34 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1912.
gelezen het adres met memorie van toelichting van
de gemeente-ambtenaren,
van oordeel, dat de voorgestelde wijziging van de
pensioenverordening, nu bij den Raad ingediend, niet
voldoet aan de eischen welke men aan eene goede
pensioenregeling van gemeente-ambtenaren en werk
lieden in dienst der gemeente mag stellen,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit dit ont
werp terug te nemen, en nog dit jaar eene nieuwe
regeling bij den Raad in te dienen met inachtneming
van het volgende
1°. aan de weduwen en weezen van ambtenaren
bedienden en werklieden in dienst der gemeente of
van gemeentelijke instellingen worde van gemeente
wege een pensioen toegekend
2°. de verordening omtrent het verleenen van
pensioen aan ambtenaren, bedienden en werklieden
in dienst der gemeente of van gemeentelijke instel
lingen (gemeenteblad no. 2 van 1910) worde inge
trokken, zoodat alle ambtenaren, bedienden en werk
lieden op denzelfden voet worden gepensionneerd
3°. de termijn van 15 jaren, over welken, ter
berekening van het pensioen, de middelsom der
bezoldiging wordt genomen, worde tot een één, ten
hoogste tot een vijfjarige teruggebracht, evenals
de tijd, welke in gemeentedienst moet zijn door
gebracht alvorens pensioengerechtigd te zijn".
Spreker en zijn partijgenoot zijn van meening dat
het in het gemeentebelang is de positie harer ambte
naren goed te regelen. Waar tal van gemeenten op
dezen weg zijn voorgegaan, mag Leeuwarden wel
volgen. Spreker beveelt zijne motie dan ook warm
bij den Raad aan.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Zandstra
de volgende motie is voorgesteld:
de Raad,
kennis genomen hebbende van het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders,
gelezen het adres met memorie van toelichting der
gemeente-ambtenaren,
van oordeel, dat de voorgestelde wijziging van de
pensioenverordening, nu bij den Raad ingediend, niet
voldoet aan de eischen welko men aan een goede
pensioenregeling van gemeente-ambtenaren, bedienden
en werklieden in dienst der gemeente, mag stellen,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit dit ont
werp terug te nemen en nog dit jaar eene nieuwe
regeling bij den Raad in te dienen, met inachtneming
van het volgende
1°. aan de weduwen en weezen van ambtenaren,
bedienden en werklieden, in dienst der gemeente of
van gemeentelijke instellingen worde een pensioen
toegekend
2°. de verordening omtrent het verleenen van pen
sioen aan ambtenaren, bedienden en werklieden in
dienst der gemeente of van gemeentelijke instellingen
(gemeenteblad no. 2 van 1910) worde ingetrokken,
zoodat alle ambtenaren, bedienden en werklieden op
denzelfden voet worden gepensionneerd
3°. de termijn van 15 jaren, over welken ter
berekening van het pensioen de middelsom der
bezoldiging wordt genomen, worde tot een één, ten
hoogste tot een vijfjarige teruggebracht, evenals de
tijd, welke in gemeentedienst moet zijn door gebracht
alvorens pensioengerechtigd te zijn.
De heer Burger vraagt of het de bedoeling van den
Voorzitter is, dat het voorstel van Burgemeestor en
Wethouders en de motie van den heer Zandstra tege
lijk worden behandeld. Over beide voorstellen heeft
spreker iets op te merken.
De Voorzitter beantwoordt deze vraag bevestigend.
De heer Burger moet dan beginnen met te beken
nen, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders
hem op zeker punt niet heeft bevredigd, al is het
dan ook op een ander punt dan de heer Zandstra.
Spreker heeft op het oog de wijziging der pensioen
regeling in verband met de invoering van het Werk
liedenreglement.
In dit verband heeft spreker reeds vroeger de vraag
gesteld, hoe het moet met de pensioensaanspraken
der werklieden, die ontslagen worden op grond van
artikel 53 van het Werkliedenreglement. In het sy
steem van dat reglement is de dienstopzegging vol
gens artikel 53, staande tegenover de wegzending bij
wijze van straf, zeker gelijk te stellen aan eervol
ontslag in den zin der pensioenverordeningen. Daarom
is het noodzakelijk, dat voor don aldus ontslagen
werkman zoo al niet geheel, dan toch voor zoo veel
mogelijk, behouden blijven de pensioensaanspraken,
die hij door zijn reeds volbrachten diensttijd heeft
verworven; een uitgesteld pensioen schijnt hier do
juiste oplossing.
Het is spreker tegengevallen, dat Burgemeester en
Wethouders eene dergelijke oplossing niet hebben
aangedurfd.
Burgemeester en Wethouders stellen nu wel voor
aan den werkman het bedrag zijner stortingen terug
te geven, maar hij heeft eori recht vorkregen dat
belangrijk grooter is dan het bedrag der stortingen.
Vooreerst omdat de storting lang niet voldoende is
tot vergoeding van de verkregen pensioensaanspraak,
en voorts omdat do stortingen rente hebben opge
bracht die niet aan den betrokkene wordt uitgekeerd.
Hij wordt afgescheept met ontneming van een deel
der rechten, die hij heeft gekregen.
Burgemeester en Wethouders zeggen dat uitgesteld
pensioen haarpractisch onuitvoerbaarvoorkomt. Spreker
kan dat aannemen maar het is hem bekend dat een
dergelijke regeling aldus n.l. te Amsterdam
bestaat. Hij heeft overwogen, wat hij in verband
mot deze kwestie zou kunnen doen, maar het resul
taat dier ovei'weging is negatief geweest. Spreker
ziet toch niet in wat hij anders kan doen dan werken
met moties en dat is een zeer onpractisch middel.
Terugzending aan Burgemeester en Wethouders ver
langt spreker ook niet.
Hij constateert dan ook met smart dat Burgemees
ter en Wethouders de juiste regeling niet hebben
weten te vinden en gelooft dat de Raad hot verstan
digst doet door het voorstel van Burgemeester en
Wethouders aan te nemen, al is dat dan ook eene
voorloopige regeling. Wanneer het voorstel niet
wordt aangenomen is er niets geregeld en zullen de
voordeeltjes, die in de voorgestelde regeling zijn op
genomen, achterwege blijven. Hij zal er in berusten
onder opmerking, dat dit zijnerzijds do beteekenis
heeft van een klein beetje dankbaar, maar in het ge
heel niet voldaan, onder belofte dat hij, als hij er
de kans toe ziet, op de zaak zal terugkomen.
Spreker wenscht thans eene opmerking te maken
aan het adres van den heer Zandstra. Waarom noodigt
dit raadslid Burgemeester en Wethouders uit hun
voorstel terug te nemen? Daarvoor is geen enkele
reden en de heer Zandstra zal wel willen erkennen,
dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders
enkele goede verbeteringen geeft. Het is onlogisch
om met het oog op de verandering van systeem, door
den heer Zandstra voorgesteld, deze kleine verbete
ringen niet al vast aan te nemen. Wil men Burge
meester en Wethouders verzoeken met voorstellen in
den geest der motie te komen, goed, maar neem eerst
dit voorstel aan. Spreker geeft den heer Zandstra
dan ook in het belang van diens eigen denkbeeld in
overweging, aan zijne motie don aanhef te ontnemen.
Thans wenscht spreker nog iets in het midden te
brengen over het adres der ambtenaren. Dit raakt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1912. 35
eene belangrijke kwestie. Spreker geeft toe dat het
voor Burgemeester en Wethouders met het oog op
de lang beloofde en steeds achterwege blijvende rijks
regeling een moeilijke vraag is, en dat het een kolos
saal besluit zoude zijn eene afdoende regeling voor
de pensionneering van de weduwen en weezen der
gemeente-ambtenaren te maken. Het is geen kleinig
heid, want het is voor de gemeente een groote finan-
cieële kwestie. Spreker geeft den heer Zandstra toe,
dat het droevig is, dat de ambtenaren maar steeds
worden afgewezen met het oog op de komende rijks
regeling van deze materie, maar hij is van oordeel
dat, hetgeen de ambtenaren vragen, wel wat erg on
bescheiden is. Tegenover de in dienst zijnde ambte
naren is deze pensioenkwestie dubbel moeilijk; voor
de toekomstige kan veel gemakkelijker eene regeling
worden gemaakt. Wanneer eene pensioenregeling voor
weduwen en weezen wordt ingevoerd, zal er voor elk
van de bestaande ambtenaren, die daarin wordt op
genomen, in verband met het aantal zijner dienstja
ren, een zeker bedrag moeten worden gestort en dat
wordt voor de ambtenaren met groote tractementen
en nog al wat dienstjaren een aardig kapitaaltje.
Hiermee zullen voor dezen of genen wel eenige dui-
zende guldens gemoeid zijn en dat is geen kleinig
heid. De heeren en dames ambtenaren schijnen hot
nu natuurlijk te vindon, dat hun dit kapitaaltje
wordt cadeau gegeven. Wanneer dit plan bestond
om aan de bestaande ambtenaren dat cadeautje te
geven, spreker zou zich daartegen ten sterkste ver
zetten, want hij zou zeggen, om het maar eens plat
uit te drukken: jullie bent op andere condities ge
huurd. Moet de gemeente tot eene regeling komen
voor het weduwen- en weezen-pensioen, dan moet dit
eene regeling zijn voor de toekomstige ambtenaren
met gelegenheid voor de reeds in dienst zijnden, om
zich te kunnen inkoopen.
Wanneer er een dergelijke regeling komt kan nie
mand erg ontevreden zijn. Het is wel aardig dat de
ambtenaren zeggen dat zij zullen moeten storten als
er eene rijksregeling komt, maar spreker zegt dat de
ambtenaren ook in de bus zullen moeten blazen, als
eene pensioenregeling voor de weduwen en weezen
van gemeentewege tot stand komt.
Deze opmerking, ofschoon niet van dadelijk belang,
meende spreker echter als eene waarschuwing voor
later te moeten inededeelen.
De heer Boosman is heden ter vergadering gekomen
met hetzelfde denkbeeld als de heer Zandstra. Ook
hij wilde n.l. voorstellen dit punt van de agenda af
te voeren, ten einde het later in behandeling te nemen.
De redenen hiervoor zijn reeds door den heer Zandstra
aangegeven, maar spreker heeft bovendien nog een
ander argument. Het is hem namelijk bekend, dat
er nog eene categorie vau gemeente-ambtenaren is,
die haar oordeel over dit belangrijk voorstel gaarne
nog zou wenschen uit te spreken. Spreker is voorts
in zijn denkbeeld gesterkt door de woorden van den
heer Burger, die zegt geen tijd te hebben gehad om
eene juiste regeling dezer kwestie te vinden. Hij
twijfelt dan ook niet, of hij zal in deze op den steun
van den heer Burger mogen rekenen.
Wanneer dit punt van de agenda wordt afgevoerd,
kan de zaak beter worden voorbereider kan gelet
worden op het thans ingediende verzoek van de
ambtonaren, er is gelegenheid voor de overige ambte
naren om zich uit te spreken, terwijl ten slotte de
heer Burger gelegenheid krijgt hot voorstel nog eens
nader te bezien.
Do heer G. W. Koopmans gaat met den laatsten
spreker mee.
De heer Burger zegt van het voorstel Zandstra:
pas op, neem het niet aan, maar accepteer dat van
Burgemeester en Wethouders, omdat bij aanneming
van het voorstel-Zandstra do voordeeltjes van dat
van Burgemeester en Wethouders zullen vervallen.
Dat is in geenen deele waar. Die voordeeltjes zullen
slechts worden uitgesteld, daar zij in elk geval in
het nieuwe voorstel weer zullen moeten worden op
genomen. De maatschappelijke gang van zaken is
zoo, dat men zoowel in andere plaatsen als hier,
mettortijd moet komen met eene pensioenregeling voor
de weduwen en weezen. Nu mag het zijn dat er te
dezen opzichte eene rijksregeling komt, maar daar
weet men wel alles van. Reeds zoo dikwijls is er
gezegd dat er een wetsontwerp, dat deze materie zou
regelen, zou komen, dat spreker daar maar af stapt.
Waarom zal de gemeente geen regeling maken? Het
hindert toch niet al komt er eene rijksrogeling. De
heer Burger zegtals er eene rijksregeling komt is
de gemeentelijke weg. Dat is waar, maar al is dit
het geval, voor de ambtenaren is er niets verloren.
Ook heeft de heer Burger gezegdals het
zoover komt ben ik er tegen den ambtenaren een
cadeautje te geven. Dit is nu wel heel goed, maar
spreker wil er op wijzen dat voor eenige jaren, toen
de pensioenverordening is gemaakt, over dit beginsel
is heengestapt. Toen is er ook gezegdjullie zullen
pensioen ontvangen zonder daarvoor iets te betalen.
Er is daarom geen reden om te zeggen dat dit nu
niet kan. Spreker wil hiermee niet te kennen geven
dat hij er per se een voorstander van is om den
ambtenaren een cadeau te geven, maar hij heeft
alleen willen wijzen op hetgeen vroeger is geschied.
Spreker zou daarom ook gaarne de stukken willen
renvoyeeren aan Burgemeester en Wethouders, met
uitnoodiging om met een uitgebreider voorstel bij
den Raad terug te komen.
De heer Zandstra heeft den heer Burger hooren
zeggen, dat door sprekers voorstel de boel in de war
wordt gestuurd, omdat bij aanneming ervan de zaak
der pensionneering niet geregeld is. Dat is spreker
niet duidelijk. Deze kwestie is toch immers wel ge
regeld en die regeling kan, ofschoon zij verbetering
behoeft, nog wel eenigen tijd voortduren. Wat de
verbeteringen aangaat, die het voorstel van Burge
meester en Wethouders geeft, spreker heeft er maar
één kunnen vinden, n.l. deze dat de termijn van 15
dienstjaren is veranderd in 10. De reorganisatie is
echter niet zooals die kan zijn en is lang niet dat,
waarom is gevraagd. Burgemeester en Wethouders
hebben er zich dan ook wel wat al te gemakkelijk
afgemaakt. Spreker kan er niet in berusten het voor
stel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen,
omdat hij geen kans ziet het door het voorstellen
van amendementen zoo te maken, dat het voor hem
aannemelijk wordt. Daarom heeft spreker voorge
steld het voorstel van Burgemeester en Wethouders
terug te zenden. Deze kunnen het dan herzien. Spreker
zou dat wel gaarne willen doen als hij over de krach
ten beschikte, waarover Burgemeester en Wethouders
beschikt. Zij toch hebben hunne ambtenaren en
kunnen zich doen voorlichten door wiskundige advi
seurs. Zij zijn tot een herziening dus beter in staat
dan spreker. Mochten er financieele bezwaren zijn,
welnu, die zouden dan onder de oogen kunnen worden
gezien. Op het oogenblik is het spreker dan ook
niet duidelijk waarom hij zijn voorstel zou moeten
intrekken. Wanneer hij wist dat Burgemeester en
Wethouders over eenigen tijd met een nieuwe rege
ling zouden komen, zou spreker dit wel kunnen doen.
Thans doet hij het niet.
Wat nu betreft het geven van een cadeau aan de
ambtenaren, zooals de heer Burger zegt, spreker ziet
niet in dat men dien menschen een cadeau geeft.
Wanneer er een bijdrage moet worden betaald, dan