22 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Februari 1912.
verschillende verhoogingen, er zijn verschillend be
zoldigde gymnastiek- en handwerklessen.
Dit is geen goede regeling. Burgemeester en Wet
houders en de schoolcommissie stellen er prijs op, dat
de onderwijzers hun tekort in opleiding aanvullen.
Het zal hun echter ook niet onbekend zijn dat dit
geld kost. Wie studeeren wil en dat behoeft geen
actenjacht te zijn moet uitstekende leiding hebben
en flink studiemateriaal. En hoe is nu de regeling.
Zij die dat tekort moeten aanvullen, krijgen om de
twee jaar f 25.verhooging tot drie maal toe en
dan om de vier jaar 50.Een stijging in 10 jaar
van 125.En men vergete niet dat het aanvangs
salaris, verminderd met de pensioenbijdrage, 580.
bedraagt.
De algemeene wetgever begreep zeer terecht dat
vooral de eerste verhooging niet te laag moest zijn
en stelde die dan ook op f ,100.en de drie volgen
de op f 75.Nu kan men zeggen dat hier het
aanvangssalaris f 125.— meer bedraagt dan het wet
telijk minimum, voor do onderwijzeressen 100.
Spreker stelt daartegenover dat een minimum-lijder
zonder hoofdacte op de kleinste plaats voor 10 jaar
dienst door het Rijk een salaris van 675.ge
waarborgd wordt, terwijl dat hier slechts 75.
meer bedraagt.
Bij de behandeling van de wet-Rink werd van de
regeeringstafel toegegeven dat deze wet geen af
doende regeling gaf en werd de verwachting uitge
sproken dat de gemeenten niet te dicht bij de wettelijke
minima zonde blijven. Wat dan te zeggen van een
gemeente van 87000 inwoners, die een onderwijzer
na 10 jaar dienst een salaris uitkeert van f 75.
boven het minimum, en aan de onderwijzeressen maar
f 50.daarboven geeft. Frieslands hoofdstad geeft
aan schriele gemeenten een voorbeeld van onvoldoende
salarisregeling van het onderwijzend personeel. Hierin
schuilt nu de oorzaak der groote mutatie en het ge
brek aan aanbod. Burgemeester en Wethouders er
kennen dat dit laatste het geval is, maar geven voor
een deel de schuld aan het stelsel van keuring. Neen,
dat is niet zoo. De keuring is een uitstekende maat
regel, waartegen de onderwijzers ook geen bezwaar
kunnen hebben en ze hier is toevertrouwd aan een
arts, wiens bekwaamheid allerwege bekend is. Is dit
stelsel hier anders dan elders Heeft men daar,
te Amsterdam en den Haag b.v. wel eens hooren
verkondigen door Burgemeester en Wethouders, dat
dat stelsel moest worden veranderd Dat is spreker
niet bekend. Daar is geen gebrek aan aanbod en
als het er bestond betwijfelt spreker of men zou
komen met een voorstel om als maatregel daartegen
de keuring te wijzigen.
Oorzaak van gebrek aan aanbod is de salarieering.
Nu moge men het betreuren, dat bij de bestaande
wijze van salarieering der onderwijzers uitstekende
leerkrachten door de eene gemeente aan de andere
worden onttrokken, zoolang er niet een voor het ge-
heele Rijk geldende regeling is getroffen, is het voor
het onderwijs in elke gemeente een zaak van groot
belang dat de salarisregeling zoo zij, dat een geringe
mutatie en een flink aanbod gewaarborgd zijn.
Daarom behoeven wij nog niet met Amsterdam of
den Haag gelijk te staan. Wij kunnen daar nog wel
iets beneden blijven. Noodig is echter een algeheele
herziening, en dan een die eenige jaren mee kan en
waarbij allereerst zij zijn gebaat, welke hun te kort
aan opleiding bezig zijn aan te vullen. En dan een
regeling waarbij de perioden verkort en een flink
maximum in uitzicht wordt gesteld.
Daar de gemeente-financiën, zooals door den Voor
zitter op den 8sten Januari is gezegd, niet tot somber
heid stemmen er zijn teekenen die wijzen op toe
nemende welvaart, is er gezegd is er geen enkele
reden voor uitstel. Daarom hebben spreker en de
heer de Jong de vrijmoedigheid aan den Raad als
amendement aan te bieden te schrappen de woorden
beginnende bij „in den loop van" tot en met „ge
maakt" en in plaats daarvoor te lezen
„nog voor de behandeling der begrooting voor het
dienstjaar 1913 met voorstellen te komen, beoogende
de geheele herziening van de salarieering van het
onderwijzend personeel aan de openbare lagere scholen
der gemeente Leeuwarden in dier voege
a. dat het minimum-salaris worde verhoogd
O i
b. eveneens het maximum-salaris
c. de perioden van opklimming worden verkort
d. de nieuwe regeling in werking trede 1 Januari
1913".
Spreker acht deze wijziging beslist noodzakelijk
zoo er ten minste sprake van zal zijn om, zooals
Burgemeester en Wethouders voorstellen, de salaris
regeling om de vijf jaar tot een punt van bespreking
te maken.
Burgemeester en Wethouders onthouden zich van
elke omschrijving, op welke wijze men de verordening
tot regeling der jaarwedden en de verdere inkomsten
van het onderwijzend personeel aan de scholen voor
openbaar lager onderwijs denkt te herzien, of wat
er opnieuw geregeld zal worden. Zonder deze om
schrijving is het voorstel van Burgemeester en Wet
houders voor spreker en zijn partijgenoot onaan
nemelijk.
Zij kunnen niet hunne sanctie verleenen aan het
voorstel tot 5-jarige herziening zonder te weten, wat
hun zal worden aangeboden.
Goed te keuren, dat de onderwijzers vijf jaar in
den ban worden gedaan of dat in de eerstkomende
vijf jaar hunne eventueel inkomende adressen worden
ter zijde gelegd, zonder dat spreker weet, wat zij
ontvangen, is hem niet mogelijk. Zij mogen hun
stem er niet aan geven, dat gedurende vijf jaar het
grondwettig recht van petitie van de onderwijzers
alhier wordt geknot of tot een wassen neus gemaakt. Zij
moeten zich daar ten sterkste tegen verzetten en zij
hopen dat de meerderheid van den Raad dit met hen
zal doen. Er is geen enkele reden om daartoe nu
reeds te besluiten. Dat kan bij de behandeling der
verordening even goed gebeuren. Men moet de huid
niet verkoopen, voor de beer gevangen is.
Men kan van sprekers medewerking en van die van
zijn partijgenoot verzekerd zijn wanneer de voor
stellen tot herziening op een gezonde basis berusten,
welke basis in het amendement is aangegeven.
De Voorzitter deelt mede dat door de heeren Zandstra
en de Jong is voorgesteld
te schrappen de woorden beginnende bij „in den
loop van" tot en met „gemaakt" en in de plaats daar
van te lezen
nog voor de behandeling der begrooting voor het
dienstjaar 1918 met voorstellen te komen, beoogende
eene geheele herziening van de salarissen van het
onderwijzend personeel aan de openbare lagere scholen
der gemeente Leeuwarden, in dier voege dat
a. het minimum-salaris worde verhoogd
o. eveneens het maximum-salaris
c. de perioden worden verkort
d. de nieuwe regeling in werking trede 1 Januari
1913.
Dit voorstel is voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van der Kooi was verheugd en hij hoopt
van alle toen aanwezigen in deze zaal, toen de leden
bij de komst van den Voorzitter mochten hooren, dat
diens hart warm klopte voor de economisch zwakken.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Februari 1912. 23
Zeer verblijdde spreker zich over die uitspraak, omdat
hij meent zich in een zelfde gevoel te mogen ver
heugen. Van harte hoopte hij toen, dat den Voorzitter
de noodige kracht en moed mocht worden geschonken
om dat gevoel van oprechte menschenliefde in daden
om te zetten, waarbij hij besloot hem dan te steunen
zooveel hij met zijn zwakke krachten vermocht. Daar
de ondervinding hem heeft geleerd, dat de lagere
onderwijzers, behalve enkele uitzonderingen, tot de
economisch zwakken beliooren, en tevens, dat zij een
der onmisbaarste en nuttigste schakels in de samen
leving vormen, zoodat zij op aller waardeering ten volle
aanspraak mogen maken, kan het niemand verwonderen,
dat hij geen vrede kon hebben met het door Burge
meester en Wethouders uitgebrachte prae-advies. De
Voorzitter, die zeker niet door ondervinding weet,
wat in onderwijzerskringen de verdeeling der kwartalen
in Wijnmaand, Biermaand en Watermaand beteekent
en niet weet wat er in menig gezin ontbeerd moet
worden om wat knap voor 't licht te komen, heeft
er misschien niet aan gedacht, dat we hier wezenlijk
met economisch zwakken hebben te doen en daardoor
is het verklaarbaar en eenigszins te vergeven ook,
dat hij meewerkte aan dit hem en alle nieuwe raads
leden beleedigende schrijven. Spreker is hem dankbaar,
dat zijn verzoek tot aanhouding van dit punt op de
vorige vergadering aan de uitspraak van den Raad
is onderworpen en tevens dankt hij den leden die hem
in staat stelden, thans een en ander te bespreken.
In verband met hetgeen door den heer Zandstra
is gezegd en met het oog daarop, dat hij met den
trein van 5.18 moet vertrekken, zal spreker kort zijn
en naar aanleiding van het prae-advies zijn stand
punt toelichten.
Wat het eerste punt betreft, verhooging van het
aanvangssalaris, dit acht spreker niet gewenscht en hij
zou daar j.l. Zaterdag gaarne met do onderwijzers
over hebben gedebatteerd. Hij kon echter tot zijn
spijt die vergadering niet bijwonen. Een jongeling
van 18 jaar toch bezit niet de capaciteit, dat hij als
goed peadagoog kan optreden en ten minste niet in
de beide moeilijkste klassen, de le en 2e. Aan die
klassen zou spreker het liefst de beste leerkrachten
der school geven, b.v. het hoofd en deze nog het
liefst aan de 2e klasse. Dat is de meest ondankbare
klasse der school, omdat men daar moet overgaan
van het werktuigelijke tot het verstandelijke. Het
zal dan ook niet worden ontkend dat de onderwijzers,
die in de 2e klasse les geven, geen rasse vorde
ringen maken. Gewoonlijk echter worden die eerste
klassen aan de jongste leerkrachten toevertrouwd.
Dit acht spreker verkeerd.
Wat het verhoogen van het eindsalaris en de verkor
ting der perioden betreft, spreker zou het toejuichen als
dit binnenkort tot stand kwam en hij kan zich te
dien opzichte dan ook geheel vereenigen met de
motie de Jong-Zandstra.
In het prae-advies nu komt de volgende zinsnede voor:
„het is niet te ontkennen, dat do afdeelingen van
„den Bond, althans de afdeeling Leeuwarden e. o.,
„in het vragen van betere bezoldigingsvoorwaarden
„een bijzondere vrijmoedigheid ten toon spreiden,
„grooter dan welke andere gemeenteambtenaren ook".
Het kan zijn dat de gemeenteambtenaren er wat
spaarzamer mee zijn om voor hun eigen belang op
te komen. Sommige gemeentenaren zijn dat niet.
In December j.l. is spreker een lijst gepresenteerd
voor de werkverschaffing en hij heeft toen geteekend.
Thans heeft hij reeds een tweede lijst gehad, maar
nu niet geteekend en hij heeft er bijgevoegd dat de
zaak, waarvoor men kwam, een gemeentebelang is
en dat hij zijn medewerking gaarne zal verleenen als
er een voorstel komt om te steunen.
De vrijmoedigheid van de onderwijzers nu acht
spreker niet overdreven.
Verder staat er in het prae-advies
„Pas was in 1908 een algeheele herziening der
„jaarweddenverordening ter hand genomen, of reeds
„in 1910 kwam, ook in de maand October, een adres
„van de thans requesteerende afdeeling in om een
„nieuwe herziening".
Spreker zal daar niet op ingaan.
Even verder staat in het prae-advies
„bij de behandeling der gemeentebegrooting voor
„1912 heeft de wethouder Schoondermark dan ook
„nader uiteengezet, hoe Burgemeester en Wethouders
„dienaangaande niet anders hebben kunnen voor
stellen dan het af te wijzen".
De heer Schoondermark is zoo welwillend geweest
spreker was door familieomstandigheden niet aan
wezig een stekelige opmerking te maken aan
sprekers adres. Spreker las dat later in de hande
lingen en dacht, het is niet karaktervol van den
wethouder om iemand, die afwezig is, zoo terecht
te zetten.
Verder heet het
„Op ons verzoek heeft de Commissie van Toezicht
„op het Lager Onderwijs zich dus de moeite gegeven
„enz."
Dit woordje dus kan hier gerust worden gemist.
Wat het doorwerkt rapport dezer Commissie betreft,
spreker heeft het niet kunnen inzien, daar hij pas
hedenmorgen hier is aangekomen.
De Commissie komt tot het resultaat dat het mini
mum voldoende is, doch verhooging van het maximum,
vooral voor de bezitters der hoofdacte, en verkorting
der termijnen mettertijd noodig zijn. Die verkorting acht
spreker evengoed noodig voor de andere onderwijzers.
Die moeten ook eten en prestoeren dikwijls in de
school niets minder.
Spreker hecht niet te veel waarde aan het groote
getal bijacten. Hij zal door een voorbeeld aantoonen
op welke wijze die bijacten dikwijls worden gehaald.
Sprekers vrouw heeft schoolgegaan bij een hoofd,
die 5 of 6 bijacten had en bekend stond als een zeer
knap man. Do leerlingen profiteerden daarvan niet,
want zij deden hun werk op school, terwijl meester
de krant las en daarna ging studeeren. Zoo haalde
die zijn bijacten ten nadeele van het onderwijs. Een
onderwijzer zonder bijacte kan een even goed paedagoog
zijn als een met veel bijacten.
De slotsom der commissie is dan ook dat verkorting
der termijnen van verhooging voor de bezitters der
hoofdacte of voor hen, die op andere wijze getoond
hebben het tekort in eerste opleiding te hebben aan
gevuld, mettertijd wenschelijk is. Dit mettertijd staat
hier vreemd. Iets dat wenschelijk is, is goed en wat
goed is komt nooit te vroeg.
Wanneer onze hand iets vindt te doen wat goed is,
moet zij dat niet uitstellen. Spreker heeft er een
voorbeeld van gehad hoe spoedig het ons bij de
handen kan afbreken. Wanneer de Raad den onder
wijzers een goed hart toedraagt en hen de hand boven
het hoofd wil houden, laat hij dan niet meegaan met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar
laat hij meegaan met het voorstel om de herziening
te doen plaats hebben vóór de behandeling der be
grooting van 1913, opdat die herziening met 1 Januari
van dat jaar in werking kan treden.
Spreker meent dat het wenschelijk zou zijn de
regeling zoo te maken aanvangssalaris f 625.zes
2-jaarlijksehe verhoogingen van 100.— ƒ100.
voor de hoofdacte 100.voor woninghuur. Dan
kan een onderwijzer op 30-jarigen leeftijd zijn maxi
mum van 1425.hebben bereikt en zal er niet
zooveel kans zijn dat de beste leerkrachten, als zij
kans hebben, overgaan naar het Middelbaar Onderwijs.
Hierin toch zit de grootste mutatie. Verscheidene
beste leerkrachten zijn toch overgegaan bij het M. O.
en H. O. Die beste krachten zijn echter voor het