16 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Februari 1912.
adressant daarin mede, dat kosten van brandblussching
voor rekening der gemeente zijn en dat de brand
zonder de bedoelde maatregelen veel langer zou heb
ben geduurd of voor de omgeving veel gevaarlijker
zou zijn geworden. Wij hebben hem op zijn eerst tot
ons gericht verzoek te kennen gegeven, dat niet ge
bleken is, dat het personeel op last van den opper-
brandmeester zou zijn aangesteld en, ook al mocht
worden aangenomen dat deze dit in overweging heeft
gegeven, de bedoelde uitgaven, als niet vallende onder
die bedoeld in art. 205w der Gemeentewet („op de
gemeente-begrooting moeten de kosten der brandweer
worden gebracht"), niet ten laste der gemeente kunnen
worden genomen.
Tot zoover de tot het inkomen van het in den aan
hef bedoelde adres gewisselde stukken.
Nieuw licht is sedert, ook niet in dit adres, over deze
aangelegenheid niet meer ontstoken, doch wel is sinds
voor Burgemeester en Wethouders geheel vast komen
te staan, zoowel dat van den aanvang af geen opdracht
tot het omzetten van het hooi door de brandweer gegeven
is, alsook dat de kosten daarvan voor rekening des eige
naars zouden zijn. Bij het mondeling onderhoud, waarop
boven werd gedoeld, hield ieder der partijen hare be
weringen staande en ook ons college blijft van oordeel
dat, desnoods nog daargelaten van wien het initiatief
voor de werkzaamheden, waarvoor de uitgaven thans
worden teruggevraagd, is uitgegaan, bovendien het
desbetreffende artikel der Gemeentewet (205n), dat
zijn oorsprong te danken heeft aan de omstreeks de
helft der vorige eeuw blijkbaar in sommige streken
heerschende geneigdheid om de kosten der brandweer
te schuiven op de schouders van vermogende particu
lieren of corporatiën. niet zoover strekt als adressant
wil. Als men daarenboven in aanmerking neemt dat de
brand van 5 Augustus de gemeente toch al belangrijke
kosten heeft veroorzaakt, die wellicht hadden kunnen
worden voorkomen als aan belanghebbenden de ge
vaarlijke toestand, waarin het broeiende hooi ver
keerde, eerder duidelijk was geweest, dan laat deze
conclusie ook het rechtsgevoel niet onbevredigd.
Dat de bedoelde uitgaven in dit geval niet be-
hooren tot de kosten der brandblussching, is ook
het oordeel van twee vorige opperbrandmeesters, de
heeren Kramer en Noordendorp, die door den bur
gemeester ter zake nog nader om advies zijn ge
vraagd.
Resumeerende komen wij tot de slotsom niet alleen
dat geenszins vaststaat, dat vanwege de brandweer
een opdracht is verstrekt als in het adres is uiteen
gezet, integendeel dat de toedracht der zaak een
andere is geweest, maar ook dat de gemaakte kosten,
waarvan daarin sprake is, thans in geen geval te
haren laste kunnen komen. Wij raden U alzoo aan
te besluiten tot afwijzing van het gedaan verzoek.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Beekhuis zegt dat, wanneer een kwestie
als deze aan het oordeel der rechtbank werd onder
worpen, deze zoo zou redeneeren
De heer Fransen treedt als eischer op tegen de
gemeente, die de gegeven opdracht erkent, doch onder
de voorwaarde, dat de heer Fransen zelf de kosten
zal betalen. Dan moet de heer Fransen zijn vordering
bewijzen. Hij heeft dat niet gedaan en geen bewijs
aangeboden, dus moet zijne vordering hem worden
ontzegd.
Nu is het de vraag, of de Raad zich op hetzelfde
standpunt moet plaatsen als de Rechtbank. Spreker
beantwoordt die vraag ontkennend. Het komt voor
den Raad aan op de beantwoording der vraag wat
is billijk
Yoor spreker is één punt duister. Hij kan daarom
nog niet beslissen hoe hij zal stemmen. Er is n.l.
beweerd dat de heer Fransen bij de redding geen
voordeel had, omdat het hooi, dat gered is, volkomen
waardeloos was en dat door het bergen en uit elkander
halen is voorkomen, dat de brand nog weken lang
voortduurde.
Wanneer deze twee punten nu waar zijn, dan is het
billijk, dat de in het adres bedoelde kosten door de
gemeente worden gedragen, daar deze dan niet ten
voordeele van adressant doch alleen van de Gemeente
zijn gemaakt. Spreker wil nu gaarne ingelicht worden
ten opzichte van beide door hem genoemde punten.
Tot zoolang zal spreker zijn oordeel opschorten,
's Raads standpunt moet zijn spreker herhaalt
dit dat hij zich afvraagtwat is billijk. Spreker
wil er nog op wijzen, dat Burgemeester en Wethou
ders zich in één opzicht hebben vergist.
In op één na de laatste zinsnede staat dat de twee
vorige opperbrandmeesters, de heeren Kramer en
Noordendorp, over deze kwestie advies hebben uitge
bracht en dat Burgemeester en Wethouders op grond
van die adviezen tot de conclusie zijn gekomen, dat
de hierbedoelde kosten niet behooren tot de kosten
van brandblusschen en dat ze alzoo niet voor rekening
der gemeente kunnen zijn. Spreker kan dit echter
in het advies van den heer Noordendorp niet lezen.
Deze laatste toch heeft hetzelfde beweerd als spreker,
n.l. dat men naar billijkheid en omstandigheden moet
handelen.
Hij zegt dat het gebleken is dat er overleg met de
brandweer heeft plaats gehad en dat daarvan alles
afhangt. Had er geen overleg plaats gehad, dan
heeft de eigenaar de schade te dragen, heeft dit
daarentegen wel plaats gehad, dan hangt het er geheel
vanaf welke regeling getroffen is wie de kosten moet
betalen.
De heer Noordendorp zegt aan het slot van zijn
advies zeer typischbij brand zijn alle partijen
zenuwachtig en dan worden, al wordt er overleg
gepleegd, de puntjes niet altijd op de i's gezet, zoodat
beide partijen wel wat zullen moeten toegeven.
Spreker kan dan ook in het advies niet vinden wat
Burgemeester en Wethouders er uit opmaken, n.l. dat
de heer Fransen de bedoelde kosten moet betalen.
De heer Fransen voert met tegenzin over deze
zaak het woord, omdat hij een volle neef is van
adressant en hem het verwijt zal kunnen worden
gedaan partijdig te zijn. Hij zal zich dan ook be
palen tot het weergeven der feiten. Toen op den
bewusten 8sten Augustus en niet 5 Augustus
zooals in het voorstel staat de brand woedde
heeft spreker zich, als volle neef van adressant, er
heen begeven omdat zijn neef buitenslands was en
hij wist dat de dienstbode met de kinderen
waarvan een de mazelen had alleen thuis was.
Eerst werd spreker gekeerd door de politie, doch
op zijn verzoek aan den inspecteur werd hij tot het
perceel toegelaten.
Hij heeft zich toen in het pand begeven en zag
al spoedig dat de brand zich tot het hooi en den
stal zou bepalen en dat het voorhuis geen gevaar liep.
Nadat het dak ingevallen was, vervoegde zich de
opperbrandmeester bij spreker en vroeg hem of hij
gemachtigde was van zijn neef. Spreker antwoordde
dat hij geen opdracht had, aangezien zijn neef van
den brand niets kon weten. De opperbrandmeester
vroeg hem toen of hij hem ook kon helpen aan vier
man, die beter bekend waren met het omzetten van
het hooi dan de mannen van de brandweer.
Toen heeft spreker direct den knecht gevraagd om
mannen te zoeken en zoodra deze kwamen heeft hij
hen naar den opperbrandmeester gestuurd, zeggende
dat deze hulp moest hebben.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Februari 1912. 17
Twee man stonden op het hooi en wierpen dit
naar beneden, terwijl de beide anderen en het per
soneel van de brandweer het brandende hooi blusch-
ten en in de steeg brachten.
Zoo kwam er spoedig veel hooi in de steeg en de
opperbrandmeester kwam nu bij spreker om nog een
achttal mannen ten einde vlugger te kunnen werken.
Hij voegde daaraan toe en spreker verzoekt den
Raad daarop wel te willen letten dat het blus-
schen van het hooi en het brengen van het ge-
bluschte hooi in de steeg voor rekening der brandweer
kwam, doch dat verder geen kosten door de brandweer
zouden worden gemaakt. Het vervoer zou voor
rekening van den eigenaar komen.
Spreker vond dit correct en hij kon daar niets
tegen inbrengen. Hij heeft toen twee wagens met
paarden voor zijne rekening besteld om het hooi uit
de steeg te doen vervoeren naar een stuk land. Later
is er buiten spreker om nog een derde wagen bij
gekomen op aanwijzing van een andere „gemachtigde"
van sprekers neef, volgens bewering van een brand
meester. Hieruit blijkt dus duidelijk, dat er overleg
is gepleegd en dat de brandweer zou zorgen voor
het vervoer van het hooi tot buiten het gebouw,
terwijl de kosten van het verdere vervoer voor rekening
van den afwezige zouden komen. In den aanvang
waren er vier man, later kwamen nog acht man, en
toen is er óf door den opper- óf door een der brand
meesters gezegd wie betalen zal, de brandweer of de
verzekeringmaatschappij, is een kwestie van later zorg.
De heer van Messel zal zich niet, als de heer
Beekhuis, verdiepen in de rechts- of billijkheids vraag,
noch ingaan op hetgeen door den heer Fransen in
het midden is gebracht. Hij zal vóór het voorstel
van Burgemeester en Wethouders stemmen, echter
niet op de argumenten van dat college. Sprekers
motieven zijn deze. Het is een algemeene usance dat
alle kosten, vallende door en op den brand, uitgesloten
de spuitgelden, komen voor rekening der betrokken
verzekeringmaatschappijen, o.a. zelfs de kosten van
het ontruimen van het terrein, opdat de experts de
schade kunnen vaststellen, de expertise-kosten enz.
enz., in het kortalle kosten vallende op en dooi
den brand moeten door de verzekeringmaatschappij
worden betaald.
Spreker kan dit als een feit constateeren, omdat
hij zelf zoo dikwijs als expert zelfs bij groote branden
is opgetreden en nimmer eene andere regeling door
de experts toegepast is. Door elke verzekeringmaat
schappij wordt die dan ook geaccepteerd. Nu is
misschien hier wellicht door den expert van den
geassureerde in onwetendheid de fout begaan, deze
kosten niet op te nemen in de schaderegeling, maar
daarvoor kan nu toch de gemeente niet aansprakelijk
worden gesteld. Sprekers oordeel is dus, dat deze
kosten noch voor rekening der gemeente, noch voor
die van den adressant mogen komen.
Spreker wil aan het door hem gesprokene nog iets
toevoegen. Hij vindt het hoogst onaangenaam voor
den Raad, dat deze als scheidsrechter in een dergelijke
zaak moet optreden en wil de brandweer in over
weging geven, om verwikkelingen te voorkomen,
voortaan haar taak niet voorbij te streven. Haar taak
is naar sprekers meening n.l. deze zich te bepalen
tot het blusschen van den brand, n.l. water te geven op
het brandende en de in gevaar zijnde belendende
perceelen. Wat tot het gebied der assurantie behoort,
kan niet de taak der brandweer zijn.
Dat ook de brandweer zelf sprekers zienswijze deelt,
blijkt wel uit het van het college van brandmeesters
ontvangen schrijven d.d. 6 September 1911, onder
sub 2°, „dat het college van meening is, dat de
„brandweer wel geroepen is branden te blusschen,
„maar niet om dergelijke groote partijen hooi te
„verwerken en te vervoeren zonder assistentie van
„den eigenaar" en onder sub 3°„Indien assistentie
„geweigerd was, de brandweer zou zijn ingerukt, met
„achterlating van twee brandgasten en een blusch-
„werktuig tot voorkoming van verdere uitbreiding".
Sprekers bewering wat de taak der brandweer
is wordt nog nader gestaafd door het beroep van
Burgemeester en Wethouders in haar prae-advies op
artikel 205n der Gemeentewet. De heer Beekhuis
mag wellicht tot het besluit komen, dat het billijk
is, dat de gemeente do bedoelde kosten vergoedt,
maar spreker meent dat niet mag worden afgeweken
van de usance, dat de assurantie verplicht is die te
betalen.
De heer Feddema doet opmerken dat de beweringen
van den heer Fransen, den benadeelde en den opper
brandmeester veel van elkaar verschillen, ja, lijnrecht
tegenelkander indruischen. Van het college brand
meesters is bovendien bij de stukken een missive
aanwezig, waarin staat dat de heer Fransen op een
leugenachtige manier optreedt. Waar het college van
brandmeesters pertinent verklaart, dat het vaststaat
dat noch door den opperbrandmeester noch door een
der brandmeesters aan den heer Fransen de opdracht
tot opruimen is gegeven, moet de Raad wel aannemen
dat dit zoo is. Er blijft daarom niets anders over
dan te beoordeelen of er ook eenig motief is oin
den adressant tegemoet te komen. Daargelaten, dat
het een slag in het aangezicht zoude zijn van het
college van brandmeesters, wanneer de Raad tegen
hun advies in zoodanige tegemoetkoming verstrekte,
meent spreker, dat er voor eene uitkeering geen enkel
motief bestaat. Evenals de heer van Messel is spreker
tegen een tegemoetkoming op andere gronden, dan
door Burgemeester en Wethouders zijn aangevoerd.
De heer Beekhuis heeft gevraagd of het niet billijk
zoude zijn adressant tegemoet te komen, omdat hij
van den brand geen voordeel heeft gehad en of de
brand, wanneer niet gehandeld ware zooals is geschied,
weken had kunnen duren.
Voordeel heeft Fransen niet gehad, maar dat moet
ook niet. Hij moet ook geen nadeel hebben, maar
dat heeft hij óók niet gehad. Het hooi toch dat uit
het brandende perceel is gehaald, heeft hij vergoed
gekregen. Het opruimen was in het belang van
adressant en van de assurantie-maatschappij, bij welke
hij verzekerd was. Spreker is dikwijls als expert
opgetreden en het opruimen geschiedt altijd voor
rekening van hem die de brand heeft en omdat hij
verzekerd is, voor rekening van de assurantie-maat
schappij.
Jaren geleden is er een brand geweest aan de voor
malige stoomcartonfabriek. Papier nu heeft hetzelfde
gebrek als hooi, het houdt niet op met smeulen, als
het niet omgezet wordt. Bij die gelegenheid nu is
een massa papier omgezet en de gemeente heeft
daarvoor niets betaald. De kosten daarvan zijn door
de assurantie gedragen. Het gebruik is dan ook, dat
elke expert in zijne onkosten-rekening opneemt de
kosten die veroorzaakt zijn door het opruimen van
half verbrande goederen en van zoodanige, waarvan
de omzetting noodig is om de definitieve blussching
te bewerkstelligen. Spreker is van oordeel, dat in
casu de betaling geheel op den weg van de assurantie
ligb-
Wanneer de heer Fransen echter zijn handteekening
heeft gezet onder de schaderegeling, dan heeft hij op
de assurantie geen verhaal meer, maar het gaat niet
aan om zoodanige fout op de gemeente te verhalen.
De expert van den heer Fransen heeft dit verzuim
voor zijne rekening. Het is ook vrij natuurlijk, dat
de verzekeraar deze onkosten behoort te betalen,
omdat het opruimen geschiedt in het belang van het
aangetaste perceel, dus in dat der assurantie.