegen en het vóór
en tegen den Raad mededeelen.
De heer Boosman zegt, bij zijne berekening mede
te hebben gelet op de bepaling, vervat in de 2e
alinea van lid III van artikel 243 der Gemeentewet,
luidende
„De heffing kan echter op die wijze worden ge-
„regeld, dat door hem, wiens geschat of afgeleid
„inkomen de som voor noodzakelijk levensonderhoud
„slechts met een gering bedrag overtreft, niet in de
„belasting wordt bijgedragen."
Spreker meent, dat wel degelijk dus zij kunnen
worden vrijgesteld, wier inkomen het bedrag van
f 450.met een gering bedrag overschrijdt.
Hij meent dan ook, dat ook bij handhaving van
het alhier vastgestelde bedrag van 450.voor
aftrek, het vrijstellen van de inkomens tot 600.—
reeds op grond dezer bepaling zou kunnen geschieden.
De heer Feddema wil den heer Boosman en den
Raad in overweging geven het voorstel van Burge
meester en Wethouders aan te nemen. Het Dage-
lijksch Bestuur is bezig de verordening te herzien
en zal ook deze kwestie wel onder de oogen zien.
Wanneer het dan mocht blijken dat Burgemeester
en Wethouders het niet met den heer Boosman eens
zijn, kan dit raadslid dan zijne bezwaren inbrengen.
Er wordt niet voorgesteld afwijzend te beschikken,
maar alleen om het in handen van Burgemeester en
Wethouders te stellen ten fine van prae-advies.
Deze kunnen dat beter doen dan eene raadscom
missie, daar zij over de noodige gegevens en over
de ambtenaren beschikken. Spreker geeft den Raad
in overweging het voorstel van Burgemeester en
Wethouders aan te nemen.
De Voorzitter heeft den heer Boosman hooren
zoggen dat Burgemeester en Wethouders hun antwoord
reeds klaar haddon, vóórdat de toelichting van dat
raadslid was ingekomen. Die toelichting Burge
meester en Wethouders zijn er dankbaar voor was
echter een gratis toegiftje, dat zij niet konden ver
wachten. De zaak toch was voldoende besproken en
Burgemeester en Wethouders verwachtten geen stuk
meer.
Zij hebben hun best gedaan het antwoord spoedig
gereed te hebben en nog nooit is Burgemeester en
Wethouders verweten dat zij te vlug waren geweest
Zij hadden voor hun antwoord de toelichting echter
niet noodig, want zij wisten wel waarom het ging
en spreker moet dan ook terugwijzen het verwijt
aan het college, dat het een besluit heeft genomen
over een zaak die het nog niet kende.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1912. 5
De heer Boosman had eene andere opvatting van
het antwoord. Er staat in het schrijven
„Op enkele andere punten dan in dit voorstel go-
„noemd, stellen Burgemeestor en Wethouders zich
„voor, binnenkort eene mogelijke wijziging der ver
ordening voor den Hoofdelijken Omslag in over
weging te nemen. Tegelijkertijd kunnen zij dan de
„hier bedoelde verandering tot een onderwerp van
„behandeling maken, waarvan zij het resultaat te zijner
„tijd aan den Raad zullen mededeelen."
Uit do ontvangen mededeelingen blijkt het spreker
thans, dat hij de zaak niet juist heeft begrepen en
hij zal den Raad eene stemming besparen. Hij had
gemeend, dat er geen prae-advies zou worden uitge
bracht en dat Burgemeester en Wethouders, als zij
ter gelegener tijd de verordening eens zouden herzien,
ook over deze kwestie zouden denken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verpachting van standplaatsen voor de eerstvolgende jaar-
markten.
Dit voorstel luidt als volgt
Nu de jaren, waarvoor bij Uw besluit van 8
Februari 1910 no. 38r/19 ons machtiging werd verleend
om de standplaatsen, voor zoover zij daarvoor naar
ons oordeel in aanmerking kwamen, op het kermis
terrein in het openbaar of ondershands te verpachten,
verstreken zijn, heeft het bij ons een punt van over
weging uitgemaakt of in deze op den sedert geruimen
tijd gevolgden weg dient te worden voortgegaan,
dan wel of thans niet wederom bij openbare in
schrijving eene algemeene mededinging zou moeten
worden opengesteld.
Waar het bovendien in de bedoeling van ons college
lag alle loopende contracten ten deze, zoowel die,
welke na openbare inschrijving zijn gesloten, als
voor die standplaatsen, welke ondershands zijn
gegund, met 1911 te laten afloopen, teneinde als
dan weer vrijheid van handelen te hebben, alsmede
om enkele terreinen nog in de verpachting te betrek
ken, met welke dit tot dusver nog niet het geval
was, heeft bedoelde overweging er toe geleid van Uwe
Vergadering eene algemeene machtiging te vragen,
om zoover mogelijk tot een openbare verpachting
der standplaatsen te kunnen overgaan, maar wij achten
het gewenscht, dat die machtiging niet uitsluitend
tot eene openbare verpachting worde beperkt, doch
de mogelijkheid worde opengelaten ook ondershands
plaatsen af te staan, vermits or toch inrichtingen
zijn, welke men noodo op de kermis zou missen en
waarvoor te duchten valt, dat bij openbare verpachting-
geen voldoend aantal gegadigden tegen aannemelijke
sommen zou inschrijven.
Op grond van hot voorafgaande hebben wij de eer
U voor te stellen te besluiten
Burgemeester en Wethouders te machtigen do stand
plaatsen op het kermisterrein, voor zoover die daarvoor
naar hun meening in aanmerking komen, gedurende
de kermis in de jaren 1912 of 1912 en 1913 of 1912, 1913
en 1914, al naar gelang gegadigden inschrijven, in
hot oponbaar te verpachten op de door hun college
te stellen voorwaarden, met bevoegdheid hunnerzijds
om, wanneer dit Burgemeester en Wethouders geraden
mocht voorkomen, plaatsen ondershands af te staan.
De heer Feddema zal over het voorstel niet spreken,
maar hij vraagt of Burgemeester en Wethouders bij
het vaststellen der voorwaarden rekening zullen hou
den met hetgeen door spreker in de sectie bij de
behandeling der begrooting is gezegd, n.l. om het
leven maken door de stoomcarroussels zooveel mogelijk
te verbieden.
De Voorzitter wijst er op dat in de concept-voor
waarden met die opmerking rekening is gehouden
door de bepaling op te nemen, dat er zoo weinig
mogelijk leven mag worden gemaakt.
De heer Burger wijst er op dat er een adres van
F. A. Alten te Bergen op Zoom is ingekomen, dat
bij dit punt zou worden behandeld.
De Voorzitter stelt voor dit adres te renvoyeeren
aan Burgemeester en Wethouders ten fine van
afdoening.
Hiertoe wordt besloten en het voorstel van Burge
meester en Wethouders met algemeene stemmen aan
genomen.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging van het reglement voor de Burgeravondschool
en van het besluit omtrent de bezoldiging der leeraren
aan die inrichting. (Bijlage no. 38).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Hartelust zegt dat er in het vorig jaar een
stem in den Raad is opgegaan, om niet altijd de
voorstellen van Burgemeester en Wethouders te over-
bieden, dat wil zeggen om niet, als Burgemeester en
Wethouders 700.voorstellen, daarvan f 800.
te maken.
De Voorzitter heeft er straks op gewezen dat er
redenen bestaan om op de dubbeltjes te passen en deze
beide overwegingen zullen spreker weerhouden om
een voorstel tot verhooging van het salaris van den
Directeur te doen. Het moet hem echter van het
hart dat de wijze, waarop de Directeur der Burger
avondschool in deze verordening is behandeld, zeer
karig is. Er is zeer veel werk aan het ambt verbonden.
De groote uitbreiding derinrichting, hetgrootaantalleer-
lingen, de schikkingen die moeten worden getroffen om
het onderwijs tot zijn recht te doen komen, veroorzaken
zooveel meer werk dan vroeger, dat de vermeerdering
van het salaris door minder lesuren en verhooging
der toelage met f 100.karig kan worden genoemd.
Spreker wordt in dit denkbeeld gesteund door den
Inspecteur van het onderwijs. De bijzondere ver
houding van den Inspecteur en den Directeur wettigt
het vermoeden dat de eerstgenoemde een absoluut
onpartijdig oordeel heeft uitgesproken, toen hij zei,
dat het salaris volstrekt niet te hoog is.
Deze weinig positieve verklaring van den Inspecteur
geeft spreker het recht de conclusie te trekken dat
hij het salaris te laag vindt.
Spreker zal echter niet afwijken van zijn plan om
geen voorstel in to dienen. Hij heeft een en ander
echter onder de aandacht van Burgemeester en Wet
houders willen brengen, in de hoop dat zij, als de
tijden gunstiger worden, hot salaris beter zullen regelen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
De onderdeelen A IV van het voorstel van Burge
meestor en Wethouders, ovenals de onderdeelen B—O