94 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 Juni 1912.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
ivijziging van de den 16 April l.l. vastgestelde verorde
ning op het beheer van het gemeentelijk electriciteitbedrijf,
zulks naar aanleiding van de daaromtrent door Gede
puteerde Staten gemaakte opmerkingen. (Bijlage no. 14).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer J. Koopmans vraagt het woord niet om
algemeene beschouwingen te houden, maar om eene
enkele opmerking te maken ten opzichte van onder
deel III. Spreker vraagt of hij dat nu zal kunnen
doen.
De Voorzitter gelooft niet dat er een lid van den
Baad is, die algemeene beschouwingen zal willen
houden. Spreker geeft den heer Koopmans het woord.
De heer J. Koopmans wijst er op dat er, blijkens
de toelichting van Burgemeester en Wethouders, bij
hen geen bezwaar bestaat aan den wensch van Ge
deputeerde Staten, om tegenover den ontvangpost
genoemd in artikel 18 I eene uitgaafpost in de
begrooting aan te brengen wegens teruggaaf der
daarbedoelde uitkeering met rente.
Spreker heeft dit bezwaar wel. Hij acht artikel 18,
zooals dat thans luidt, goed. Tegenover dezen post
staat reeds een post onder de lasten II letter w
„eene winstuitkeering aan de gemeente", die den
ontvangpost volkomen compenseert. Door nu de
wijziging van Gedeputeerde Staten aan te brengen,
verandert de post geheel van karakter en wordt
een eventueele verliespost eene uitkeering als geleend
geld, waarvan nog wel rente moet worden gerekend.
Op de gemeentebegrooting zal deze post dan ver
schijnen als eene bate, terwijl het geld in het bedrijf
verloren is en slechts als een verlies is aan te merken.
Eene gefingeerde bate, die herhaaldelijk voorkomend,
telkens grooter wordt en te een of anderen tijd eene
belangrijke afschrijving van de begrooting noodig
zal maken.
Bij de rekening van de gasfabriek treft men ieder
jaar een winstpost aan. Deze wordt ook niet be
schouwd als eene schuld die de gemeente aan de
gasfabriek heeft. Het komt hem voor dat men ten
opzichte van de bedrijven op twee gedachten hinkt.
Men beschouwt de gasfabriek eenerzijds als eene
persoonlijkheid, die eigen bezittingen en schulden kan
hebben. De gemeente fungeert dan als geldschieter,
terwijl men anderzijds de gemeente weder beschouwt
als de ondernemer, met wiens kapitaal de fabriek
gedreven wordt. Deze laatste beschouwing is de
juiste, doch in de bedrijfsverordening niet ten volle
uitgedrukt. Spreker heeft hierop indertijd, ofschoon
niet in openbare vergadering, reeds gewezen.
Zoo ook thans weder met het electriciteitbedrijf.
Ook in deze verordening spreekt men van schuld
aan de gemeente, waar het toch eigenlijk het kapitaal
der gemeente is, waarmede wordt gewerkt. Het te
lijden verlies wordt dan ook door haar geleden en
mag niet als eene bate op de gemeentebegrooting
worden aangebracht.
Spreker is verder van oordeel, dat, door gevolg te
geven aan den wensch van Gedeputeerde Staten, de
electrische centrale te zwaar zal worden belast en
haar actief niet in verhouding tot het passief zal
komen te staan, Hij geeft den Raad daarom in
overweging artikel 18 onveranderd te laten. Men
heeft dan geene verhooging van schuld, doch even
tueel verlies wordt als zoodanig beschouwd en ver
krijgt eene zuivere bedrijfsrekening.
De heer G. W. Koopmans vatte eerst niet de bedoe
ling van zijn naamgenoot. Hij gelooft echter niet
dat men, door den weg te volgen door dezen aan
gegeven, een goed overzicht over de financiën der
centrale krijgt en meent dat hetgeen Gedeputeerde
Staten willen, beter is. Spreker vindt het natuurlijk
dat de schade jaar op jaar in de begrooting wordt
aangebracht, opdat men wete hoeveel schuld de cen
trale bij de gemeente krijgt. Komen er voordeelige
jaren, dan kunnen deze eraf worden gerekend. Dit
is zoo eenvoudig als de rekening van Bartjes.
Spreker begrijpt dan ook niet waarom de heer
J. Koopmans er tegen is de door Gedeputeerde Staten
gowenschto wijziging aan te brengen.
De heer J. Koopmans heeft er geen bezwaar tegen
om eene afzonderlijke rekening, bijvoorbeeld pro
memorie, te houden van de winsten en verliezen van
de centrale, opdat men te allen tijde het werken
van het bedrijf kan nagaan. Maar wel heeft hij er
bezwaar tegen om de verliezen ieder jaar weer op
de gemeentebegrooting als eene creditpost te brengen,
omdat het geen bate is, doch zuiver verlies en eene
waaide die niet bestaat. Geeft men geld aan het
bedrijf tot uitbreiding of verbetering, dan staat hier
eene bepaalde waarde tegenover, doch wat eenmaal
verloren is kan men niet als eene bate aanmerken.
De Voorzitter zegt te gelooven dat de heer
Koopmans zich do zaak verkeerd voorstelt. Het eersto
jaar dat de gemeente zou moeten bijpassen, komt liet
bedrag hiervan ten laste der gemeenterekening, zonder
dat er iets tegenover staat. Het volgend jaar wordt
de gemeenterekening gecrediteerd voor dit bedrag
de r ente en een en ander ten laste dier rekening ge
bracht, vermeerderd met het bij te passen verlies van
dat jaar. Het verlies wordt dus ten laste der ge
meenterekening gebracht en dit moet ook, want ten
slotte betaalt de gemeente. De onderstelling dat het
bedrijf een eigen vermogen heeft, verandert hieraan
niets, en van die veronderstelling kan men voor de
boekhouding ook bij de door Gedeputeerde Staten
gewildo regeling uitgaan.
Spreker is van oordeel dat de zaak, of men het
een of het andere systeem volgt, er volkomen gelijk
om zal loopen. Nu kan men er over strijden of het
wenschelijk is den verliespost der centrale telken jare
op de begrooting te brengen. Het verandert echter
niets aan den geheelen opzet. Waar Gedeputeerde
Staten meenen dat zulks wenschelijk is, heeft spreker
daartegen geen bezwaar.
De heer J. Koopmans vindt het ook goed den ver
liespost voor memorie op de begrooting' te brengen,
maar niet als eene vordering op de centrale. Het
verlies als zoodanig moet ieder jaar worden aange
zuiverd. Komt er te oen of anderen tijd winst, welnu,
dan wordt deze aan de gemeente uitgekeerd, volgens
do daarvoor getroffen regeling bij de verordening.
De Voorzitter wijst er op dat, als er eenig voordeel
is verbonden aan het door Gedeputeerde Staten voor
gestelde systeem, dit juist uitkomt in het geval dat
de heer Koopmans veronderstelt. Wanneer er b.v.
10 jaar verlies is geleden dat de gemeente bijpast,
kan het nuttig zijn een algemeene post op de bo-
grooting te hebben. Dan ziet men ieder jaar hoeveel
er is verloren en zal men, als er winst wordt gemaakt,
eerst die geleden verliezen aanzuiveren alvorens do
stroomprijzen te verlagen.
De heer J. Koopmans doet nog opmerken, dat wan
neer er in de eerste jaren geen winst wordt gemaakt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 Juni 1912. 95
.en men hiermede de schuld dus niet delgen kan,
belangrijke afschrijving zal moeten volgen.
De Voorzitter: „de gemeente past elk jaar bij".
De heer J. Koopmans vermoedt niet volkomen dui
delijk te zijn geweest en herhaalt dat de bedragen,
welke door de gemeente worden bijgepast om het
verlies aan te zuiveren, ieder jaar op de gemeente
begrooting zullen worden aangebracht en als baten
op de balans zullen voorkomen. De voorzitter denkt
nu wel, dat de winsten tegen de verliezen kunnen
opwegen en daarmede evenwicht wordt verkregen,
doch dit moet nog blijken. Wanneer het eene jaar
verlies, het andere winst werd gemaakt, zou zulks
kunnen, doch spreker vreest voor eene opstapeling
der verliesposten en daarmede te een of anderer tijd
belangrijke afschrijving. Hij heeft gemeend een en
ander onder de aandacht van den Raad te moeten
brengen.
De beraadslaging' wordt gesloten.
De onderdeelen III worden met algemeene
stemmen vastgesteld.
Onderdeel III wordt met 14 tegen 6 stemmen
vastgesteld.
Vóór stemmen do hoeren Beucker Andreae, Fransen
Oosterhoff, de Jong, Zandstra, G. W. Koopmans
Hartelust, Berghuis, Beekhuis, Burger, Feitz, Komter
van der Kooi en Vonck.
Tegen de hoerenTulp, Lautenbach, J. Koopmans.
Wilhelmij, Boosman en Tijsma.
De heer Haverschmidt heeft aan deze stemming
geen deel genomen.
Onderdeel IV wordt met algemeene stemmen
vastgesteld en daarna het ontwerp in zijn geheel.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging der verordening regelende den rang, het getal,
de bezoldiging en de wijze van benoeming van de ambtenaren
en bedienden van de gemeentelijke gasfabriek en van die,
regelende den rang, het getal, de benoeming, de bezoldi
ging enz. der ambtenaren en werklieden van de gemeente
werken (gemeentebladen nos. 11 en 19 van 1911)
(Bijlage no. 13).
Onderdeel I, le gedeelte, wordt met algemeene
stemmen aangenomen.
Aan de orde is het 2e gedeelte.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Hartelust vraagt of hier niet een rekenfout
is ingeslopen. Wanneer men het salaris uitrekent per
week, krijgt men een breuk. Spreker vraagt of 836
niet moet zijn 832.
De Voorzitter kan den heer Hartelust op deze vraag
niet aanstonds antwoorden. Spreker stelt voor het
besluit te nemen en Burgemeester en Wethouders te
machtigen het bedrag zoo neodig te wijzigen in
832.-.
De heer Boosman wil er aan herinneren dat enkele
weken geleden het salaris van Glastra met 108.
is verhoogd. Diens maximum bedroeg toen ƒ728.
en zal dus nu 836.worden.
Den Voorzitter lijkt het niet twijfelachtig of het
moet f 836.zijn.
De heer Oosterhoff (wethouder) doet opmerken dat
het salaris van Glastra oorspronkelijk per week werd
uitbetaald. 728 is deelbaar door 52 De Raad heeft
het voor eenige weken met 108.verhoogd en het
moet dus nu f 836.worden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het 2e gedeelte van I, daarna de onderdeelen II
en III en ten slotte het ontwerp in zijn geheel worden
met algemeene stemmen aangenomen.
12. Voorstel der Commissie voor het ontwerpen van
strafverordeningen tot aanvulling der verordening van
politie op het leggen van schepen en op de scheepvaart
in de gemeente Leeuwarden (gemeenteblad no. 20 van
1911) (Bijlage no. 11).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Boosman wenscht naar aanleiding van
artikel 1 een vraag te doen. Er staat
„Het is verboden in de binnengrachten vaartuigen
„door middel van een krachtwerktuig voort te be-
wegen".
Waar het een voorstel is der Commissie voor de
strafverordeningen, aarzelt spreker wel eenigszins de
vraag te stellen, maar toch meent hij haar te moeten
doen, omdat hij de redactie eenigszins onvolledig en
daardoor minder duidelijk vindt.
De Directeur der Gemeentewerken zegt in zijn
schrijven: „Op grond van deze overwegingen, geef
„ik u beleefd in overweging in de binnengrachten
„dezer gemeente te verbieden het in beweging hebben
„en brengen van schroeven en dergelijke voortbe-
„wegingswerktuigen van vaartuigen".
Spreker vraagt nu, of door het woord „kracht
werktuig" voldoende de bedoeling is weergegeven.
De heer Burger doet opmerken dat krachtwerktuig
de hollandsche vertaling is van het woord motor in
den ruimsten zin. Er mag in de binnengrachten dan
ook wel met de schroef worden gewerkt, wanneer
men die met de hand in beweging kan brengen. Het
verbod slaat op het werken met motor, stoommotoren
natuurlijk inbegrepen.
De heer Boosman vraagt of een boom ook een
krachtwerktuig is.
De heer Burger„een boom is geen krachtwerktuig."
Do heer Boosman zegt, dat er wordt gesproken van
„voortbewegen". Het gebeurt echter ook, zooals de
Directeur der Gemeentewerken zegt, dat de snel rond
draaiende schroeven bij motoren, dikwijls ook nog
bij „stilliggende" bootjes in snelle beweging worden
gehouden.
De Voorzitter antwoordt dat de schepen de schroef
niet schijnen te laten draaien als ze naar de ligplaats
moeten boomen, want dezelfde bepaling wordt
sedert geruimen tijd opgenomen in de vergunningen
voor ligplaats en daarbij is nooit over het door den
heer Boosman bedoelde geklaagd.
De beraadslaging wordt gesloten.