b. aan J. en M. Lerk in totaal en behoudens split
sing, pl. m. 168 M2. van dat blok, waarde ongeveer
f 1092.canon pl. m. f 43.68
88 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 Juni 1912.
nog niet lang werkt, maar zij is niet in den haak.
Bij de behandeling is door spreker gezegd dat het
laagste loon niet lager mag zijn dan 10.20daar
een arbeider spreker heeft dit met cijfers gestaafd
met minder niet rond kan komen. Wanneer dan
ook 10.20 het laagste loon was dat in de regeling
voorkomt, zou er geen reden bestaan om thans reeds
op de kwestie terug te komen. Waar dit niet het
geval is en loonen van ƒ9.en f 9.60 worden
uitbetaald, is er wel reden om over deze zaak te
spreken. De toeslag is verleden winter noodig ge
worden met het oog op den duren tijd. De toestand
is sedert dezen winter weinig veranderd. Wel zijn
sommige levensmiddelen iets goedkooper, andere
daarentegen zijn nog duurder geworden. De behoefte
aan een toeslag op het loon bestaat daarom nog
evengoed als dezen winter.
Toen was de Raad niet te vinden om een behoor
lijke loonregeling te maken, nu de prijzen van de
levensmiddelen niet dalen is het noodig deze zaak
nog eens te bespreken. Het is wenschelijk dat loonen
van 9.en 9.60 uit het Werkliedenreglement
worden geroyeerd, tenzij men ze wil behouden voor
jongere krachten.
De Voorzitter heeft de voorstanders van het uit
brengen van prae-advies aanbevolen eene motie in
te dienen. Spreker meent dat zulks zoo maar niet
in eens is te doen. Hij meent dat hetzelfde doel
wordt bereikt door tegen het voorstel van Burge
meerster en Wethouders te stemmen. Wanneer dit
wordt verworpen kan de loonregeling worden be
sproken.
De heer Boosman zou ook gaarne prae-advies zien
uitgebracht. De nieuwe loonregeling is, wel is waar,
nog niet zoo heel lang in werking, doch de discus-
siën over die loonregeling hebben reeds plaats gehad
in Juni 1910. Toen zijn dus feitelijk de loonen vast
gesteld. Na dien tijd is de samenstelling van den
Raad veranderd en spreker zou er, als nieuw raadslid,
prijs op stellen, dat deze loonkwestie nog eens
ernstig onder de oogen werd gezien.
De heer Fransen geeft toe dat de loonregeling
nog kort geleden onder de oogen is gezien. Spreker
herhaalt echter dat Burgemeester en Wethouders bij
hun voorstel van October j.l., om toeslag te geven,
feitelijk erkend hebben, dat het loon niet vol
doende is. Daarom vragen de arbeiders thans om
het wèl voldoende te maken. In October van het
vorige jaar bij het voorstel van Burgemeester en
Wethouders om toeslag met het oog op de duurte te
verstrekken, was de meerderheid van den Raad tevreden
met een doceurtje te geven in plaats van een loon,
dat een dergelijke schommeling kan weerstaan.
Spreker zal nu echter niet herhalen wat hij destijds
over deze kwestie heeft gezegd, maar heeft de eer
de volgende motie in te dienen
,.de Raad noodigt Burgemeester en Wethouders
uit eene loonregeling voor de gemeentewerklieden
bij den Raad in te dienen, meer evenredig aan de
behoeften van een arbeidersgezin."
Het is dezelfde motie, die spreker indiende bij
de behandeleling van het duurte-voorstel in October
j.l., doch die toen niet in behandeling kon komen omdat
zij, zooals de Voorzitter zeide, buiten de orde was.
De heer Beekhuis heeft zich, toen de duurtetoeslag
aan de orde was, op hetzelfde standpunt geplaatst
als de heer Fransen. Toen heeft spreker ook gere
deneerd dat de loonregeling, als het loon der werk
lieden niet tegen een stootje bestand is, niet deugt.
De motie van den heer Fransen evenwel gaat spreker
te ver. Daarin toch wordt maar direct uitgesproken
dat de regeling niet deugt. Spreker zou liever prae-
advies zien uitgebracht. Het lacht hem toch meer
toe, dat Burgemeester en Wethouders deze kwestie
nog eens volkomen objectief beschouwen en nagaan
of de tegenwoordige loonen in overeenstemming ziju
met de eischen des tijds. Dan begint men maar niet
vast uit te gaan van de veronderstelling dat de
loonregeling niet deugt. Wanneer de heer Fransen
zijne motie zoodanig wijzigde dat hij Burgemeester
en Wethouders uitnoodigde de loonregeling opaieuw
onder de oogen te zien, zou spreker mee kunnen
gaan. Nu kan hij dat niet doen.
De heer Fransen zou wel mee kunnen gaan met
het idee van den heer Beekhuis, maar de Voorzitter
hoeft zooeven reeds geweigerd prae-advies uit te
brengen. Daarom heeft spreker dan ook zijn motie
voorgesteld. Spreker heeft expres in de motie gezet:
„meer evenredig aan de behoeften van een arbeiders
gezin". Wanneer Burgemeester en Wethouders het
loon voldoende vinden, zullen zij dat den Raad
mededeelen en dan kan er over de zaak van ge
dachten worden gewisseld. Vinden zij daarentegen
het loon onvoldoende dan zullen zij eene verhooging
voorstellen.
Spreker meent dan ook dat er geen reden voor
hem bestaat om de motie te wijzigen.
De heer Burger is van oordeel dat het het meest
practische is het denkbeeld van den heer Zandstra
te volgen en eerst te stemmen over het voorstel
van Burgemeester en Wethouders. Wanneer dit wordt
verworpen dan is er aanleiding om de kwestie op
nieuw aan do orde te stellen en behoeft niet zonder
debat te worden uitgemaakt dat de loonregeling
niet deugt.
Die komt dan van zelf weer aan de orde. Waar
Burgemeester en Wethouders gezegd hebben wel
een prae-advies te zullen indienen als de motie wordt
aangenomen, kan hetzelfde worden bereikt door te
stemmen over het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
De heer J. Koopmans zal voor het voorstel van
Burgemeester en Wethouders stemmen. Hij wenscht
geene wijziging in de loonklasse, doch moet erkennen,
dat de loonen der werklieden niet hoog zijn. Toen
hij indertijd de loonlijsten heeft nagegaan is het
hem opgevallen, dat er zoovele van de werklieden
in de laagste klasse waren gerangschikt. Hij kent
echter niet de waarde van het individu en diens
werkkracht, en wenscht de regeling aan Burgemeester
en Wethouders over te laten, maar verzoekt hun
nog eens te willen nagaan in hoeverre aan zijn be
zwaar is tegemoet te komen. Burgemeester en Wet
houders hebben binnen de perken van de loonklasson
het recht en de macht deze zaak te regelen.
De heer Oosterhoff (wethouder) wenscht naar aan
leiding van het door den heer J. Koopmans ge
sprokene eene enkele opmerking te maken.
Het adres heeft spreker ten zeerste verbaasd. Even
voor de indiening ervan heeft spreker nog met enkele
leden van den Bond over de loonkwestie gesproken
en het het is hem toen gebleken dat het bezwaar
hierin bestond, dat er enkele werklieden, die reeds
geruimen tijd in lossen dienst waren, toen zij eene
vaste aanstelling kregen, werden geplaatst op het
beginloon der klasse waarin zij gerangschikt waren.
Het was de bedoeling om voor deze menschen wat
hooger loon te vragen, daarbij rekening houdende
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 Juni 1912. 89
met hunne dienstjaren. Dat is nu echter niet ge
beurd. Er is een adres om loonsverhooging voor de
geheele laagste loonklasse gekomen.
Dit adres plaatst den Raad voor een groote moei
lijkheid. Wanneer het toch wordt ingewilligd moeten
wij, aangenomen dat de door Burgemeester en Wet
houders gemaakte indeeling en rangschikking juist is,
eene opschuiving van alle gemeentewerklieden krijgen
en zou de Raad eene groote onbillijkheid begaan
als hij alle andere werklieden niet eveneens met
1.20 verhoogde, maar dat kan eenvoudig niet anders.
Spreker zal het bedrag niet noemen wat eene alge-
meeno verhooging zou kosten, maar geeft den Raad
in overweging het voorstel van Burgemeester en
Wethouders aan te nemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
om afwijzend te beschikken, wordt verworpen met
13 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Oos
terhoff, J. Koopmans, Wilhelmij, Hartelust, Burger,
Haverschmidt en Komter.
Tegen de heeren Fransen, Tulp, de Jong, Lauten-
bach, Boosman, Zandstra, G. W. Koopmans, Berg
huis, Beekhuis, Feitz, van der Kooi, Tijsma en Vonck.
De motie van den heer Fransen wordt aangenomen
met 12 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Fransen, Tulp, de Jong,
Lautenbach, Boosman, Zandstra, G. W. Koopmans,
Berghuis, Feitz, van der Kooi, Tijsma en Vonck.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Oosterhoff,
J. Koopmans, Wilhelmij, Hartelust, Beekhuis, Burger,
Haverschmidt en Komter.
10. schrijven van de commissie ter verkrijging van
eleetrisch licht voor de dorpen Roodkerk, Oudkerk,
Oenkerk, Giekerk, Rijperkerk, Tietjerk en Suawoude,
houdende verzoek om te mogen vernemen of, en zoo
ja, onder welke voorwaarden de raad genegen is ten
behoeve van de verlichting den benoodigden elec-
trischen stroom te verstrekken.
Wordt in handen gesteld van Burgemeester en
Wethouders ten fine van prae-advies
11. dat Burgemeester en Wethouders
I. provisioneel in erfpacht hebben afgestaan van
de terreinen aan de oostzijde van Oldegalileën
er. aan C. G. S. Breukel te Nijmegen pl. m. 428
M2. van blok VII, waarde ongeveer 2782.canon
pl. m. 111.28;
c. aan A. van der Meulen pl. M. 194 M2. van
blok VIII, waarde pl. m. 1358.canon ongeveer
54.32;
II. bij openbare aanbesteding hebben gegund
a. de levering van 160 electriciteitmeters voor het
gemeentelijk eleetrisch bedrijf aan de Maatschappij
tot vervaardiging van gasmeters enz. te Dordrecht
voor 3445.
b. de levering van het benoodigde materiaal voor
den inbouw van de retortenruimte van zes stuks
negen retorts volgeneratorovens en het inmetselen
van dat materiaal, aan het technisch en handels
bureau Phoenix" te Rotterdam voor 7892.40
III. wegens den bouwvalligen toestand last hebben
gegeven tot afbraak van het aan de gemeente be-
hoorende en op den duur voor amotie bestemde
pakhuisje, plaatselijk gekwoteerd Achter de Witte
Hand no. 5
IV. hebben benoemd tot tijdelijk opzichter bij den
bouw der gemeentelijke electrische centrale M. N.
Viets, te Utrecht
V. aan A. van der Stel op zijn verzoek eervol
ontslag hebben verleend als 2e opzichter aan de ge
meentelijke gasfabriek, wegens zijne benoeming tot
directeur der gasfabriek te Weert.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
IV. De Voorzitter deelt mede dat het niet de be
doeling was om heden over te gaan tot de behande
ling van het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders inzake de verandering der boereplaats, in huur
bij den heer IJ. W. Tijsma, welk voorstel de leden
reeds hebben ontvangen. Het zou worden aangebracht
en in de volgende vergadering behandeld. Spreker
heeft echter heden morgen van den belanghebbende
een verzoek gekregen om spoedig eene beslissing te
nemen en hij stelt daarom den Raad voor over te
gaan tot dadelijke behandeling.
Hiertoe wordt met algemeene stemmen besloten.
Dit voorstel luidt als volgt:
In Uwe vergadering van 12 Maart 1.1. kwam in
behandeling een voorstel van Burgemeester en Wet
houders op een adres van 25 Maart 1911 van IJ. W.
Tijsma, pachter van de boerenplaats der gemeente aan
het Kalverdijkje, betreffende het aanbrengen aan de
zathe van eenige met name genoemde verbeteringen,
later nog met enkele andere vermeerderd. De be
handeling werd na eenig debat geschorst omdat even
te voren een nader adres van den belanghebbende
was ingekomen, waarbij hij zich bereid verklaarde de
helft van de verbeteringskosten aan liet huis (totaal
door hem op 3000.a f 3500.-- geraamd) tot
een maximum van f 1500.voor zijne rekening te
nemen, mits hij de plaats weder voor vijf jaren buiten
de loopende huur, alzoo tot 1919, zou kunnen
inhuren. Een door de heeren G. W. Koopmans en
J. Boosman onderteekend, in den loop der discussies
ingediend, voorstel had eene soortgelijke strekking,
zoodat de Voorzitter mededeelde dat Burgemeester
en Wethouders bereid waren met den heer Tijsma
te onderhandelen op den voet van een nieuwe taxatie
in 1914. Hiertegenover stelde de heer G. W. Koop
mans het denkbeeld de huur reeds dadelijk te ont
binden en opnieuw voor 7 jaar te verhuren, omdat
het bezwaarlijk zou zijn reeds thans een taxatie te
maken van wat de plaats in 1914 zou kunnen op
brengen.
De deskundige der gemeente acht, dat voor de
jaren 19141919 naar de toestanden van dit oogen-
blik een huur van f 3800.zou mogen worden
bedongenthans bedraagt zij f 3626.50.
Op den grondslag van deze taxatie is dus met
Tijsma opnieuw van gedachten gewisseld en over
eenstemming verkregen hierover, dat de huur op
nagenoeg dezelfde voorwaarden als thans, doch tegen
denhuurprijs van ƒ3800.wordt aangegaan, gerekend
van 5 Maart/12 Mei 1912 af tot gelijke data in 1919,
terwijl in de kosten van de door hem aan te brengen
verbeteringen, waaronder tevens begrepen zijn die
van het van gemeentewege te houden toezicht, de
gemeente de helft, ten hoogste 2000.zal dragen.
Wij stellen U in overleg met de Commissie voor
de Openbare Werken alzoo voor te besluiten:
I. de krachtens het raadsbesluit van 13 October
1908 no. 340R/151 met IJ. W. Tijsma den 14 December
1908 aangegane overeenkomst, waarbij de zathe en
landen der gemeente aan het Kalverdijkje no. 76 is
verhuurd, te ontbinden en haar, gerekend van 5