40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1912.
Onderdeel A I wordt met algemeene stemmen
aangenomen en daarna het geheele onderdeel A.
Aan de orde is onderdeel B I.
De heer Zandstra stelt voor onder 1 te lezen in
plaats van „vijftien", „tien".
Met 17 tegen 3 stemmen wordt dit amendement
verworpen.
Vóór stemmen de heerenZandstra, de Jong en
G. W. Koopmans.
Tegen de heerenBerghuis, Beucker Andreae,
Lautenbach, Tulp, Schoondermark, Haverschmidt,
Wilhelmij, Oosterhoff, Feitz, van Messel, Menalda,
Burger, Beekhuis, J. Koopmans, Komter, Vonck en
Boosman.
Onderdeelen B I en II worden met algemeene
stemmen aangenomen.
Aan de orde is onderdeel III.
De heer G. W. Koopmans zal tegenstemmen. Hij
heeft dikwijls tegen gestemd als er een voorstel kwam
om iemand met 1.2.of 3.te pension-
neeren, omdat dit geen pensioen is. Het is te min
om fatsoenlijk van te leven en men ziet tengevolge
daarvan dan ook menschen met een dergelijk pensioen
langs de deuren loopen met een kleinen handel of
bedelende.
Onderdeel B III wordt met op éèn na algemeene
stemmen aangenomen.
De heer G. W. Koopmans heeft zich tegen verklaard.
De onderdeelen B IV en V worden met alge
meene stemmen aangenomen, nadat in IV de woorden
„kosten van beroep" zijn vervangen door „aan de
uitoefening van het ambt verbonden kosten". Daarna
wordt het onderdeel B in zijn geheel vastgesteld.
Onderdeel C van het ontwerp wordt met algemeene
stemmen aangenomen, evenals onderdeel 3 van het
voorstel.
Het geheele voorstel wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
De heer Boosman vraagt of nu niet aan de orde
is het tweede gedeelte van het voorstel van den heer
Zandstra.
Do Voorzitter antwoordt dat dit door de verwerping
van het eerste gedeelte de heer Zandstra heeft
dit zelf gezegd van de baan is.
De heer Zandstra kan geen reden vinden om dit
voorstel thans opnieuw aan de orde stollen. Hij
weet wel van te voren wat het lot ervan zal zijn.
De stemming i.s dus onnoodig.
10. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake het adres van het plaatselijk Drankwcer-Comité
om over te gaan tot vaststelling eener verordening, als
bedoeld bij artikel 7, sub 1 en 2 der Drankwet
Dit prae-advies luidt
Volgens hot bepaalde bij artikel 7, le lid, sub 1 en 2,
der Drankwet, kan de gemeenteraad1°. bij plaatse
lijke verordening enkele wijken, buurten of straten
aanwijzen, waarin door Burgemeester en Wethouders
vergunningen niet of niet dan onder bij die veror
dening vastgestelde voorwaarden verleend mogen
worden alsook 2°. voor enkele wijken buurten of
straten een maximum van aldaar door Burgemeester
en Wethouders te verleenen vergunningen vast
stellen, onafhankelijk van het getal bewoners van die
wijken, buurten of straten. Het bestuur van het
plaatselijk drankweer-comité alhier, waarbij verschil
lende drankbestrijdersvereenigingen zijn aangesloten,
vraagt bij adres van 17 October 1911 aan Uwe Ver
gadering gericht en door haar in handen van ons
college om prae-advies gesteld, dat door den Haad
voor een viertal buurtende omgeving van het Hoek-
sterplein, het complex der woningvereeniging aan het
Noordvliet Slot, dat derzelfde vereeniging aan het
Zuid vliet en eindelijk het Vegelin-kwartier van die
bevoegheid worde gebruik gemaakt.
Gelijk te verwachten was, is dit adres niet onbe
streden gebleven. Het dagelij ksch bestuur van den
Frieschen Bond van vergunninghouders, die zijne
leden in hunne broodwinning bedreigd zag, is tegen
inwilliging van het verzoek opgekomen met het betoog,
dat vermindering van drankgebruik in 't algemeen
van de vermindering der drankgelegenheden niet mag
worden verwacht, maar veeleer van de wijziging der
inzichten en van den veranderden volksgeestont
wikkeling, opvoeding, woningtoestanden en dergelijke
doen hier hun invloed gelden doch dat wel van die
vermindering, op de wijze als dit is verzocht, het gevolg
is, dat het overbrengen van vergunningen uit de oude
stad met hare vaak bedompte lokaaltjes en kroegjes
naar de frisschere en ruimere buitenwijken tegen
gehouden en clandestiene drankverkoop met al zijn
nadeelen aldaar in de hand gewerkt wordt. Dit schrijven
is den 19 December 1911 door een ander gevolgd,
waarin sommige beweringen uit een tweede adres,
dat van het drankweer-comité bij Uwe Vergadering
zou zijn ontvangen, worden weersproken. Dit tweede
adres is echter nimmer ingekomen en zoo kan ook het
laatste schrijven van den boDd, dat door U, evenals
het eerste, bij de stukken was gevoegd, zonder be
zwaar buiten behandeling blijven.
Wij hebben niet nagelaten over hetgeen bij het
primitieve adres gevraagd is, het oordeel te vernemen
van den Commissaris van Politie. Deze acht het
nemen van maatregelen als gewenscht, die dan volgens
hem evenzeer zouden moeten gelden voor do Stienser
Landbuurten, de Klanderijstraat met omgeving en
Achter Tulpenburg met bijbohoorende straten, over
bodig en ongeraden er zijn geen motieven voor aan
gevoerd en de openbare orde eischt het niettrouwens
door hot stelsel der Drankwet daalt het getal ver
gunningen, dat thans 138 bedraagt, d. i. 45 boven
het maximum, geleidelijk.
Dat men achterwege zou zijn gebleven met het
aanvoeren van gronden kan don Commissaris in zoo
verre niet worden toegegeven, dat in een bij het
adres gevoegde nota wel degelijk gewezen is op het
feit, dat de drankwetgever in zijn stelsel juist van
do gedachte is uitgegaan, dat het gebruik met het
aantal vergunningen min of meer hand aan hand
gaat. Nog legt de Commissaris over een lijst van
antwoorden, door hem uit onderscheidene gemeenten
op zijn vraag over de toepassing aldaar van artikel
7 der Drankwet ontvangen. Het blijkt dat slechts
in 7 gebruik is gemaakt van de bevoegdheid omschreven
in no. 1 van het le lid van het aangehaalde artikel
7 in 4 van die sub 2°. van lid 1 en in 5 van beide
bevoegdheden.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1912. 41
De vraag, waarvoor Uwe Vergadering dus thans is
gesteld, is deze moeten een van beide of beide ook
hier worden gehanteerd
Evenals dat van den Commissaris, luidt, ook wat
ons betreft, het antwoord ontkennend en wel niet
zoozeer, althans niet in de voornaamste plaats, op
grond van wat door hem en door den Frieschen
bond is aangevoerd, maar hierom, omdat, zooals
de in het adres genoemde wijken gelegen zijn, vau
den maatregel geenerlei succes, integendeel onge-
wenschte gevolgen zouden zijn te verwachten. Op
de hiei'bij gevoegde plattegrond van de kom der
gemeente hebben wij in gele kleur doen aangeven
de buurten, waarvoor de besproken verordening wordt
verlangd en daarbij met een roode letter v doen
aanduiden de in de onmiddellijke nabijheid gelegen
vergunninglokaliteiten. Deze zouden, kwam een zoo
danige verordening zoowel eene, die alle vergun
ningen verbiedt, als eene die daarvoor een maximum
stelt tot stand, niet worden opgeheven en zullen
ook op den duur niet verdwijnen, omdat de maatregel
deze niet kan treffen. Welk nut voorspelt men zich
daarvan dan, indien buiten de buurt, eenige huizen
verder, toch de gelegenheid tot drankgebruik onbelem
merd blijft bestaan of kan blijven ontstaan O. i. geen
ander dan dit, dat voor de aldaar bestaande vergun
ninghouders een nadeelige concurrentie uit de wereld
wordt geholpen en in zekeren zin een monopolie
wordt geschapen, of dat juist in de aangrenzende
straten nieuwe gelegenheden zullen verrijzen. Schiet
men zoodoende het dool niet voorbij Wij geven
dan veeleer de voorkeur aan eene regelmatige dis
tributie van het hier voortdurend dalend getal
vergunningen over de geheele gemeente. De
Commissaris ducht daarvan geen gevaar voor de
openbare orde en als het dus juist is dat het stelsel
der wet, dat op geleidelijke vermindering der ver
gunningen tot het maximum gericht is, in deze ge
meente bevredigend werkt, dan behoeven inderdaad
zulke ingrijpende maatregelen als het adresseerende
comité wenscht hier niet te worden genomen. Men
kan daarbij in zijne waarde laten, wat onder andere
omstandigheden, b.v. bij geheel geïsoleerde ligging
van nieuwe straten-complexen, bij bouw van kazernes
buiten de kom enz., elders is geschied, doch hoede
zich voor overdrijving door te meenen, dat wat daar
past, ook hier zou moeten worden ingevoerd.
Een geheel ander inzicht in het minder wensche-
lijke van drankgebruik is in den loop der jaren ont
staan, ongetwijfeld voor oen aanmerkelijk gedeelte
dank zij den ijverigen arbeid van hen die zich tot
de drankweer hebben aangegord, doch ook velerlei
andere factoren, niet het minst de herleving der sport,
hebben hier medegewerkt. Men late deze werking
haren onbelemmerden loop en grijpe niet kunstmatig
en ruw in daar, waar de toestanden het niet eischen.
En men houde zeker in het oog, dat ook do ver
gunninghouders neringdoenden zijn, tegen wie maar
niet elke maatregel, mits hij slechts leidt naar het doel,
dat de drankbestrijder zich voor oogen stelt, geoor
loofd is. Hetgeen door den Frieschen bond in zijn
tegenadres is aangevoerd verdient daarom zeker
nadere beschouwing en overdenking.
Wij hebben op grond van hot bovenaangevoerde
en onder overlegging der stukken de eer U voor te
stellen te besluiten
het plaatselijk drankweer-comité, naar aanleiding
van zijn verzoek van 17 October 1911, te doen weten,
dat maatregelen als de daarbij verlangde van den
Raad niet zijn te verwachten.
De heer de Jong zegt dat in het prae-advies wordt
Volgens den toestand op 1 Januari waren er in Leeuwarden
in 1905 177, 1906 170, 1907 161, 1908 158, 1909 153, 1910 145,
1911 142, 1912 138 vergunningen.
medegedeeld, dat er nog zoo weinig gemeenten zijn,
waar maatregelen als de hier gevraagde zijn getroffen.
Wanneer dit de reden is waarom men hier niet een
bepaling zou maken, moet spx-eken zeggen dat dit
absoluut geen argument is. Hij zou het niet zoo erg
vinden als Leeuwarden in dit opzicht eens een goed
voorbeeld gaf. Wat nu betreft de Drankwet en de
argumenten waarop die steunt, wil spreker er op wijzen
dat zij niet alleen gemaakt is uit een oogpunt van
politiezorg, maar dat ook de bedoeling heeft voorge
zeten het drankgebruik te beperken, en, hoe minder
gelegenheden, hoe minder gebruik.
Het feit dat de vergunninghouders zoo tegen dit
adres zijn opgetrokken, wijst er op dat het verleenen
van vergunningen in de nieuwe wijken niet zoo heel
onschuldig is en dat zij de kans zien daar wel wat
te verdienen. Burgemeester en Wethouders zeggen
dat men niet ruw en kunstmatig moet ingrijpen, omdat
het drankgebruik door de beweging der drankbestrijders
en door de sport al aan het afnemen is, maar hier-is
geen sprake van ruw en kunstmatig ingrijpen. Het
is toch opmerkelijk dat blijkens gehouden volksstem
mingen de groote meerderheid des volks de vergun
ningen wel wil missen. Wel is het aantal vergunningen
door het optreden der drankbestrijders en andere
oorzaken verminderd, maar dit is hier nog 45 boven
het maximum. De overheid moet helpend optreden
en wat kan zij dan minder doen, dan geen vergun
ningen te verleenen in de nieuwe wijken, waardoor
niemand in zijn nering wordt getroffen. Spreker
meent dat het voorstel in het belang der gemeente
moet worden verworpen.
De heer Tulp heeft intusschen de vergadering ver
laten.
De Voorzitter wijst er op dat door den heer de
Jong is gezegd dat het feit, dat de vergunninghouders
zich verzetten, een bewijs is, dat de toepassing van
artikel 7 der Drankwet niet zoo onschuldig is. Bur
gemeester en Wethouders zeggen dat niet. Deze
gevolgtrekking van den heer de Jong is een gewaagde.
Dat de vergunninghouders zich tegen den maatregel
verzetten, is nog geen bewijs dat hij goed is.
Wat het verzoek zelf betreft, Burgemeester en
Wethouders zijn in beginsel niet tegen de inwilliging
ervan. Oorspronkelijk zelfs was er in het college een
meerderheid om gunstig te beschikken, maar bij nader
inzien is het Burgemeester en Wethouders gebleken,
dat het niet mogelijk is aan de bedoeling van artikel
7 te voldoen. Dit blijkt wel het sterkst als men
de toepassing in de andere gemeenten nagaat.
Daar betreft het wijken, die geheel afgezonderd
liggen, of wel een bepaald gebouw, meestal een kazerne,
in één geval een volkspark. Hier ligt de gemeente
geheel aaneengesloten en het afnemen van een groot
willekeurig stuk geeft dan ook geen waarborg dat de
geheele wijk drankvrij zal worden. Wanneer men de
wijken op de kaart nagaat, zal men altijd kunnen
zeggenwaarom houdt men nu juist hier op Er
blijft dus altijd iets zeer willekeurigs in en daar nu
een doeltreffende toepassing van artikel 7 daardoor
onmogelijk blijkt, hebben Burgemeester en Wethouders
hun voorstel om afwijzend te beschikken, gedaan.
De heer de Jong heeft niet gezegd dat de gevraagde
maatregel niet zoo onschuldig is, maar dat het geven
van vergunningen in de nieuwe wijken niet zoo on
schuldig blijkt te zijn. Zoo heeft spreker het ten
minste bedoeld. Waar de Voorzitter zegt dat het
wel goed zou zijn voor een geheel afgezonderd ge
legen stadsgedeelte, wil spreker wijzen op eene zin
snede in het adres van het drankweercomité, n.l. deze
„Voor vele zwakken is de vraag of zij een bood
schap moeten doen om drank te halen, of dien naast
do deur kunnen krijgen, dikwijls beslissend over het