Vergadering yan Dinsdag 2 April 1912. B. de raadsbesluiten d.d. 12 Maart 1.1. waarbij 48 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Maart 1912. had men een dergelijk geval met den heer Zandstra en spreker is dan ook nu van oordeel, dat de heer Feddema zijn doel kan bereiken door tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen. De heer Feddema meent dat dit niet precies hetzelfde is. Burgemeester en Wethouders hebben dit adres vandaag ontvangen en hebben nu pas de zaak even besproken. Het is dan ook niet onmogelijk dat Burgemeester en Wethouders bij nader inzien tot andere gedachten zullen komen. Wanneer nu de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders afstemt, is er niets meer; zij zijn dan niet verplicht met een nieuw voorstel te komen. Spreker heeft dan ook zijn voorstel gedaan ten einde Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid te stellen de kwestie nog eens a tête reposée te bezien en desnoods overleg te plegen met de Commissie voor Openbare Werken. Dan bereikt men iets positiefs. De Voorzitter wijst er op dat het goed is aan Burgemeester en Wethouders in overweging te geven hun voorstel terug te nemen. Om echter over een voorstel in dien geest te stemmen, heeft geen zin. De heer Feddema wijst erop dat do Voorzitter pas aan den heer G. W. Koopmans heeft gezegd, dat Burgemeester en Wethouders hun voorstel per se niet terug zullen nemen. Als zij dat niet van plan zijn, blijft er voor den Raad niets over dan te zeggen wij sturen het terug. De heer Komter (Wethouder) meent dat het door den heer Feddema gesprokene toch wel een nieuw gezichtspunt opent, waar hij zegt dat, vóór de nieuwe huur ingaat, de huurwaarde opnieuw kan worden getaxeerd. Misschien wil de heer Tijsma daartoe meewerken. Er is dan nader overleg noodig en dus wel aanleiding om het voorstel aan te houden. De Voorzitter deelt mede dat door den heer G.W. Koopmans een voorstel is ingediend luidende: de Raad besluit aan Tijsma de zathe bij hem in huur, na afloop der tegenwoordige huur nog 5 jaar te verhuren voor de tegenwoordige huur, onder beding dat hij een nader door den Raad te bepalen bedrag in de kosten van verbouwing, voorkomende in het advies van de Commissie voor de openbare werken, bijdraagt. Dit voorstel is mede onderteekend door den heer J. Boosman en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wethouders een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter kan thans namens Burgemeester en Wethouders mededeelen dat zij bereid zijn met den heer Tijsma te onderhandelen op den voet van eene nieuwe taxatie in 1914. Hierbij kan dan de nieuwe huur op een nader overeen te komen bedrag worden bepaald. Wanneer de Raad zich daarmee kan ver eenigen, stelt spreker voor de behandeling van dit punt aan te houden. Spreker vraagt den heer G. W. Koopmans of deze zijn voorstel thans in behandeling wil zien gebracht, of dat hij ook de nadere onderhandelingen wil afwachten. De heer G- W. Koopmans kan er zich mee vereenigen om de nadere onderhandelingen af te wachten. De Voorzitter wil dan de beraadslagingen schorsen. De heer Beekhuis vraagt of het niet beter is dat de raad een besluit neemt naar de bedoeling van den heer Feddema. Dan kan het Dagelijksch Bestuur zich tot den heer Tijsma wenden met de vraag of hij met het genomen besluit accoord gaat. Is dit het geval dan is de zaak in orde. De Voorzitter meent dat het beter is af te wachten. De Raad staat thans tegenover een nieuw voorstel en er is alle kans dat hij niet in staat is een besluit te nemen. Wanneer Burgemeester en Wet houders met een nieuw prae-advies komen is de Raad volkomen vrij. De heer G. W. Koopmans hoort dat er een nieuwe taxatie zal plaats hebben voor de huur, ingaande in 1914. Spreker had liever dat de plaats thans ge taxeerd werd en opnieuw voor 7 jaar aan Tijsma verhuurd. Op het oogenblik kan niemand de waarde in 1914 taxeeren. Spreker geeft aan Burgemeester en Wethouders in overweging, de bestaande huur eventueel te ontbinden, de plaats, na den verbouw, te taxeeren en aan Tijsma te verhuren voor den tijd van 7 jaar. De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Werhouders het denkbeeld in overweging zullen nemen. Spreker schorst de beraadslagingen en sluit, daar niets meer te behandelen is, de vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2 April 1912. 49 Tegenwoordig 24 leden, te weten de heerenZandstra, Fransen, Beucker Andreae, van der Kooi, Berghuis, Schoondermark, Tulp, Wilhelmij, de Jong, Oosterhoff, Feitz, Lautenbach, Beekhuis, Feddema, Tijsma, G. W. Koopmans, Burger, J. Koopmans, Boosman, Hartelust, Haverschmidt, Menalda, Vonck en Komter. Afwezig zonder kennisgeving de heer van Messel. Voorzitter: de heer mr. J. A. N. Patijn, Burgemeester. I. De notulen der op Dinsdag 12 Maart 1.1. ge houden vergadering worden vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. dat door Gedeputeerde Staten a. is vastgesteld de gemeente-rekening, dienst 1911 b. zijn goedgekeurd A. het raadsbesluit d.d. 27 Februari 1.1. waarbij aan M. Meijer alhier ondershands is opgedragen de bouw van eene machinisten- of chefswoning op het terrein der electrische centrale 1. aan J. de Boer en J. E. Kuipers alhier recht van opstal is verleend op gemeente-terreinen aan het Vliet II. is gewijzigd de gemeente-begrooting, dienst 1912, in verband met het verleenen van subsidie aan een wintertuinbouwcursus 2. procesverbaal van de opneming van de boeken en kas van den ontvanger der gemeente, gehouden 28 Maart 1912. De mededeelingen 12 worden voor kennisgeving aangenomen 3. de rekening en verantwoording van de Kamer van Koophandel en Fabrieken over 1911. Wordt in handen gesteld van de heeren Beucker Andreae, Vonck en G. W. Koopmans, om onderzoek en rapport 4. schrijven van a. de Commissie van Beheer over het Stads ziekenhuis. b. de Voogden der Stadsarmenkamer, alhier, beide inhoudende het verzoek om machtiging tot af- en overschrijving op de begrootingen dier instellingen, dienst 1911. Worden onderscheidenlijk in handen gesteld van de heeren Menalda, Zandstra en J. Koopmans en van de heeren Wilhelmij, Fransen en Beekhuis, om onderzoek en rapport 5. adres van J. W. Tamminga te Franeker om hem ter hand te stellen het bedrag van eene in 1883 op do Beurs alhier door hem gevonden portefeuille met geldswaarde. Aangezien uit een onderzoek gebleken is, dat het geld waarschijnlijk aan den rechthebbende is teruggegeven, wordt voorgesteld adressant mede te deelen, dat de mogelijkheid niet bestaat aan het ver zoek te voldoen. De heer de Jong kan niet met het voorstel van Burgemeester en Wethouders meegaan om deze zaak als afgedaan te beschouwen en den adressant een voudig te berichten dat niet op het verzoek kan wor den ingegaan, omdat het geld naar alle waarschijn lijkheid aan den rechtmachtigen eigenaar is terugge geven, daar er ten minste geen spoor van is te vinden. Spreker heeft voor zich eene verklaring van den heer J. P. Schat, die inmiddels overleden is. Deze ver klaring luidt: „Ondergeteekende J. P. Schat te St. Anna Parochie, „verklaart gezien te hebben, dat J. W. Tamminga, „wonende te Franeker, omstreeks het jaar 1883, op „de beurs te Leeuwarden heeft gevonden een porte feuille met geldswaarde, en deze toen ter hand heeft „gesteld aan den Beursmeester". Bovendien is spreker in het bezit van eene ver klaring van IJ. Tammenga, een broer van adressant, die verklaart dat hij op 7 October 1910 door den beursmeester is aangesproken, welke ambtenaar hem, in de meening dat hij de vinder was, mededeelde, dat de Commissie in wier handen zich het geld bevond, er wel af wilde en dat zij gaarne zoude zien dat de zaak in orde kwam. Toen die verklaring nu door den beursmeester was afgelegd heeft Tammenga bij den Raad een adres ingediend, hetwelk echter als ongezegeld ter zijde is gelegd. Spreker is nu van oordeel dat er alle reden bestaat om een streng onderzoek in te stellen ten einde te weten te komen waar hot geld is gebleven. Men kan er zich niet afmaken met te zeggen: wij weten niet waar het isde Raad heeft er recht op dit te weten. Spreker meent dat er een onderzoek moet worden ingesteld of de beursmeester de bewuste woorden heeft gezegd en zoo ja, op wiens last dit is geschied en waarop die last steunt. Er is alle reden een ernstig onderzoek in te stellen en spreker zou dan ook op grond der medegedeelde verklaringen gaarne zien dat dit alsnog geschiedde. De Voorzitter gelooft niet dat zulk een onderzoek noodig is, daar deze kwestie herhaaldelijk grondig is onderzocht. Hoewel spreker niet gelooft dat de ge meente in rechten aansprakelijk is, vond hij het noo dig nauwkeurig na te gaan wat er is gebeurd, ten einde het denkbeeld weg te nemen dat gevonden geld, als dit bij den beursmeester wordt gedeponeerd, niet veilig is. Spreker gelooft den heer de Jong de inlichtingen die hij verlangt, wel te kunnen geven. De eenige verklaring dat de portefeuille gevonden is on spreker neemt aan dat deze verklaring geheel te goeder trouw is afgelegd is van den heer Jouke Pieters Schat te St. Anna Parochie. Van den inhoud ervan wist de heer Schat niets. Wij weten dus alleen op grond van deze verklaring, dat er in 1883 op de Beurs een portefeuille is ge vonden. Alles wat bekend is omtrent hetgeen later is gebeurd, berust alleen op het verhaal van den beurs meester Joustra. Nu wordt echter dit verhaal van Joustra op belangrijke punten vierkant tegengespro ken door menschen die in de zaak betrokken zijn ge weest, n.l. de heeren Kuipers, Leopold en Lucardie. Deze heeren weerspreken wat Joustra zich meent te herinneren. Joustra heeft gezegd dat het geld op de spaarbank belegd was. Een onderzoek, bij die in richting ingesteld, heeft deze mededeeling niet beves tigd. Zoo zijn er meer bijzonderheden in het verhaal van Joustra, die niet zijn opgehelderd. Spreker heeft den indruk gekregen dat de porte feuille vermoedelijk wel is gevonden, maar dat ver schillende dingen, die Joustra zich meent te herinneren, niet juist zijn. Als dit het geval was dan zouden toch allen, die in deze zaak betrokken zijn, zich niets meer herinneren en dat is niet aan te nemen. Zoo zijn Burgemeester en Wethouders dan ook tot het vermoeden gekomen dat de rechtmatige eigenaar den volgenden dag reeds is komen opdagen. De zaak is voldoende onderzocht en spreker ziet geen reden haar nog eens te onderzoeken, want hij ziet niet in wat ter wereld nu nog zal moeten worden onderzocht. De heer de Jong zegt dat het vast schijnt te staan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 1